Olifanten in het leger op Atjeh (III) HET TRANSPORT Een olifantencolonne trekt door het oerwoud op weg van Tangsé naar Geumpang, bewaakt door een brigade marechaussée1 s. Dit vertrok elke woensdag van Lam Meulo om de twee weken. Het op laden had steeds plaats onder toezicht van een officier. Vroeg uit de veren was het parool voor hem op die ver trekdagen. Te 3 uur begon hij onder het schaarse licht van kaarslantarens de nabij de stallen opgestapelde ba- rang te vergelijken met de lijsten die iedere transportcommandant meekreeg. Het was niet gering wat er voor de posten Tangse en Geumpang moest worden opgevoerd. Zo'n maandelijks gewicht van 10.000 kg aan goederen zoals gerepareerde karabijnen en re paratie van ander wapentuig, vaten ce ment, blikken petroleum, kleding, muni tie, cantine artikelen enz. Nog staande werden drie paardede- kens op de rug van de olifant gelegd. Daarop kwam het omvangrijke draag- zadel bestaande uit 2 dikke matten van gevlochten rotan gevuld met fijn ge klopte klapperbast, die door zwaar tuig- leder met elkaar waren verbonden en door drie leren singels om de buik op zijn plaats werden gehouden. Aan weerszijden van het zadel zaten 3 ijze ren haken waaraan de djatihouten draagkratten werden gehangen elk met een inhoud van 1 m3. Nadat de olifant was opgezadeld ging hij of zij op het commando van zijn hoofdoppasser "Tidoer", liggen. Alle commando's werden in het maleis gegeven zoals: berdiri, kanan, kiri, ma- djoe, moendoer e.a. Eerst boog hij de achterpoten onder het lichaam en zakte daarna met ge strekte voorpoten op de grond. Hij lag dan juist zoals een hond voor zijn baas gaat liggen. Het was vermakelijk om te zien hoe deze logge dieren met een zekere elegance de exercitie uitvoer den. Nadat de ledige kratten waren aan gehaakt werden ze beladen en met zeilen afgedekt. De binatangs stonden niet eerder op dan na zelf eerst gevoeld te hebben of de vracht naar hun smaak niet te zwaar was. De vracht werd voor iedere olifant nauwkeurig op de bas cule afgewogen, want probeerde men er wat meer kilo's bij te voegen, dan begon de olifant met zijn rug te schom melen, zodat de gehele vracht van zijn rug viel. Baroe en Agam droegen 750 kg (soms 4 vaten cement). De overigen minder. Het gemiddelde was 400 kg. Het is ook meermalen voorge komen, dat een olifant niet met de ba- rang ging schommelen doch bleef lig gen totdat de last verlicht was. Soms bleven er goederen liggen voor het vol gende transport. Om 4 uur 's morgens zette het trans port zich in beweging. De olifanten na men de door hen zelf gekozen vaste plaats in de colonne in. Voorop 2 a 3 passen voor Baroe aan het hoofd, liep de mandoer der inheemse gestraf ten - olifantenbegeleiders Pak Minggo getooid met bamboe hoed en een stok in de hand, waarmede zeer bij uitzon dering werd geslagen. Alleen ter on dersteuning van een commando werd de olifant wel eens aan een oor ge trokken of een duwtje gegeven. De op passers liepen in de colonne ieder voor zijn eigen olifant, de hulpoppassers ter weerszijde. Tegen 8 uur werd een punt bereikt waar de weg een riviertje kruiste. Dit was een vast rustpunt voor de olifanten waaraan de brigade dekking zich had te onderwerpen. De dieren gingen hier eigener beweging het ondiepe water in om een verfrissende douche te nemen en elkaar en het ingedeelde personeel spelender wijze nat te spuiten. Na on geveer een half uur waterpret gingen zij weer in colonne op de weg staan en werd de mars voortgezet. Op 1 km van Lho Keutapang het marsbivak waar zou worden over nacht waar de weg uit een kleine kloof kwam kon men het bivak zien liggen. Op dat punt namen zij met dè voor olifanten zo kenmerkende tel gang de benen. De brigade liet ze dan maar gaan en vond ze terug, ieder voor zijn eigen stal. De volgende dag werd reeds vroeg afgemarcheerd ten einde tijdig het trekken door de zeer hete Beunga val lei te voorkomen. De weg was in dat terrein in 1918 niet veel meer dan een verbreed voetpad. Te 10 uur werd Tangse bereikt. De dagmars van 25 km zat er weer op. Aangezien de olifanten op transport met het oog op de hitte altijd in het donker van de bivakken vertrokken, droeg de voorste olifant een lantaarn met groen licht op een der kratten, de achterste een rood licht. Uit de verte gezien van een hoger gelegen plaats, leek het wel een slingerend schip. Over belangstelling hadden de oli fanten van de zijde van inspecterende chefs, van de Europese burgerij te Si- gli, gelegen aan de kust op 18 km van Lam Meulo, van officieren van K.P.M. schepen die op de rede te Sigli ten anker lagen en van bewoners van de nabij gelegen infanterie posten Padang Tidji en Merdoe, niet te klagen. Op een zondag bezocht het hoofd van de Europese school van Sigli met vrouw en aanminnige dochter van 17 lentes het bivak Lam Meulo. Ten huize van mijn kapitein L. Dersjant, toenmalig commandant van de IV-de divisie mare chaussee, gezellig bij elkaar gezeten, zei hij mij, terwijl hij me een knipoogje gaf: "Pieter laat jij Truusje de olifanten maar eens zien". Een prettige opdracht voor een boedjang! Ook de nonjas en nonas van de ma rechaussees kwamen de stallen dikwijls bezoeken met versnaperingen, meestal pisang. Maar zij wilden er zo mogelijk graag iets voor terug ontvangen. Als zij de kust vrij zagen probeerden zij van de staart van een olifant het stijve ongeveer 25 cm lange haar te bemach tigen. Die haren waren zeer in trek als amulet doch ook als sieraad. Omwon den met een smal reepje goudblad deden zij het als armbandje zeer goed. Het verlangen naar die haren was zo groot, dat de staarten van alle olifanten nagenoeg steeds kaal waren. Na de plaatsing bij de ll-de divisie marechaussee in de Gajoelanden werd ik in 1920, wederom bij de IV-de divisie ingedeeld, thans als commandant van 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 12