in Hollandse toneelstukken een of meer ingelaste verzen, waarbij dan stond: "Op de wijs van: "O, Moeder die zee-, man" of: "De melodie van: "Wij gaan nog niet naar huis?" Nou, zo zou ie het em ook lappen. Toch niet helemaal: zijn wijsjes moesten oorspronkelijk, van hem zelf zijn. Tardieu draalde ook in dat opzicht niet. Er zijn in Indië nog afstammelingen van Portugezen, en die hebben nog enige melodieën van hun voorouders behouden. Met een vaar digheid, die menige moderne componist hem zou benijden, vervormde hij, zon der muziekpapier en contrapunt, die Portugese liedjes, maakte ze weker en zoeter. En wel getuigt het van zijn grenzeloze bescheidenheid, dat hij, om maar wat te noemen, zijn toondieve- rijtjes nooit gestempeld heeft met de gebruikelijke aanwijzingen: opus 1, opus 2, enz. Kom daar eens in Holland om! Het is mij wel eens overkomen, dat ik uitriep: "Hé, wat wordt de "Göt- terdammerung" raar gespeeld". Waar op dan een beter ingelichte buurman mij terecht hielp: "Pardon, wat ze daar spelen is niet de "Götterdammerung", maar "Op het hooi" van "Van Stralen". Dan schaamde ik mij dood voor mijn gebrek aan muzikale kennis en mijn naïeve ontboezeming. Zo dwaal ik ech ter van Tardieu af. Eindelijk was hij ten minste naar zijn eigen mening, door de studie heen. Voor zijn aanstaand toneel dat hij met zijn geestesoog al even duidelijk zag, als een clairvoyante de toekomst, had hij reeds omgewerkt: "Ali Baba en de veertig rovers", "Aladin en dë wonder lamp", "Badoet Sastro of de droevige hansworst", "Faust of de nederlaag des duivels" en "Lucretia Borgia of de demonische vrouw". Een aardig répertoire om mede te beginnen. Antoine was er zeker van dat al die stukken zouden pakken. De litteraire terminologie dezer tijden was hem onbekend; anders had hij de eer ste twee stukken genoemd phantas- tisch, het derde komisch-dramatisch, het vierde iyrisch-philosophisch en het laatste tragisch-sensualistisch. Ver scheidenheid genoeg dus. Verder had hij bereids zes oorspronkelijke wijsjes gediefd, pardon...getoondicht. Met zes was het voorlopig wel te doen. Wat nood, of Faust zijn eerste minnelied zou zingen op dezelfde wijs, waarop Sastro komieke versjes zou uitgalmen? De woorden waren immers in elk geval anders! Voorts had hij een ingewikkeld stelsel van decoratief, mise en scène, costumering en grimering in het hoofd. Die uiterlijke dingen vooral moesten goed zijn; Tardieu, hoe jeugdig ook, had voldoende mensenkennis. Bevre dig in de allereerste plaats de eisen van het oog. Op de honderd mensen zijn er minstens negen en negentig bij wie het oog sneller, vaardiger critiseert dan het oor. Dat wist onze nu negen tienjarige franse Hollander zeer goed. Allo, de tijd om zijn plannen tot uit voering te brengen, brak aan. Hij ont veinsde het zich niet, dat hij daartoe kapitaal nodig had. Maar hoe daaraan te komen? In zijn voorbereidingsjaar had hij in zijn levensbehoeften voor zien door kinderen van gegoede Chine zen en Inlanders te lerén schrijven, lezen en rekenen; van dit zuurverdien de geld was niets overgebleven. Tar dieu wist echter raad. Dank zij zijn welbespraaktheid wist hij een rijke Arabier over te halen hem, natuurlijk tegen woekerrenten en een aandeel in de winst een paar duizend gulden te lenen. Arabieren worden in onze over- zese bezittingen door de helderziende Indische Regering toegelaten, juist om op die menslievende wijze de arme van onschatbare dienst te zijn. Met die Mohammedaanse hulp liet hij zich in de stad zijner inwoning een bamboezen schouwburg bouwen bamboe is in Indië het goedkoopste en lang niet het slechtste bouwmateriaal, liet hij al lerlei toneelbenodigdheden naar zijn aanwijzingen vervaardigen .schafte hij zich een stelletje violen, gitaren en fluiten aan (voor de musici vermeld ik hier, dat het fluiten in Ut met 6 klep pen waren); kortom, hij bracht alles in gereedheid. Een elftal Indo's van beiderlei