Laatste gesprek met Ben
Terug uit lndië in Tanah Din gin kan
de Indischman zich soms erg aan zijn
hond hechtenzoals deze bij uitzon
dering niet-lndische ontboezeming
ons vertelt.
Toen je bij ons kwam, Ben, als wollig
hummeltje van negen weken, had je
reeds praatjes voor twee en misschien
juist daarom heeft het vrouwtje jou
gekozen.
Wat hebben wij lang gezocht in de
grote honden-commune van Toepoel
tot we jou vonden, Ben, "Onwankel
bare trouw en moed, rusteloze aan
dacht, bliksemsnelle aanval indien no
dig, toegewijde begeleider van de
mens", vooral van de kleine mensjes,
dat was onze hond, de tweede goede
keus in ons leven Ben.
Met een scheef kopje keek je met je
grote donkerbruine, amandelvormige
ogen het baasje eens heel goed aan,
gaf een vlugge lik en snapte gelijktijdig
naar mijn neus. Alleen de neuzen raak
ten elkaar. In je verdere leven heb je
dat wel duizendmaal gedaan, leuke
schelm, je moet veel binnenpretjes
hebben gehad, olijkerd, als jouw men
senvrienden op en wegveerden voor
die sterke tanden, volkomen veilig en
nauwkeurig getimed.
Je zult je wel niet herinneren dat ik
de nauwelijks genezen nog bloederige
randjes van je afgesneden oortjes en
kele weken met olijfolie heb gemas
seerd, waar je erg dankbaar voor was.
En zo groeide je op tot de prachtige
middenslag Schnauzer, onze Ben, met
zware borstelige wenkbrouwen, baard
en ruige peper en zoutvacht met een
vrijmoedig, sterk en nimmer slaafs
karakter.
Het hof en erf bewaakte je met nooit
aflatende ijver en toewijding. Hoe snel
leerde jij niet het vrouwtje bescher
men, ieder individu was een potentële
schurk en aanrander. Tot een niet zo
gemakkelijke vriendschap de door jou
stipt in acht genomen gewapende vrede
en veiligheidsmaatregelen deden om
slaan in een jubilante uitbundigheid,
dollen en speelse kneepjes in elleboog
en knie.
Ben! Ben! één keer heb je een
vriend van ons, (ik moet toegeven nog
niet van jou) die het vrouwtje een af
scheidszoen wilde geven, zo onzinnig
hard geknepen dat de pijnlijke kreet
van het slachtoffer jouw driftige aan-
valsyell ver overstemde! En dan die
keer dat jij het vrouwtje een technische
knock-out verkocht. Wij kwamen terug
uit de stad, weet je wel, en hadden
natuurlijk een stukje worst voor jou,
toen het vrouwtje voorover bukte om
de tas los te maken sprong jij gelijk
tijdig omhoog en trof jouw harde sche
del het vrouwtje precies daar waar de
grote pugilisten hun befaamde k.o. sto
ten op de kaak van de ongelukkige
weten te plaatsen, ik kon haar nog
maar net opvangen en op een stoel
zetten.
Onvermoeibare stoeikerel, de hooi
berg in de wei en bij nat en slecht weer
de grote zolder hebben wij beurtelings
op elkaar veroverd. En wat was je blij
als je mee mocht de konijnen voeren.
Ze waren je beste maatjes, vooral die
lieve kleine dingen. Daar kon je, en ik
trouwens ook, maar niet genoeg van
van krijgen. Je keek en keek en be
snuffelde ze en het grote moederkonijn
vond het best. Jij was immers een
vriend, trouwens alle jonge schepsel
tjes wilde je beschermen, eens kon ik
jou in je grijze jas bij invallende sche
mering maar moeilijk vinden. Je stond
bij een hazeleger, waarin twee schat
tige haasjes, ze zaten doodstil, het wa
ren voor jou konijntjes, die daar in die
eenzame wei bewaakt en verdedigd
moesten worden. Voor ratten, mollen
en een enkele maal een hamster was
je echter onverbiddelijk.
