Poeter Kajoon
12
f Cl
Direct nadat mijn zus Wies de voorplaat tan
Tong Tong 15e jaargang No. 2 van 1 augus-
us 1970 gezien had, greep ze een pen en
schreef haar ervaringen op. Bedankt Wies
voor je bijdrage.
"Poeter Kajoon" had voor ons, kleine
kinderen een magische klank. Dat be
tekende nl. "Groot Feest", met alles
drop en dran.
Vanzelfsprekend voelden onze ouders
zich op hoogtijdagen, zoals verjaar
dagen, Koninginnedag of Sinterklaas,
ook feestelijk. Je zag een stille glans
van tevredenheid in hun lieve ogen...
Dan stapten wij met z'n vijven in een
huurwagen-met-gummibanden van Bah
Lo Kah, Fuchs of Johannes. Pa en Ma
op de mooie bank, mijn zusje en ik
daar tegenover en mijn broer op de
bok, naast de koetsier. Wij waren allen
uitgedost in onze mooiste plunje, ma
trozenpakjes, zwarte schoentjes met
ponpons. Pa in djas boeka (open jas),
de blonde snor mooi omhoog gekruld
en Ma ingeregen in een corset met ve
ters en baleinen, zodat haar wespen
taille mooi uitkwam, lange robe, hoed
met voile en paradijsvogel. Heel chi
que!
Met vertedering kijk ik wel 's naar die
oude foto, waar mijn zusje en ik naast
elkaar op een stoel zaten, Ellie met
een pop in haar armen, mijn broer
fijntjes glimlachend, staand met de be
nen overelkaar en ik met krulletjes
en een pas geplukte dahlia in m'n
rechterhand.
Op de achtergrond de blinkende gale
rij en een asparagus, die via een tali-
doek, lustig tot op het dak klauterde.
Enfin, we toerden van Soerabaja-Noord
naar Soerabaja-Zuid langs het HVA-
gebouw, Pension Mentel, Kepandjen,
R.K. Kerk, de Stadstuin, Lindetevis,
Toko Pröttel (later het Soerabajasch
Handelsblad en de Nieuwe Soerabaja-
Courant, waar ik vijf jaartjes gewerkt
heb) de K.P.M., de overweg, Raad van
Justitie, de bioscopen, apotheek de
Vriendschap, Hellendoorn, Pasar Ge-
lap, Toko Krapp, Onderling Belang
(door onze katjong Patoet, Beling Be
lang genoemd) het fruitwinkeltje van
Sassoon, Komans de drogist en Heimig
de apotheek, de Aniem, Gas Mij, Toen-
djoengan, Stam en Weyns, Simpang
Sociëteit, CBZ, rechts af naar Kajoon
en dan weer terug naar huis. Vooral
met Sinterklaas waren de winkels mooi
versierd en verlicht.
Later, toen mijn vader, na ommekomst
van verlof naar Nederland, herplaatst
werd te Soerabaja, woonden wij nog
ettelijke jaartjes tegenover het Station
Semoet in een dienstwoning van de
Staatsspoor. Iets verder van ons, op
de hoek van de Stationweg woonde
de familie Nash, die een toko hadden
in de Societeitsstraat, Toko Nash. Om
dat wij samen met de meisjes Nash op
de Zustersschool waren, werden wij
wel eens afgehaald met hun wagen,
bespannen met twee gitzwarte paar
den en mochten wij ook zo nu en dan
grasduinen in de winkel van de oude
heer Nash (hij was toen 92 jaar oud)
waar de heer Sick boekhouder was.
(laat ik nou met de schoondochter van
de heer Sick hier in Beverwijk terecht
komen!)
Toen mijn vader in 1929 overleed,
mochten wij nog een maand in de
dienstwoning verblijven en hadden wij
dus de tijd naar iets geschikts uit te
kijken. Toevallig wilde mijn lerares
Engels, mevrouw Mac Intosh, van Ka
joon 7, groter wonen nl. aan de Embong
Sono Kembang, en zo besloten we
naar Kajoon 7 te verhuizen, naast het
Brantas Hotel, 't Oude Huis was niet
groot, maar 't lag daar zo gezellig aan
de kali Brantas, dicht bij de Goebeng
brug en bijna vlak naast de sluis,
's Nachts werd je in slaap gesust door
't geruis van het water; dat was zo'n
zalig geluid, dat alle zorgen van je af
vielen en je zo onder zeil ging. Wan
neer je zin had, bij laag water, langs
de kalikant te zitten, dan moest je eerst
een laddertje af en kwam je zo op de
karangstenen terecht langs het water.
