JEUGD EN ASSIMILATIE VOLKSHUMOR "VAN HET GRAF TOT DE WIEG" Er zijn al velen vóór mij geweest, die hun jeugdherinneringen uit hun geboor teland hebben vastgelegd. Welnu, ik zal de mijne erbij voegen. Als je aan de mensen van hier ver telt, dat de huizen in Indië altijd open waren, dan kijken ze je met ogen groot van verwondering aan. Ja, zo was 't inderdaad. Je kon zó naar binnen lopen als je wou, zonder ooit een sleutel op zak te hebben. Als je ergens op visite ging, dan riep je "Sepada". Dat was de manier, om te laten weten, dat je er was. 't Leuke was, dat geen fatsoenlijk mens 't in z'n hooofd haalde, om zo maar binnen te gaan. Wij kinderen, liepen natuurlijk zomaar in en uit. Een zaligheid zo alles open! Ofschoon ik toen niet anders wist, komt 't me nu voor, dat de mensen daar meer één met de natuur waren. Op vrije dagen gingen we vaak einden wandelen in de bergen of liepen via allerlei leuke paadjes en kampongs naar 't zwembad Tjimindi (tussen Ban doeng en Tjimahi). De natuur brengt daar nu eenmaal mee, dat daar alles mag, in bomen klimmen, bloemen plukken, op gras lo pen, takken afrukken als je een stok nodig had voor een katapult. Wat een jeugd heeft een kind daar! Je keek ook niet naar blank of bruin, als maar aardig, ja! Ik ben tenminste meer dan eens tot over m'n oren ver liefd geweest op donkere jongens. De Indische bedienden waren in één woord geweldig. Toen ik klein was, nou ja, een jaar of zes, mocht ik op de rug van de chauffeur zitten, omdat ik een steile helling vol stenen niet af durfde te dalen, 't Moet voor hem ook wel moeilijk geweest zijn en dan mij nog op z'n rug! Ook heb ik nog een herinnering aan een logeerpartij in Tamara (Theeonder neming), waar plotseling een aardbe ving kwam. In kon haast niet op m'n benen blijven staan en de schilderijen zwaaiden heen en weer. De baboe nam me bij zich en stopte m'n hoofd in haar schoot. Ik voelde me uitermate veilig bij haar. Ik weet niet waar de rest van de familie gebleven was en dat kon me niet schelen ook. Onze kokkie Rum was ook een en gel. Ze behandelde me a.h.w. als een dochter. Vermaande me als 't nodig was en hield kwajongensstreken ge heim voor mijn moeder. Ze maakte lek kere dingen voor me als ik verdriet had, b.v. djagoeng met klapper en suP ker af sagopap. Istimewah! Zij en ik hebben tranen vergoten, toen de oor log uitbrak en zij naar Djokja ging, waar haar zoon woonde en wij 't kamp in moesten. Ze beloofde na de oorlog terug te keren... Toen we na de oorlog naar Holland gingen in 1946, heb ik aan boord van 't troepentransportschip, de "Sloter- dijk" heel wat tranen vergoten. Toen ik aan de reling stond en 't schip me steeds verder van m'n geboorteland verwijderde, had ik gewoon moeite om niet in 't water te springen en terug te zwemmen. In Holland viel 't allemaal niet mee. De mensen, de gewoonten en 't kli maat waren zó anders, dat ik jaren nodig heb gehad, om me hier aan te passen, 't Is me nog steeds niet hele maal gelukt, 't Contact komt veel vlug ger tot stand tussen mensen, die van daar komen, 't Is raar, maar het is een prettige gewaarwording, als mensen aan je kunnen horen of zien, dat je uit Indië komt. Waarom eigenlijk wil je je onbewust afkeren van de Hollandse samenleving? Ik weet het wel, men be grijpt je hier vaak niet, maar kunnen wij hun begrijpen? 