Weerzien met Atjeh (Slot) Oud Aijeh-officier vindi oude Sobats weer ierug Vrijdag 24 juli 1970. Op mijn kamer bezoek gehad van Maj. b.d. Abdullah Machmoed ex verpleger Mil. Geneeskundige dienst in Meula- boh, welke gewerkt heeft onder Kapt. E. Bos, officier van gezondheid, en die ook een foto meegaf voor hem. Abdul lah heeft het zelf gebracht tot majoor bij de Geneeskundige dienst. Hij was zelf ook voetballer en wist nog de uit slag van de voetbalwedstrijd Tapa Tuan - Meulaboh 2-1 (1930), waarbij ik bij Tapa Tuan meespeelde. Bij Tapa Tuan speelden verder mee Biekart, v.d. Kolk, crani lljas, in Meulaboh kapt. Detiger (De Tijger) Maj. Abdullah is secretaris van het Veteranen legioen in Atjeh (Secretaris Daerah Penabri afkorting van Pensioe- nan Angkatan bersendjata Rep. Ind.) en vraagt richtlijnen aan het V.L.N. in Ne derland. Zijn adres is Majoor b.d. Ab dullah Machmoed Lorongkulu Soeka- ramè 87c. Kutaradja. Kende ook nog luit. Schoemaker (Tja- lang) en controleur Fokkemeyer en Mr. M. Gerritsen, later assistent resident in Sigli. Verder kreeg ik bezoek van Hamrin, Maha Siswa, tevens agent van de P. M. A. B. S., hij zorgde ervoor, dat ik een tape kreeg met verschillende Atjehse liederen zoals sedati, boen- gong djeumpa, ta dja oe glé, di babah pinto, pho, enz. Om 5 uur 's middags naar het huis van Panglima Hamzah, die weer aan het tennissen was. Op de tape opgenomen een kort woord van de generaal aan de officieren die in Atjeh hebben gediend. Hij vond het jammer dat ik de volgende dag (zater dag 25-7) reeds terug ging naar Dja karta, want hij had zondag met mij naar Samalanga gewild, naar de Van Heutz bank bij Bateë llé. Hij sprak met mij af de volgende morgen om 11 uur op zijn kantoor om nog wat foto's te maken. Zaterdag 25 juli 1970. Om 8 uur vertrokken per huurjeep rich ting Oeleë Lheuë, waar nog 'n graf zou staan van een Nederlands officier bij kpg Lam Teungoh. Het graf was er in derdaad op een heuveltje; bij hoog water loopt het land erom heen onder water. Op de gedenksteen staat: Ter herinnering aan J. W. C. V. Hoynck van Papendrecht Kapt. der Inf. Ge sneuveld 3 mei 1876. Toen ik terug kwam bij het Atjeh Hotel was de auto van generaal Hamzah reeds geweest om mij af te halen, na 'n telefoontje verscheen de auto weer, en bracht mij op het kantoor. Hier wer den verschillende foto's gemaakt, die de Panglima mij zou opzenden. Verder waren op kantoor aanwezig It. kol. Teukoe Ismail zoon Teukoe Boe- geh, die de luitenants Michielsen, Christan en de Kelder nog kende. Ver der was aanwezig Kol. Usman Nja Gadè van Oeleë-Lheue. Om 15.00 uur op het vliegveld Polonia in Medan aangekomen, na 1 uur en 10 minuten vliegen en in Medan overnacht. Zondag 26 juli 1970. Medan - Djakarta vertrek 13.00 uur, aankomst Kemajoran 15.00 uur met een DC 9 van de Garuda. Verdere informaties omtrent Atjeh na de inval van de Japanners. Na de bezetting van Atjeh, door de Japanners, hetwelk door de meeste Atjehers met instemming werd begroet, omdat dit immers hun bevrijding inluid de van het Nederlandse gezag, bleek, dat dit hun spoedig zou tegenvallen. De Atjehers in het Atjeh Hotel zeiden tegen mij: "De 31/2 jaar durende bezet ting door de Japanners is zwaarder ge weest, dan de 350 jaar durende bezet ting van Indonesië. Volgens Teukoe Abdul Rasjid ontstond toen het Atjehse gezegde: "ta Peuteu- biët aseë, ta trimong boei", met ande re woorden we hebben