j?oe <S im <~E>anc) HET LAATSTE KERSTFEEST ALLEEN (Nachtwake) De tekening is 26 jaar geleden door mij in 't kamp getekend. Overgetrokken en met O.I.-inkt bewerkt. Foe Sim Bang was een corvée, waar iedere gezonde vrouw in 't kamp (naast haar gewone dagelijkse werk) zo nu en dan aan moest geloven. De diverse hantio's (blokhoofden) stelden hun lijstjes zo eerlijk en ple zierig mogelijk op, zodat b.v. niet Me vrouw A. en Mejuffrouw B., die toe vallig een hekel aan elkaar hadden, een uur samen moesten optrekken in de stilte van de nacht. Elk vol uur moesten twee vrouwen de ronde doen, waarna ze hun opvolg sters moesten wekken (de avond te voren werd eerst goed gekeken, waar hun britsen precies lagen, om evt. on prettige vergissingen in 't donker te voorkomen). Ik herinner me, dat ik 't ontwaken voor "Foe Sim Bang" 't meest ont nuchterende vond, dat er bestond. Net als je als een blok lag te genieten van je nachtrust, werd je wreed door de klamboe heen aan je tenen getrokken. "Foe Sim Bang! Kom eruit! 't Is jouw beurt!" Slaperig kroop je onder je net van daan, nam van je opgeluchte voorgang ster de band over, die je ergens op Je linkerarm vastspelde en keek, of je kampnummer niet aan je toilet ontbrak. Je dook onder je brits op zoek naar je tèplèks (als je die had en anders niet) en met je nog soezend hoofd trok je met je eveneens slaperige collega naar 't open galerijtje van 't kantoor, waar het "Foe Sim Bang"-leitje lag op een grote, ongezellige, kale tafel onder een even ongezellige lamp. Dat leitje was een presentie-leitje; een paraaf achter je naam was vol doende. We liepen door 't slechts hier en daar schaars verlichte kamp op zoek naar onraad, dat er nooit was (behalve die ene keer, dat 't half-verrotte dak van één van de overlopen naar bene den kwam. Gelukkig liep er net nie mand onder!) Nu en dan kwamen we schimmen tegen, die op weg waren naar óf "Al giers" óf "Tanger". Algiers lag aan 't ene eind, Tanger helemaal aan de an dere kant van ons kamp. Het waren de enige plaatsen, waar je water kon halen en waar je 't weer kwijt kon ook. Een enkele keer hoorde je de zware laarzen van de Jap naderen. Je riep luid: "Jotské, kirei, noré" en je boog, zoals je geleerd had. Daarna sprak je in "zuiver" Japans: "Foe Sim Bang dai djoe han itju ari masin". Dat betekent zoiets als: "Hier is de nachtwacht van blok 10. Er is helemaal niets aan de hand!" Tussen de barakken liep een smal laantje met links en rechts kenarie- bomen. Het waren prachtige bomen, heel oud en heel hoog met wortels als brede grijpvingers. Als kind had ik vaak tussen zulke wortels urenlang ge speeld, of gewoon, wat zitten dromen; misschien vond ik die bomen daarom zo mooi. Boven in de kruinen stikte 't van de kenaries. Wanneer 't waaide en dat was 's nachts bijna altijd het geval, ritselde het heel geheimzinnig, soms spookach tig boven je hoofd. Vaak sloeg de wind om in een ware storm. Je liep dan in Het derde Kerstfeest van de bezet tingstijd was het droevigst. Onze weer stand was minder geworden: de tijd sleepte voort. Veel vriendinnen, die in het kamp overleden waren, hadden we helpen begraven. De kabar angin bracht ons op 't kerkhof, en we waren dan zeker van een eigen graf, want we bleven erbij staan. Een steen mochten we ook kopen bij een Italiaanse steenhouwerij. De tien of twintig roepia's bracht de hele wijk bijeen. De week voor Kerstmis kwam onze Indo-komitjo langs om te zeggen, voor al niets te doen met Kerstavond. Onze ramen waren wel verduisterd, maar och, dames, geen bomen of kaarsen! Zo zaten we stilletjes bijeen op dé achtergalerij. Het was een uitzonderlijk heldere maneschijn. De jonge vrouw tjes in mijn huis dachten aan hun man nen; ik dacht aan mijn zoon. Waar zouden ze zijn? Leefden ze nog en keken ze net als wij naar het serene licht? Naast ons woonde een Indische fa milie; hij was thuis - oud-hopman pad vinderij. Ze wisten, dat ik Oehoe was geweest. Tegen 10 uur ging hun zijraam open en daar klonk tweestemmig het Padvinderslied, begeleid door een viool en een meisje hield een brandende kaars in de hand. Het klonk ontroerend door de dood stille tuin: lk koos als weg door 't leien 't Padvindsters spoor. Het vraagt mij om veel te geien de jaren door. lk wil steeds ernstig trachten Heel toegewijd. God. schenk mij daartoe krachten lk ben bereid. Toen sloot het raam geruisloos. De tranen stonden me in de ogen. Was ik bereid? Ook als het ergste kwam? Dank Hopman, wij hadden weer nieu we moed gekregen, om door te gaan. Bandoeng, D. Prange (buiten het kamp.) Maria Dermoüt: Verzameld werk. Verkrijgbaar bij Boekhandel Tong Tong. f 29,90 incl. porto. Een mooi St. Nicolaas- of Kerstgeschenk! je dunne kleren te bibberen. Met de oren gespitst bleven we toch in de buurt van "onze" kenaries. Als we "rikketikketik" hoorden, vlo gen we op 't geluid af. We stopten onze zakken vol met kenarie-noten, die we, ondanks het stikkedonker tóch wisten te vinden. Dank-je-wel stormwind van Banjoe- biroe! Jeanne Hageraats-Korteman 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 20