't Klimaat brengt hun volkskarakter mee, zoals 't Indische klimaat o.a. ons karakter en instelling gevormd heeft. Het programma: "Indisch A.B.C.", dat ik met belangstelling gevolgd heb, gaf m.i. te weinig positieve punten t.a.v. de Indische mensen. "Ze hebben 't altijd over eten", zeggen ze dan. Nu- is dat wel vaak zo, maar volgens mijn kinderlijke herinnering waren en zijn er toch nog wel andere punten te ver melden. Hun gastvrijheid, hun gemakke lijke omgang met andere rassen, hun gemakkelijke aanvaarding van het le ven. Het zijn in Indië heeft een blijvende invloed gehad op mijn leven en daar zal ik altijd dankbaar voor blijven. I. Kleinhoonte v. Os-Kimmijser vert olg: "op zoek naar identiteit" witte-boord criminaliteit bloeit welig. Dit zijn de parasieten van de samen leving en dit hebben ze zichzelf op de hals gehaald door zo'n wet tot stand te brengen die de misdadiger een mo gelijkheid biedt dat aan het slachtoffer onthouden wordt. Voortaan moet men zo'n dief maar zijn werk laten doen. Voor mijn rechtsgevoel is een oplichter, een loucheling een misdadiger, de een een beetje meer de ander een beetje minder. In een troepje Soendanezen loopt Otong vóór in de groep en Rahadi achter. Rahadi wil Otong wat zeggen en roept hem aan, waarop Otong om kijkt. Rahadi nu: "Waarom kijk je om?!" (bedoelend: om te luisteren hoef je toch niet te kijken?) Otong: "Omdat mijn ogen nu een maal vóór in mijn hoofd zitten!" "Tot mijn spijt moet ik U het over lijden van mijn moeder melden. Door 'n verblijf van twintig jaren op Oost Java kon zij dit land nooit vergeten en werd daardoor vele jaren een dankbare lezeres van Uw blad. Om dat ik het voordeel geniet, dat mijn wieg ook in dat mooie land heeft gestaan, wil ik graag het abonne ment overnemen, om zoals zij nog veel te kunnen genieten van uw ver halen en foto's... Poekoel teroes! Ook voor hen die ons vóórgingen!" A. Balsem Vrij regelmatig ontvingen wij brieven in de geest van bovenstaande soerat. Omdat wij ook WETEN dat de erfenis aan geestelijke waarden door ons In disch nageslacht dankbaar zal worden ontwikkeld en verder gedragen, ont dekken wij dat ons Tong Tong-streven een merkwaardige tegenzet wordt van het algemeen bekende "van de wieg tot het graf", omdat wij met ons werk gestalte geven aan een nieuwe ge dachte: "VAN HET GRAF TOT DE WIEG"! Omdat wij er namelijk zeker van zijn dat na het heengaan van De Laatste Garde een nieuwe generatie tot leven komen zal met een herboren Blik op het Oosten, dieper geworteld en van een groter intensiteit dan de wijze waarop thans door de massa het Afscheid der Ouden wordt waargeno men, n.l. als "een klein heimweeblaadje en dan niet meer..." Men beseft niet dat er in Nederland veel meer zal afsterven dan Tong Tong, namelijk ook al die lichamen die voor lopig nog een tijdje door lopen, maar dan óók absoluut verdwijnen, b.v. De Indische Pensioenbond, en veel radica ler nog: de typische Indische sector van het Haagse leven .Maar de voort levende jaargangen van Tong Tong zullen straks duizenden inspireren tot nieuwe ontdekkingen en wat Tjalie be treft: IK WEET ZEKER DAT DE BELOF TE IN DE "MASTHEAD" VAN ONS BLAD VERWERKELIJKT ZAL WOR DEN: "...NIEUWE INTERESSEN IN NE DERLAND WEKKEN VOOR DE (HELE) TROPENGORDEL (OM DE AARDE)!" Al de achter ons'liggende jaren heb ik talloze malen geprobeerd jongeren wakker te maken voor het doen uit groeien van Tong Tong tot een blad met nieuws uit alle tropenlanden en -zeeën. De tijd is NU nog niet rijp, maar zal ZEKER spoedig rijp zijn... ONS BLAD LEVERT DE ROTAN VAN DE WIEG VOOR HET NIEUWE TRO PENLEVEN. T.R. Geen eeuwige vrede de mens geniet, maar ramp en verwoesting zijn 't einde niet. Gras geblakerd door steppenbrand, als de zomer komt is weer groen het land. (Wijsheid uit de Mongoolse steppe; uit: Bronnen van Oosterse Wijsheid). 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 7