kunne, paupers als hij, vermocht hij te bewe gen zijn troepje te vormen; hij spiegel de hun een heerlijk, zorgeloos bestaan en zelfs een schitterende toekomst voor. Behoort het niet ook tot de ironie des levens, dat iemand, die zelf nog aan het begin zijner loopbaan is, an deren kan overreden hem te volgen en dat alleen door de kracht van zijn per soonlijkheid? O, ze wilden graag, die armen, wier leven overliep van kommer en ontbering! Maar ze moesten voor schot hebben; goed, Tardieu gaf hun voorschot, waar zij kleren van konden kopen, of liever goed, waarvan zij dan zelf kleren maakten. Hij pompte hun de rollen in, wat niet zo gemakkelijk ging, daar zij van de toneelspeelkunst hoe genaamd niets afwisten. Wel hadden zij dikwijls javaanse topengs en Chi nese wajangs gezien, maar met zulke primitieve kunst kon en wilde Tardieu niet voor de dag komen. Nee, zijn as piraties reikten hoger. Hij zou voor het eerst in Insulinde de europese en de aziatische kunst samenkoppelen, tot een harmonisch geheel. De bloemrijk heid ener zoetvloeiende oosterse taal met de snelheid van de westerse dia loog; de pracht van oosterse kostuums met de natuurlijkheid der westerse ac tie. Westerling en Oosterling, ieder moest wat van zijn gading vinden. Uit vijf andere Indo's stelde hij een or kestje samen, dat de zang moest be geleiden en gedurende de pauze po pulaire deuntjes ten gehore had te brengen. Vier andere Indo's engageer de hij achtereenvolgens als kaartjes verkoper, inspiciënt, requisiteur en gar derobier. Een souffleur had hij niet nodig; wie geen sterk geheugen heeft, die moet maar geen toneelspeler wor den, meende hij. Zelf had hij een e- norm geheugen; hij kon bijvoorbeeld "L'Avare", "Le Cid", "Phèdre" en zelfs "Severo Torelli" zonder haperen hele maal uit het hoofd opzeggen. J'étais sans jois au moment du retour; Au monde je n'avais plus rien que ton amour; Je revenais ici, le desespoir dans l'ame, Le front courbé, d'une clémence infame, Je cachais dans ton sein ma honte de vaincu... O, als hij die passage reciteerde, hoe gloeide hij van schoonheidsontroering en hoe trilde zijn stem! Zeker, de uitspraak van het Frans was gebrekkig en geschoold was zijn voordracht geenszins, de vonk was er, onloochenbaar. Hij had artistenbloed. Een zijner voorouders moet o, dat heb ik al gezegd. Zo was het personeel voltallig. Want Tardieu zelf zou impres- sario, regisseur, secretaris, penning meester, enz. enz. zijn. Als penning meester stond hij onder controle van de arabische geldschieter, die even achterdochtig was als Haroen al Ra- schid zaliger nagedachtenis. De eerste voorstelling, die van "Ali Baba en de veertig rovers", vond plaats voor een uitverkocht huis. Het publiek bestond uit Inlanders, Chine zen, Arabieren, Klingalezen, Bengale zen en, last not least, InBo-europese paupers. Het was opgetogen: de fraaie décors, de kleurige costuums, het losse en begrijpelijke spel, het betrekkelijk keurige Maleis, neen, zo iets moois had het nog nooit gezien en gehoord. Voor al het spel van Tardieu zelf, die de titelrol vervulde, pakte de menigte. Wat acteerde hij ongedwongen! Hoe grap pig kon hij zijn! En zijn mimiek... nee maar, dat had je moeten zien! Het was, of hij met draadjes aan zijn gelaats spieren trok. Hij kon, als het hem te pas kwam, waarachtig ook... scheel zien! Aan het einde van elk bedrijf een apothéose om de toeschouwers de ge legenheid te geven duchtig te applau- diseren. Dat is beter, vond hij terecht, dan applaus midden in je spel. Tar dieu vierde triomfen, en die avond voelde hij voor het eerst van zijn leven, dat hij toch niet zo erg arm was. (Slot volgt) rondtrekkende toneelspeler, komedi ant. Tardieu was de vernieuwer van de Franse toneelkunst in 1870. 2) scheid mij desnoods van de naam van mijn voorouders, ik zal mijzelve zijn in alle opzichten 3) wat ik wens, DOE ik ook. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 8