c cle japanóe óteenkouwer "Er was een man die stenen hieuw uit de rots. Zijn arbeid was zeer zwaar en hij arbeidde veel, doch zijn loon was gering, en tevreden was hij niet. Hij zuchtte, omdat zijn arbeid zwaar was. En hij riep: "Och, dat ik rijk ware om te rusten op een balé-balé met klamboe van rode zijde. En er kwam een engel uit de hemel, die zeide: U zij gelijk gij gezegd hebt". En hij was rijk. En hij rustte op een balé-balé en de klamboe was van rode zijde. En de koning des lands toog voorbij, met ruiters voor zijn wagen. En ook achter de wagen waren ruiters, en men hield de gouden pajoeng boven het hoofd van de koning. En toen de rijke man dit zag, verdroot het hem dat er geen gouden pajoeng werd gehouden boven zijn hoofd. En tevreden was hij niet. Hij zuchtte en riep: "Ik wenste koning te zijn". En er kwam een engel uit de hemel, die zeide: "U zij gelijk gij gezegd hebt". En hij was koning. En voor zijn wagen reden vele ruiters, en ook waren er ruiters achter zijn wagen, en boven zijn hoofd hield men de gouden pajoeng. En de zon scheen met hete stralen, en verbrandde het aardrijk, zodat de grasscheut dor werd. En de koning klaagde dat de zon hem schroeide in het gelaat, en macht had boven hem. En tevreden was hij niet. Hij zuchtte, en riep: 'Ik wenste de zon te zijn". En er kwam een engel uit de hemel, die zeide: "U zij gelijk gij gezegd hebt". En hij was de zon. En hij zond zijn stralen naar boven, en naar beneden, naar de rechterzijde en naar de linkerzijde en alom. En hij verschroeide de grasscheut op het aardrijk, en het gelaat der vorsten, die op de aarde waren. En een wolk stelde zich tussen de aarde en hem, en de stralen van de zon stuitten daarop terug. En hij werd toornig dat zijner macht weerstaan werd, en hij klaagde dat die wolk machtig was boven hem. En tevreden was hij niet. Hij wilde de wolk zijn, die zo machtig was. En er kwam een engel uit de hemel, die zijde: "U zij gelijk gij gezegd hebt". En hij werd een wolk, en plaatste zich tussen de zon en de aarde, en ving de stralen op, zo dat het gras groen werd. En de wolk regende in grote druppen op het aardrijk, en deed de rivieren zwellen, en bandjirs voerden de kudden weg. En hij verwoestte door veel waters het veld. En hij viel neer op een rots, die niet week. En hij klaterde in grote stromen, maar de rots week niet. En hij werd toornig, omdat de rots niet wijken wilde, en omdat de sterkte van zijn stromen ijdel was. En tevreden was hij niet. Hij riep: "Aan die rots is macht gegeven boven mij. Ik wenste die rots te zijn". En er kwam een engel uit de hemel, die zeide: "U zij gelijk gij gezegd hebt". En hij wérd rots, en bewoog niet als de zon scheen en niet als het regende. En daar kwam een man met houweel, en met een puntige beitel, en met zware hamer, die stenen hieuw uit de rots. En de rots zeide: "Wat is dit, dat die man macht heeft boven mij, en stenen houwt uit mijn schoot?" En tevreden was hij niet. Hij riep: 'Ik ben zwakker dan dezeik wenste die man te zijn". En er kwam een engel uit de hemel, die zeide: "U zij gelijk gij gezegd hebt". En hij was een steenhouwer. En hij hieuw stenen uit de rots met zware arbeid en hij ar beidde zeer zwaar voor weinig loon, en hij was tevreden". Meestal wordt deze parabel geheel toegeschreven aan Multatuli en wordt verzuimd te vermelden dat het verhaal zelf "bedacht" is door dr. Wolter Robert Baron van Hoëvell, die dominee was voor Maleise kerken en Indo groe peringen in Batavia en gezien en geliefd was bij deze kerkgangers. Reeds lang voordat Multatuli in Indië kwam, ver scheen dit verhaal van de hand van deze dominee (die schreef onder het pseudoniem "feronimus") in het april nummer 1842 van het "Tijdschrift voor Nederlandsch Indië". Baron van Hoëvell is om andere redenen in de Indische historie bekend geworden. Toen namelijk in 1848 een golf van revolutionnaire bewegingen door de wereld ging. stond Baron van Hoëvell aan het hoofd van de Indo groeperingen die het z.g. "Harmonie oproer" veroorzaakten, voor eerlijker rechten voor de daargeborenen. Dit (aldus de Ency clopaedic van Ned. Indië, 1918) "wekte in hooge mate het ongenoegen der Regeering op, zoodat hij feitelijk gedwongen werd, ontslag uit zijne betrekking te vragen, ten einde zich in Nederland te kunnen verantwoorden"Wel volgde spoedig eerherstel, maar Van Hoëvell bleef in Holland en kwam nooit meer naar Indië. Van deze man is dus het verhaal afkomstig, dat Multatuli later in de gedragen vorm goot, die wij nu kennen. Het is geheel ontsproten aan de geest van Van Hoëvell en is ook niet van Japanse of Javaanse oorsprong. Zie ook pag. 5.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 4