<2>e ópijker van ^f-ava
Over een postzegel
WIJS VERMAAN
Vertellingen
bij de
Lampoe Tèmplèk
Ombere - avondjes
Hoe is het mogelijk, dat een postzegel
zoveel herinneringen kan losslaan? E-
nige dagen geleden kreeg ik van een
vriend uit het verre Malang een brief
waarop twee postzegels zaten, een van
10, de andere van 100 Rupijah. Die van
10 Rp. stelt de kaart voor van Irian
Barat, met schuin daarover heen een
of ander voorwerp, dat een trompet
moet voorstellen. Je moet wel erg veel
fantasie hebben om het eruit te kunnen
halen. Geen nood. Boven aan de post
zegel is aangegeven: Alat Musik Tiup.
Trompet.
De andere, die van 100 Rp. is niet al
leen groter en mooier van opmaak,
maar ook interessanter. Ik heb er een
poos op zitten staren en gedacht aan
heel lang geleden
Een tweemotorige Engelse Handly Page
bommenwerper (tweedekker met niet
intrekbaar landingsgestel) uit de oorlog
1914-' 18.
50 Tahun Penerbangan Pertama
Inggris Indonesia Australia.
1919
1969
Ross Smith die met zijn makkers dit
toestel vloog (race Engeland-Australie)
verscheen op een zondagmorgen van
het jaar 1919 boven Soerabaja en land
de op een stuk opgespoten terrein bij
Morokrambangan. Wij jongens waren
er natuurlijk bij! Vol ontzag keken we
naar het tanken. Wat een benzine kon
er in dat ding. Ongelooflijk! Het ene
blik vóór, het andere na werd er zomaar
in leeg gegoten!
Toen het de volgende dag weer moest
opstijgen, kenniet! De wielen zakten in
de modder weg. En wij jongens (natuur
lijk bolos van school) moesten mee
helpen trekken. Er werd veel gedèg
gebruikt om het wegzakken der wielen
in de modder te voorkomen. En om op
te kunnen stijgen. Eindelijk lukte het.
Met veel geronk en kabaal. Richting
Australia!
Good luck Ross Smith! Good luck!
Wat is dat lang geleden. 50 jaar!
Ik heb op dat toestel nog "geschoten".
Met een Brownie. Weet U wel? Geen
Browning, maar een Kodak Brownie.
Heb de foto nog heel lang bewaard.
G. H. BARTMAN
Schoot me opeens een wijs vermaan
te binnen van onze schoolvriend Si
Tikoes, toen we plannen maakten om
met de BSA-5 op jacht te gaan: "Ah,
djangan tembak, dong! Ini onze ge
vleugelde vrienden-niiiii!" Waarmee hij
wilde zeggen dat we geen kleine vo
gels mochten schieten omdat deze ont
spanning nou nét niet lag op het fijnere
culturele terrein vandaar zijn plot
selinge overgang naar ongewone
schrijftaal. (Typisch Indisch).
Vroeger dreef Java vrij in de zee
rond. Als de wind uit het Westen blies,
dan ging het eiland mee en blies de
wind uit het Oosten, dan zeilde het
weer terug. Een feestelijk groene boot,
maar zonder roer.
De reuzen, die toen op Java woon
den, vonden dit wiegen en zeilen niets
prettig. De ene maal, waren ze bang
tegen Bali of Sumatra te stoten, een
andere maal botsten ze tegen Borneo
en ze moesten er niet aan denken, wat
er gebeuren zou, als ze helemaal naar
het Zuiden dreven; misschien gleden
ze dan wel van de wereld af. Ze hielden
ook niet van varen, ze werden zeeziek
van al dat schommelen
Ze besloten daarom op een keer naar
hun Dewa te gaan en te vragen, of hij
Java vast wilde leggen. De Dewa wilde
z'n goede reuzen wel helpen en hij
vroeg aan de hemel-timmerman een
grote spijker met een mooie ronde kop
en timmerde Java stevig vast aan de
aarde. Ziezo, die zat, nog één harde
slag en de Dewa ging tevreden heen.
Die spijker was de Goenoeng Endoet
in Bantam.