de honden eruit gewerkt, maar er varkens voor terug gekregen, (varkens zijn de vernielers in de kampongs). Langs de westkust van Sumatra zijn door de Japanners versterkingen en vliegvelden aangelegd o.a. bij Troemon, beducht voor aanvallen vanuit India. Medio augustus 1945, toen bleek dat Japan gecapituleerd had, zijn er vol gens Maj. Abdullah een paar aanvallen uitgevoerd op de tangsi in Meulaboh die echter werden afgeslagen. De Ja panners hadden lichte mitrailleurs ge- Ergens nabij Singosari aan de weg Soerabaja - Malang is deze schaduwrijke, slop onder een wijde Sèngon-boom, waar ontelbare fietsers op deze weg vaak gerust hebben. Er zijn welis waar geen zachte clubfauteuils, maar wie jong en sterk is zit even onverstoord op een rail of de smalle kant van een tegel. Als de stroop maar lekker koud is en de mensen hier harte lijk en gewoon zijn. (Foto E. v. Haasen-Deur) plaatst op de daken, beschermd door zandzakken. Na het vertrek van de Japanners spreekt men over een revolutie in 1946, vermoedelijk ontstaan door een ge zagsvacuüm. Er ontstonden verschil lenden gewapende Atjehse eenheden (Laskar Rakjat), waaronder natuurlijk ook gevangenis boeven, die het voor namelijk op de oeleë balangs gemunt hadden in verband met het uitroepen van de Republiek Indonesië. Verschil lende oeleë balangs werden vermoord. De oeleë balangs van de westkust wer den naar de tangsi in Lho Nga ge bracht, en daarna naar de gouveneurs- woning in Kutaradja. Teukoe Iskandar van Manggeng werd hier vermoord. Door deze beweging werd het bestuur door middel van oeleë balangs uitge schakeld, en een administratief bestuur ingesteld door middel van Boepati's en Wedana's. In West Atjeh werd bijvoorbeeld inge steld de Kabupaten Atjeh Barat en de Kabupaten Atjeh Selatan (grens Babah Rot). Het feodale gezag werd hierdoor uitge schakeld, hoewel volgens Teukoe Rad ja Sjah verschillende mensen nog bij Dato Nja Radja (Soesoh) kwamen voor perkara's. Standplaats van Kab. Atjeh Barat is Meulaboh, van Kab. Atjeh Se latan is Tapa Tuan. Van 1953 - 1957 ontstond in Atjeh de Darul Islam beweging onder leiding van Teungku Daoed Beureuih, in navolging van deze beweging in W. Java (Karto- suwirjo) en in Zuid Celebes (Kahar Muzakar). In 1957 heeft T. Daoed Beureuih zich gemeld, en verblijft nu in Sigli. Panglima Hamzah heeft in deze onder werping een groot aandeel gehad door een gesprek met T. Daoed Beureuih, waarbij hij onder meer de aandacht vestigde dat Teungkoe Beureuih geen mesdjids bouwde voor de bevolking, maar alleen op hun zak teerde met fourageringen enz. Tenslotte ontstond in Atjeh weer onrust, door acties tegen de P.K.I. in 1965, zodat men kan stellen, dat eerst de laatste jaren orde en vrede heersen. T. Radja Oebit en zijn volgelingen hou den zich rustig, en die laat men verder ook met rust (Indonesisch systeem). Van patrouille activiteit zoals in onze tijd is geen sprake, ook geen rimboe patrouilles, men beweegt zich hoog stens lang de grote weg. Volgens Panglima Hamzah heeft Atjeh door alle onrust in de periode 1945- 1965 een grote terugslag gekregen, en eerst de laatste paar jaren is men bezig met de opbouw. Gebrek aan fondsen is een grote handicap, kampementen zien er verwaarloosd uit, verschillende bruggen zijn gammel, de locomotieven van de Atjeh Spoorweg zijn nog de zelfde als die van het jaar 1900, het 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 12