De Bakda Dit verhaal blikt terug naar ongeveer 1900) De Bakda of de Lebaran is de dag, waarop 't vasten in de maand Rama dan of Poeasa beëindigd wordt. Bakda of Lebar betekent afgelopen, voorbij. Op die dag mag niemand meer vasten. Men dankt de Almachtige voor de goe de afloop van 't vasten gedurende een maand. Vroeg in de morgen gaat men uit gedost in zijn spiksplinternieuwe kle ren naar 't plein, waar men 't dank gebed doet. Van heinde en ver komen de mannen, de vrouwen en de kinderen met een bidmatje onder de arm. Vóór 't gebed heft men een lofzang in koor aan. En na 't gebed feliciteert men el kaar, dat men een goed einde van de vastenmaand heeft kunnen meemaken. Aan familieleden en bekenden vraagt men vergiffenis voor zijn tekortkomin gen en voor alles, wat men elkaar mis daan heeft. Nu gaat men naar het kerkhof om zijn voorouders te herdenken. Aan God vraagt men vergiffenis voor zijn zon den opdat zij een betere plaats krijgen in het hiernamaals. Als men om negen uur thuis komt, is een flink ontbijt met een kippeboutje niet te versmaden na negen en twintig dagen gevast te hebben. Het grote jaarfeest begint nu pas. Vuurwerk aansteken mag niet verge ten worden. Op de aloon-aloon, 't stads plein, zijn tientallen tenten en tentjes opgeslagen. Allerlei vermaak kan men daar vinden. Een wajangvoorstelling voor 'n paar centen, 'n bioscoop met een stomme film, goochelkunsten, acro batische toeren, onbegrijpelijke wonde ren zoals: een hoofd zonder lichaam, dat spreken en zingen kan; van dat alles kun je genieten. Snoeptenten heb je in overvloed. Eterijenventers en vooral ijskerels ma ken daar goede zaken, ledereen maakt plezier en iedereen verbrast zijn spaar gelden. In 't centrum van de stad staat het hospitaal niet gesloten. De dokter ont vangt gedienstig de verongelukten. Kinderen met kapotte vingers door 't vuurwerk, slachtoffers van aanrijdingen op de ineens drukgeworden wegen en gewonden door gevechten. In sommige afdelingshoofdplaatsen heeft men bovendien nog de "prampo- gan". Dat is een gevecht tussen een buffel en een tijger omsingeld door drie rijen "soldaten". Om half negen marcheren de pra- djoerits met lansen gewapend de aloon- aloon op. Dicht bij de "wringin koe- roeng", de omrasterde waringinboom als middelpunt van het plein, formeren ze een gesloten cirkel. Die dag is voor hen tevens een repetitiedag in de mar- cheerkunst. Op een punt van de cir kelomtrek staat een gesloten tijger- kooi. Niet alle tijgersoorten worden in aanmerking genomen. Een koningstij ger, die de gestalte van een bulldog benadert, krijgt de voorkeur. Die tijger soort is bijzonder woest maar dikwijls schijnheilig. Als zijn tegenstander wordt ook een bijzonder handige karbouw gekozen. Dit dier kenmerkt zich door de heel voordelig gevormde horens, dik aan de benedenkant met de punt een beetje naar voren gekeerd. Ge woonlijk laat zo'n buffel niet met zich sollen. Als de karbouw in 't midden van de arena is gebracht en de "abdi dalem kalang", de bosopziener, de kooideur van de tijger openschuift, neemt de voorste rij van de pradjoerits haar ver eiste houding aan. De linkervoet voor, de lans onder de rechterarm met de punt meer naar beneden gekeerd. Zij is de "waker". De tweede rij, de "slaper", houdt de punt van zijn lans schuin naar boven en de "dromer" de lans vertikaal. Deze maatregelen worden genomen om on gelukken te voorkomen. Toch is het wel meer dan eens gebeurd, dat een onhandige zijn naaste buurman wondt met de venijnige punt van zijn lans, eigenlijk bestemd voor de tijger. Ook het "regiment" van de lijfwacht van de regent, bestaande uit twintig hoog geëerde soldaten, gewapend met voorlaadgeweren uit de tijd van Bar- tholomeus Diaz, krijgt haar beurt, om haar marcheerkunst te demonstreren. "Hoop sekodoedoedoedoer gewirll" Zo luidt het strenge commando. Op het woord "gewir" doet het regiment met moeite zijn best om het geweer gezamenlijk op de schouder te leggen. Ik vertel niets van de kleding. Dit leger heeft haar post onder de panggoeng, de hoge koepel, waar de regent met zijn gasten van het schouwspel genie ten. Dat het volk ook veel belang stelt in deze prampogan, bewijzen de dicht bevolkte hoge bomen op en om de aloon-aloon. Ook sommige daken van de huizen zijn met mensen bezet. Als de kooideur open is, doet de tijger net, alsof hij geen zin heeft om naar buiten te gaan. Men bewerkt hem met een lans, opdat hij eindelijk met trage stappen naar buiten gaat. Hij overziet het hele veld. Hij weet, dat de karbouw zenuwachtig snuift met de kop naar beneden gebogen en zijn komst afwachtend. Maar om hem te negeren en geen acht te slaan op het publiek gaat hij op 't warme zand lig gen. Met luie bewegingen ligt hij zich te koesteren, tot ergernis van de re gent. De buffel nadert hem met de kop steeds naar beneden. Maar de tijger minacht hem totaal en neemt helemaal geen notitie van hem. Men beschiet hem met pijltjes vuur, opdat hij, op staat. Plotseling en vlug als de bliksem staat hij op en springt hoog in de lucht om op 't achterdeel van de rug van de buffel terecht te komen. Hij wil absoluut geen kennis met de horens van de karbouw maken. Het luid gebrul van het monster in de lucht windt de omstanders op en een luid gejuich stijgt op. Aller ogen kijken gespannen naar 't bloedige to neel. Een paar soldaten in de voorste rij staan al te bibberen met de lans in de bevende handen. Dat merkt nie mand, want iedereen is geboeid door 't ongewone schouwspel. De karbouw tolt in het rond om zich los te maken van de hatelijke greep van de tijger. Maar deze tegenstander heeft klauwen, en zij zitten goed vast in 't vlees. Hij laat zich niet makkelijk van hem afschudden. Door plotselinge en onverwachte wendingen valt hij toch van de rug, maar hij blijft niet staan wachten totdat hij met de horens op genomen wordt. Hij rent weg, om de karbouw zo ver mogelijk te verlaten. Hij zoekt een uitweg om buiten de arena te komen. Hij loopt de rijen langs, alsof hij een inspectie doet. En de voorste rij doet goed zijn best om een goed figuur te slaan. Zij bijten op de tanden en houden de adem in als het dier hen benadert. Men kan pas weer goed ademhalen als 't beest voor bij is. Maar sommigen trillen als een riet en kunnen hun lans niet meer vast houden. Vooral als de tijger plotseling zijn hard gebrul laat horen, dan rollen ze over de grond of zakken neer van angst, tot mikpunt van allerlei schert sen en insinuaties. "Thuis, bij je vrouw en kinderen, ben jij zelf een tijger, maar hier ben je een dode pierl" "Doe je best en sta op je "krachtige" benen. Die meneer komt nog eens te rug om je te testen". Vaak komt er geen antwoord van de ongelukkigen want ze kunnen geen woord uitbrengen. Maar toch hoort men soms nog een protest. "Ik hèb mijn best gedaan, maar hij blijft een tijger. Ik kan er niets aan doen". Als het beest geen zwakke plek in 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 14