<Stangen een pracht van een bok met een ge weldig gewei, op nog geen twintig me ter rustig te laveien alsof ik niet be stond. Nou even goed uitkijken, hij stond direct met zijn achterhand naar me toe en daarop kon ik natuurlijk zeer beslist niet schieten! Dus een direct schot in de kop, maar dat was niet zo gemakkelijk. Wachten totdat hij zich genoeg zijwaarts bewoog zodat zijn kop een groot genoeg mikpunt werd. Maar vast eerst de haanpal van "veilig" omzetten; dat moet heel voorzichtig gebeuren anders geeft het een zachte klik. Oei, oei, oei, wat een stomme zet! Ik had het in mijn zenuwachtig heid toch te vlug gedaan en de zachte klik op die korte afstand was genoeg om het hert te alarmeren en hij ging er als een galopperend paard vandoor. En dan dacht ik dat ik nogal een door gewinterde jager was! Die lamme kou en mijn stijve vingers er de schuld maar van geven. En maar weer wachten. Intussen werd het inder daad wat warmer. Bijna vier uur ver streken op deze manier. Zou er nog wat komen vandaag? We hadden maar drie dagen, een dag vrijaf en dan een weekendje. We hadden geen vlees meegenomen, want een van ons drieën schiet altijd wel wat de eerste dag, zodat we tenminste in het vlees zitten. Weer een eigenaardig geluid. Even die kant op gluren. Nou is mijn kans. Nu eerst de haanpal zachtjes overhalen. Een groepje herten achter twee bomen. Net tussen de bomen door kon ik ze zien langskomen. Vast aanleggen. Daar was een grote bok, nee hij ging te gauw achter de boom. Daar was een andere en deze bleef net lang genoeg tussen de bomen voor een direct schot in de hartsectie. De troep was direct verdwenen. Zou ik opspringen en gaan kijken? Nee, dat was altijd fout. Als hij goed getroffen was maar nog leefde dan zou hij al zijn energie bij elkaar halen voor een laatste poging om er vandoor te gaan en dan kan zo'n hert nog hele afstanden gaan. Nee, maar als je een tijdje wacht, blijft hij liggen en worden zijn leden stijf en kan hij zich niet verroeren. Het is onder jagers hier wel bekend, dat als je een gewond dier lang moet vol gen, dat het vlees dan lang zo goed niet smaakt dan wanneer het direct neervalt en dat heeft niets te maken met de leeftijd van het dier. Wel, nu zal het wel tijd zijn om eens te gaan kijken. Mijn schot had het bovenbeen ver brijzeld en had het hart direct ver scheurd. Dus gauw opensnijden, laten bloeden, ingewanden eruit, een stok in de buikopening om het open te houden en de warmte eruit te laten. Hoe vlug ger het afkoelt, hoe langer het vlees goedblijft. Het was geen al te groot dier, dus proberen het op de schouder te krijgen en te dragen. Een groot zwaar hert moet over de grond gesleurd worden als je er al leen voor staat en dan wordt de huid zwaar beschadigd wat erg jammer is. Met grote moeite legde ik het karkas over een boomstronk en djongkokte ik eronder, trok het over mijn schou ders en kon zo dan langzaam opstaan. Ik kon de vier poten voor mijn borst bij elkaar houden met een hand en met de andere hand moest ik mijn ge weer dragen en zo naar kamp toe. Gelukkig heb ik de gewoonte om van kamp uit altijd te klimmen. Dat is altijd gemakkelijk op een koude mor gen. Dus met een zware last terug is het altijd naar beneden toe en iemand die veel buiten is heeft niet veel last met de juiste richting. Het heeft toch nog enige uren geduurd met veel stil staan tegen een boom geleund om op adem te komen voordat ik het beekje vond en het kon volgen tot ons kamp. En ik was wat blij dat ik me kon uit strekken en mijn knikkende knieën wat rust geven. Die dag was ik de eerste die mijn permit verschoten had en we hebben heerlijk gesmuld van de hertelever, een