KERSTVIERING Vervolg: "Gesprek met de Tjarda's" "U bent ook in de buitengewesten geweest?" "Ja, na Bali, Lombok en Sumatra ook de Riouw-Archipel, Bangka, Billi- ton en Nias. En de Mentawei-eilanden. Dat is een van de interessantste erva ringen, die ik gehad heb. Zo n bijzon der volkje. De eilanden zijn droog, er zijn geen rivieren, dus, behalve regen water, geen zoet water. Ze hebben me verteld, dat ze het vooht van een vrucht of een knol als drinkwater beschouwen. Baden is er, behalve in zee, dus niet bij. Volgens zeggen is de bevolking een dag vóór onze komst door het hoofd van de dessa, die we bezochten, de zee in gejaagd, opdat ze er fris en schoon zouden uitzien! Nou, ik vond ze er prachtig uitzien; op het schone heb ik niet gelet. De mannen zijn heel fijn gebouwd met smalle polsen en en kels, het viel me op bij de boogschut ters. Ze hebben lang haar en zijn ge tooid met bladeren en slingers. De vrouwen daarentegen zijn stevig en zelfs fors gebouwd en sieren zich niet zo op. Ze kijken ook heel ernstig "Dat komt vanwege die mannen mis schien!" zeg ik. Ze moet daar vrese lijk om lachen. "De Mentaweiers wonen in huizen op palen. Als apen, zo snel, klimmen ze langs een paal met inkepingen het huis in. Ik weet niet, wat ze de hele dag uitvoeren. Alleen weet ik, dat ze zo nu en dan hout zagen bij wijze van belastingbetaling". Ineens is daar de oorlog. De toon, waarop Christine Tjarda van Starkenborgh Stachouwer over de grote gebeurtenis praat, verandert niet. Het verraadt iets van de kalmte en de moed, waarop zij en haar man toen het lot met het gehele volk aanvaard heb ben. "Tiny, onze jongste was 17, Frances zat net met vakantie in Europa, kon niet meer terug. Tiny en ik kwamen in de Tanah Tinggi-gevangenis met veel buitenlandse vrouwen. Op een dag kwam een Engels meisje met een album bij me. Of ik er wat in wilde schrijven ter herinnering. "Ik weet niets te schrijven", zei ik; "laat me maar alleen mijn handtekening zetten". "Neen, dat kan niet; Uw dochter heeft een heel lang gedicht geschreven, dan mag de moeder toch niet achterblij ven!" Ik piekerde en piekerde en opeens viel mijn aandacht op de prachtige gou den regen, die midden op het binnen- pleintje stond, waarop onze cellen uit kwamen. De celdeuren lieten boven een ruimte open. Daar was de blauwe lucht en die prachtige gele trossen van die boom. En toen schreef ik in één ruk dit gedichtje, het enige, dat ik ooit in mijn leven gemaakt heb: In Tanah-Tinggi jail There's a shower of gold o'er our head Framed and encircled by green leaf's sheen With the blue of the sky around between. At evening the glory of sunset skies Bids us a fond goodnight, And when we sleep The moon and stars diffuse their silver light. Look up, not down And beauty you'll find Which offers you joy divine A joy which will last When gates are past And prisons left behind. Ze is even stil, dan breekt de lach op haar gezicht door en de humor twinkeling in haar grijze ogen, terwijl ze vertelt: "Ik zei U al, ik sprak de taal niet zo goed, als ik eigenlijk behoorde te doen. Er was immers altijd wel iemand in de buurt, die ik iets kon vragen, of een tolk, die voor me vertaalde. Ik had het te druk, om serieus les te nemen, zo als Frances. Maar in de gevangenis was dat natuurlijk anders. Op een dag moest ik bij de commandant komen. Hij informeerde, of ik klachten, moei lijkheden had. En ik wist niets anders te zeggen, dan: "Tida ada soesah!" Naderhand begreep ik, dat dit stun telige antwoord het enige juiste was, dat