De dewa was tevreden, maar de reu
zen niet. De Dewa had zó hard gesla
gen, dat Java aan de andere kant was
opgewipt. Bantam lag haast onder wa
ter en Banjoewangi zweefde in de
lucht.
Ach, die arme, domme reuzen wisten
geen raad. Naar de Dewa durfden ze
niet meer te gaan, want ze waren bang,
dat die heel boos zou worden. Wat
moesten ze toch doen? Ze zaten alle
maal met hun handen onder hun hoofd
na te denken. Ze zuchtten, zó diep
dachten ze na. Gelukkig, daar vond
één van hen, die een beetje knapper
was, een goede oplossing. Hij zei:
"Luister! West-Java is te zwaar; daar
om ligt het zo diep. We zullen grond
naar Oost-Java dragen, dan komt het
eiland weer in evenwicht."
Dat was een goede inval. Alle reu
zen zuchtten van verlichting en ieder
lachte weer blij en tevreden.
"Dadelijk aan het werk", zei de
grootste reus en ieder nam een stuk
berg, een paar bomen of een armvol
rivierstenen en droeg die weg. Wat
droegen ze veel en wat liepen ze hard
met hun zeven-mijls-voeten. Ze merk
ten niet eens, dat de spijker losgeraakt
was en dat nu Bantam omhoog ging.
Ha, dat ging goed! Eén van de reu
zen had juist een stuk van de Goe
noeng Pajoeng afgebroken, toen hij
zag dat Bantam opgewipt was. Dat
schreeuwde hij aan zijn makkers en
die schrokken zo, dat ze alles, wat ze
droegen, op hun rug en in hun handen,
neergooiden op een grote hoop. Dat is
nu de Smeroe!
De arme reuzen, ze hadden zo hard
gewerkt! Het zweet liep hun langs
borst en armen en benen. Natuurlijk
reuzen-zweetdruppels, die in stralen
naar beneden vloeiden en toen ze op
de grond vielen, ontstond er een hele
kali: de kali Poeger.
Maar nu waren ze nog niet klaar en
ze hadden zo goed hun best gedaanl
De dewa had dat ook gezien en besloot
hen nog maar eens te helpen. Hij trok
de spijker uit Bantam en sloeg hem
precies midden in Java, vlak naast Ma-
gelang. Tidar werd de spijker daar ge
noemd. En nu was alles goed en kon
den de reuzen weer rustig wonen.
Magelang is er wat trots op, dat het
op_ de spijker mag passen; daarom
heeft het in z'n wapen drie hoofdwe
gen: naar Jogja, naar Poerworedjo, en
naar Semarang en in 't midden prijkt
de dikke reuzespijker.
Speciaal voor onze lezers die kinde
ren en kleinkinderen hebben om er
mooie verhalen uit Indonesië aan te
vertellen of voor te lezen, brengen wij
in deze rubriek Indonesische legenden
en sprookjes in heel eenvoudige stijl,
ontleend aan leesboekjes voor de La
gere School van "toen jroeher".
Omstreeks 1916 en de jaren daar
vóór, werden op kaartavondjes in de
soos en ook thuis nog niet de kaart
spelen whist en bridge gespeeld, maar
altijd ombre, waarvoor 3 personen no
dig waren; ieder kreeg 9 kaarten van
een spel, waaruit de 8ten, 9ens en 10en
waren verwijderd. Ik ga hier niet verder
op in, daar meerdere lezers het ombre-
spel wel zelf beoefend zullen hebben.
Op Sf. "Besito" hadden we 1 x per
week zo'n ombre-avond met een tuin-
employé, als diens echtgenote met de
kinderen uit logeren waren, de onge
trouwde boekhouder en mijn persoon,
chemiker en ook nog vrijgezel. Ze
bleven dan eten, wat hieruit bestond,
dat de kokkie extra rijst kookte; als
toespijs was er soto, dat we door de
djongos uit de waroeng lieten halen.
We smulden er allen van, want het was
bijzonder smakelijk klaar gemaakt. Die
kaartavondjes rouleerden, zodat ieder
van ons beurtelings als gastheer optrad
en we aten dan altijd rijst met soto uit
de waroeng.
Het waren heel gezellige avondjes,
want op een suikerfabriek is 's avonds
meestal weinig te beleven.
K. J. E. K.
19