echte lekkernij. De rest van het vlees ging later thuis in de freezer en van het herte-leer heb ik drie paar mooie handschoenen laten maken. Ik ben wel eens verscheidene jaren met niets thuisgekomen, maar dat neemt nooit iets weg van het "uit" zijn in de natuur en er intens van te ge nieten. E. G. Van Voorthuizen Ik heb er bij wijze van spreken midden in geleefd, maar ben er nooit bang voor geweest. Zelfs niet voor de King- Cobra. Wijlen mijn man werkte bij het Boswe zen en we werden vaak overgeplaatst. In Pandangan (Tjepoe) hadden we een heel groot erf en hier heb ik eens twee slangen gezien bij hun paringsdaad. Ze schuiven hun lichamen eerst naast en dan over elkaar heen en op het laatst richten ze zich hoog op, steeds hoger, totdat de paring is geschied. Zo iets moois heb ik nog nooit gezien. Na die tijd heb ik nooit meer een slang dood gemaakt of daartoe opdracht gegeven. De giftigste slang stuurde ik weg. Be grijpt U dit wel? De bandotan, doe- moeng, weling, welang, tot de groene met rode streep achter de kop, ze gin gen gewoon hun gangetje. Goendih. Ik heb hier nooit last van slangen gehad. Toen wij, na er drie jaar gewoond te hebben, onze vervanger spraken, ver telde deze, dat hij 150 slangen onder het huis had aangetroffen. Die werden afgemaakt. "Piaraan dari njonja biro sep" (die zijn WEGGEEF-ADRESSEN iajasan Pa van der Steur Matraman 77, Djakarta, Indonesia Jajasan G.I.K.I. Foundation djl. Pemuda 64, Surabaja, Indonesia Emmaüs-Communité Eikstraat 14, Haarzuilens, tel. 03407 - 15 40. door de vrouw van de bureau-chef on derhouden). Sumatra. Veel boomslangetjes, py thons, king-cobra's Ik heb er nooit last van gehad. Wel heb ik bezoek gehad van "de lboe" (Harimau). Ik had thuis een tamme uil, een tjeleng (wild zwijn) 2 kidangs (een antiloop soort. "Barking Deer") een pantertje, roofvogels, blat- jans (een op Sumatra levende soort boskat of grote muskusrat), rasé (civet kat), en 6 honden. Alles in vrede. Maar de slangen waren mijn favorieten. We werden weer eens overgeplaatst. De vervanger vertelde later 355 king- cobra's en andere slangensoorten waaronder 19 pythons gedood te heb ben. Dat deed mij pijn. Ik had eens een mooie slanke groene slang. Ik tikte tegen haar snoetje, trok aan de staart, maar dat mag juist niet. Dat is de ge voeligste plek. Wat zag ik? Opeens verschenen op die mooie groene huid prachtige zwarte figuren. Het slange tongetje tastte mijn vinger af. Hoe kan een mens zo iets moois doodmaken? Ik had 's nachts eens een ontmoeting met een king-cobra. Ik hoorde het tok kend geluid van een haan, die een hen roept om eten mee te pikken. Maar dat kon 's nachts natuurlijk niet. Ik ben er toen met 'n Eveready op af gegaan en zag in een van beton gemet selde goot langs het huis een 1,75 me ter lange, zwart glimmende, fantastisch mooie cobra. Ik volgde haar met de lamp. De slang schuifelde rustig weg. Ik praat met al deze dieren. Ze luister en. Hun gehoor is bijzonder scherp en hun waarnemingsvermogen. Ik vind ze lief, ze zijn lief en doen heus niemand kwaad. Het pantertje werd opgevoed door een foxterrier. De verhouding tussen hond en roofdier was steeds uitstekend. Dit is toch wel een wonder! Toen de panter groter werd heb ik 'm zijn vrij heid teruggegeven. Hij kon nu gaan en staan waar hij wilde. Hoorde ik hem zacht "miauwen", dan kwam ik 's nachts naar buiten, streelde hem even, sprak met hem en hij ging dan weer weg. Totdat hij niet meer terugkwam. Zeker een wijfje gevonden. Ziehier lezers en lezeressen van Tong Tong, een fragment uit mijn belevenissen in de oetan. Mevr. H. A. van Straten. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 19