ik had kunnen geven. Welke zorgen had je nu eigenlijk, als je gevangen zat? Je had immers voor niets te zor gen? Huisvesting, eten, je kreeg het, je kon niets aan de toestand doen of verbeteren. Wat voor soesah had je dan eigenlijk?" Weet U, na de oorlog, werd mijn man ambassadeur in Parijs. Na die ontbe ringen van de kamptijd stuitten die rijke diners, de overdaad me tegen de borst, maar je doet er niets tegen. Het hoort er allemaal bij helaas!" Zorgen, verdriet, ook de Tjarda's hebben die gehad, tezamen met "hun mensen". Maar ze hebben ook vele vreugdes van ons mogen delen in het zelfde land, met dezelfde herinneringen. "Als je ouder wordt", hoor ik Tjarda, die met Tjalie zit te praten zeggen; "als je ouder wordt, besef je hoe be langrijk "samen zijn" betekent. Het is eigenlijk het enige belangrijke nog in je leven. Als de een weggaat, blijft er voor de ander niets om te praten meer over; de herinneringen aan het leven, dat je samen hebt geleefd. Daar staat ieder ander eigenlijk buiten". Tjalie Robinson Lilian Ducelle Het Feest van de Geboorte van Christus, de Heer van Liefde, is in Ne derland een feest, waarbij de familie, het gezin, zich afsluit, hetgeen bete kent, dat men "buitenstaanders" bui tensluit, zonodig afstoot. Tegen Kersttijd begint men al be zorgd te worden, dat misschien iemand van buiten de naaste familiekring te kennen zal geven, graag van de partij te willen zijn bij de viering van het Hoogheilig Feest. Zonodig zullen er te voren wel zogenaamde kerstvieringen met niet tot de familie behorende men sen gehouden worden, opdat men zich op de dag zelve met een gerust ge weten kan overgeven aan de viering van het echte feest, maar dan ook in de besloten kring van het gezin, des noods met een paar zeer naaste ver wanten er nog bij. Voor degenen, die "daarginds", in het oude Indië opgroeiden en er tot rijpere leeftijd geleefd en gewerkt heb ben, is het een schok om déze geest van Kerstfeest vieren voor het eerst en daarna jaar op jaar te ervaren. Im mers, "bij ons daarginds" was bij een feestviering iedereen welkom, ook en vooral bij een Kerstfeest. Ook geheel vreemden waren welkom en werden hartelijk ontvangen. Onze feesten wa ren ópen!! Werden er voor een "slametan niet vaak mensen van de straat, onbekende voorbijgangers, binnengeroepen om mee aan te zitten en kregen zij niet nog allerlei heerlijkheden van de over vloedige offermaaltijd mee als "ber- kat"? Was het bewust of onbewust, dat men daar begreep, dat bij een slametan (d.i. een tot heil van iemand of iets gegeven offermaaltijd) de gevraagde zegen slechts kan nederhalen, als van harte en aan iedereen gegeven wordt? Gulheid en hartelijkheid waren over het algemeen wel ingeboren eigenschap pen van one mensen "daarginds". Of was het de geest van het gezegende land zelf, van de milde natuur, die de mensen hun gulheid en hartelijkheid gaf? Gezegend "Land van Herkomst moge de geest van hartelijkheid en gulheid je nooit verlaten! Maar laten wij, die vanuit dat land over vele delen van de wereld verspreid werden, óók die geest behouden, óók al is het le ven hier te lande ondanks alle welvaart en hoge inkomsten veel en veel moei lijker dan zelfs onder armoedige om standigheden daarginds Bedenken we tenslotte, dat Tong Tong ons geleerd heeft, dat al wat goed was in ons "Land van Herkomst' en in onszelf, moeten we niet alleen behouden, maar óók als bijdrage ge ven aan allen om ons heen. Gezegend Kerstfeest. (Verkort) S.H. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 10