Er stond naast onze serre een schaduw
rijke boom, van waar wij zondags wel
eens plachten te kijken naar de sluis,
de visjes, de schildpadden, de pe-
loongs, blekoks, koontools, leguanen
(njambiks) en ook eens naar een kleine
krokodil, die heerlijk op het droge lag
te zonnen, knipperend met z'n ogen
naar 't scheen glimlachend...
Maar z'n dolce far niente duurde jam
mer genoeg niet lang. De wallekant
tegenover ons, stond ineens vol non
tonners. "Astagar la ilah, ikoe bojo,
rék!" en al gauw kwam er een jagers
man, die de zonnende baby-krokodil
in een mum van tijd naar de eeuwige
jachtvelden stuurde (of was het naar
Nimrod om te looien?) You never can
tell.
Ja, die sluizen wisten ook wat.
Eens in de week op Zaterdag, werd er
gespuid en dan was de kali boordevol
ikan méndém (dronken vis) met als
gevolg ook boordevol visvangers. Ik
zeg speciaal "vangers" en geen vis
sers, omdat deze mensen op de gekste
manieren te werk gingen om de vis te
bemachtigen. Sommigen vingen ze in
■iinnknuiiitf*
gewone manden, anderen hadden vlin-
dernetten bij zich, weer anderen een
waskom, maar ook vaak een pentoong
(knuppel) waarmee ze de vis te lijf
gingen. Zo leuk vond ik het om dat
gewriemel in de kali gade te slaan, dat
ik wel eens de electrische tram vóór
de CBZ miste en te laat op kantoor
kwam (vroeger werd er op zaterdag
ook gewerkt).
Maar de vangers hadden een goede
dag. Als ze veel vingen werd de vis
verkocht of ze maakten er thuis in de
kampong pèpèsan van of piendang
tjemplooong of boemboe bali of zo
maar in de modder en bladeren ge
wikkeld en boven een vuurtje gepang-
gangd (geroosterd) dan met sambal
ketjap verorberd. Hmm, zalig zeg!
Tot de vis enthousiastelingen behoorde
ook onze baboe tjoetjie Sool. Die was
er ook als de kippetjes bij om een visje
te verschalken. Op een dag, dat ze er
weer tot de knieën ingedoken was,
kwam ze al jammerend boven; haar
hand bloedde hevig "Koelo di-patil
ndoro". (hoe vertaal je "patil"?) en
wees naar de grote vis die in de was
kom tegenspartelde. Ma -eerst Sools
hand vakkundig met jodium verbonden
en toen de vis gestoofd in boter (de
echte van Wood Dunn) peper, zout,
peterselie. Rook prima! Verder fijne
worteltjes van Tieleman Dros, ken-
tang ongklok en botersaus. Dé com
binatie toch en héérlijk, denk je. Maar
oh wee, na de eerste hapjes vis, keek
de een de ander aan, zo van tjlingak-
tjlingoek, u weet wel, trachtten we alle
haarfijne graatjes te verwijderen, maar
de vis zat er zo hemeltergend vol mee,
dat we al gauw de moed verloren en
alleen de kentangs, de worteltjes en
de botersaus oppeuzelden. Wat was
dat voor een vis ja lui, zo vol rie...?
Om je dood te lachen. Ketjelik wij!
Maar de kali herbergde ook schidpad-
den. Mijn broer zag op een dag een
reuze schildpad. Niettelang, hij pakte
z'n geweer en schoot vanaf het hekje
de boeloes dood. "Maar, wat nu, zei
Pichegru?", want hoe kreeg je die
moddervette, loodzware schilpad bo
ven en er was vloed...? Even a la
cow-boy een lasso gemaakt en de
boeloes met veel moeite en vereende
krachten naar boven gehesen en op
het afwasplatje vóór de keuken op z'n
rug neergelegd.
Wat een kanjer was dat! Z'n kop en
poten bewogen nog. Maar ja, wat te
doen met een boeloes? Ma belde de
Chinese provisiën en dranken toko
over de brug op, om te vragen of ze
de schilpad wilden hebben. Nou graag
natuurlijk, 't Beest hebben ze wegge
sleept en 's avonds kregen we een
hele grote pan met schildpad soep (de
echte) en een grote zak met bonbons.
Niemand had de moed van de soep
te proeven, want er dreef een centime
ter dikke laag geel vet op, we vonden
het maar een griezelige bedoening.
Maar de snoep ging grif op. Tollol wij
ja, want volgens ingewijden is schild
pad soep echt fijn eten. Weet jij het