Zeg Ben weet je nog toen die grote
ram met zijn harde kop alsmaar tegen
het zware gaas bonkte. Nou treiterde
jij natuurlijk weer met dat stil voor je
uitkijken op nog geen twintig cm van
die brani-kop. Tot het gaas - dat kon
niet uitblijven - het op een slechte dag
begaf en jij de wei in wipte. "Jong, Ben
is in de wei, allemachtig, vette schapen,
die na een felle sprint een beste col
laps kunnen krijgen, geen nood geluk
kig. Jij danste zielsverrukt, opgetogen
blaffend om het op elkaar gedrongen
groepje heen en zelfs de brani-schop-
per was heel erg timide. Ook dat grote
paard dat ons erf opkwam, zondigde
tegen de door jou vastgestelde regels
en moest naar zijn stal worden terug
gebracht. De hengst sloeg met zijn
machtige achterbenen meters hoog
maar jij dook hendig onder die gewel
dige mokers door en kneep van tijd
tot tijd even zeer gevoelig in zo'n witte
so!'
Niemand, tenzij vrienden, mocht het
erf betreden. En daarom geloof ik dat
L., toen jij nog niet volwassen was,
jou eens een trap met zijn klomp
moet hebben gegeven. Jij kwam an
ders nooit op de weg maar die za
terdag ontplofte tegen de schouder
van de voorbij fietsende L. een soort
levende kanonskogel. De beste fietser
gaat dan ondersteboven.
Woesteling! Woesteling! Wat heb
je het vrouwtje hartkloppingen van
angst bezorgd als je een enkele maal
op verkenning was gegaan. Met een
even bezorgde buurman zocht ze uren.
Er waren nogal wat trigger-happy hon
den-meppers in de buurt. En wat viel
een last van haar schouders als ze jou
gezond maar wel geheel onder de
modder voor de deur vond zitten. Och!
jagen deed jij niet, plagen des te meer,
hoe dolgelukkig was je niet toen je met
groot misbaar achter de hoenders aan
rende. Ze vlogen, stoven en kakelden
als een stormwind uiteen, waren na
tuurlijk van streek en van de leg. Een
heerlijk spel voor jou donderse kerel
maar het slachten van zo'n door jou
opgejaagde kip vond je beslist niet
goed, dat viel je van het baasje erg
tegen en met hangende kop ging je
naar het vrouwtje je verdriet vertellen
en kroop dan stil in je mand.
Wat verstond ik van jouw taal toen
het vrouwtje mij vertelde dat jij al on
geveer zestig woorden van de onze
kende. De verschillende wijzen van
blaffen had ik al wel geleerd, maar de
taal van oren, kopje en vooral ogen
heb ik pas leren verstaan toen jij mij
al uitstekend begreep. Toch was je
veel bij mij als ik thuis was, ik vond
het fijn als je om mij heenscharrelde,
als ik dan gehurkt in de tuin zat te
werken moest je van tijd tot tijd je
pootjes op mijn schouders laten rus
ten. Dit was het "peluk" (omhelzen) dat
niemand je geleerd had, arrogant en
uitdagend keek je dan naar niet aan
wezige belagers, gaf een lik en was
weg.
Een lieve trek van je Ben zal ons
altijd bijblijven, jij was zo gevoelig
voor onze stemmingen, als wij wel eens
verdriet hadden, legde jij je zachte
snoet op een knie en keek met je mooi-
e ogen vol genegenheid en troostend
naar ons op, waren er een enkele maal
harde woorden ouwe sheriff dan speel
de jij luidruchtig soms stil en wijs de
kleine vrederechter.
Toen wij gingen verhuizen werd alles
kleiner, een kleine tuin, dat hebben wij
drieën goed gemaakt door veel te wan
delen. Je hebt je baard mogen poetsen
aan al wat mat en kleed in huis was
maar... en dat was bij jou vanzelfspre
kend, de melkboer, groenteman en
postbode waren en zijn tot op het
laatste moment verdachte lieden geble
ven. Zij kwamen aan een door jou be
waakte deur.
Wij drieën waren zo opelkaar inge
steld, Ben, dat wij vergaten dat de
normale levens-cyclus van mens en
hond zich zo echt verdrietig verhouden
als 1 7.
Je werd doof en verziende, je kon
de trap niet goed meer af. Wel op, al
moest je tienmaal een aanloop nemen,
je begon te hoesten, antibiotica, peni-
14