Sadrach De Strijder
Door Dr. H. J. de Graaf
Na de dood van zijn beschermster, mevrouw Philips te Poerworedjo in 1876
was de evangelist Sadrach, die zich nu Soera-Pranata liet noemen, de volstrekte
leider der Javaanse Christenen in Midden-Java. Bijna allen had hij hen voor het
Evangelie gewonnen en hij was dus hun geestelijke vader. Een anderhalf jaar
verliep rustig. Sadrach brandde van een ijver, die zelfs tegenstanders respect
afdwong. Overal reisde hij rond, predikte en onderwees, terwijl zijn gemeenten
zich konden bedruipen, kerkjes bouwden, bijbels kochten en gezangboeken
overschreven. In deze idylle kwam verandering door de komst der Gerefor
meerde zendelingen.
In 1878 verscheen zendeling Bieger,
een stroef man, in Bagelen. Blijkbaar
achtte hij Sadrach's optreden niet vol
gens de hem in het vaderland inge
prente geloof, leer en kerkorde. Daar
om probeerde hij de Javaanse Christe
nen "onder den invloed des Woords
te krijgen", dus hun de ware leer te
verkondigen, die volgens hem, Sadrach
niet bracht. Men kan zich de verbazing
der eenvoudige Javanen voorstellen,
toen een wildvreemde Blanda aan hun
geliefde en hoog vereerde goeroe
kwam vertellen, hoe het dan wel moest.
Bieger eiste bovendien de "algeheele
overgave der gemeenten". Sadrach
weigerde natuurlijk, want hij had hen
allen gevormd. Bieger riep daarop de
hulp in van allerlei Europese en Ja
vaanse ambtenaren, zelfs van de pre
dikant der Indische kerk te Poerwo
redjo, met als resultaat een lijst van
negen beschuldigingen aan het adres
van Sadrach. Deze matigde zich te ho
ge titels aan, zoals Mas Ngabéhi, liet 'n
pajong boven zijn hoofd dragen, hield
er embans op na, die hem als hij uit
de mandikamer kwam, zijn sloffen na
droegen, omgaf zich met een soort lijf
wacht met verzilverde wapens, en ver
kocht toverkrissen. Hij zou beweerd
hebben, na drie dagen onzichtbaar te
zijn geweest, aan handen en voeten
Christus' lijdenstekenen te dragen, ja
hij zou zelfs Christus in eigen persoon
zijn.
Met dit soort vage verdachtmakingen
bereikte Bieger natuurlijk bij de land
rechter niets, ook niet bij de Regent,
ofschoon die zich over Sadrach erger
de, omdat deze, als hij aankwam, niet
eerbiedig neerhurkte, om een sembah
te maken.
Bij Bieger voegde zich in 1881 nog
de "vrije zendeling" Vermeer, die vroe
ger met de zendingsvereniging een
perkara had gehad, doch nu op zijn
oude dag als "freier Missionar" terug
was gekomen; doch geen van beiden
kreeg een voet aan de grond. Alle
aanhangers van Sadrach bleven hun
meester trouw en zijn kring breidde
zich zelfs tot over de bergen, in Peka-
longan uit, ja ook onder het oog van
Bieger in Poerworedjo.
Nu werd het Inlandse B.B. wantrou
wend, want het was wel eens meer
voorgekomen, dat een oproerige bewe
ging onder een godsdienstige dekman
tel was begonnen. Hoewel het moeilijk
was in Sadrach's beweging iets ge
vaarlijks te ontdekken, meende men
ten slotte iets gevonden te hebben.
Enige Sadrach-mensen hadden gewei
gerd zich te laten inenten en die wei
gering schreef men aan Sadrach toe.
Resident Ligtvoet van Poerworedjo
liet hem daarom in de boei opsluiten.
Dit was ongetwijfeld naar de zin der
wantrouwige ambtenaren, en het kwam
ook Bieger goed te pas. De Resident
besloot n.l. de vergadering, die om de
vijf weken door de vertegenwoordigers
van alle Sadrach-gemeenten te Karang
djasa gehouden werd, te bezoeken. Hij
zou hun dan vertellen, dat Sadrach
achter de tralies zat en dat Bieger
voortaan hun ""leidsman zou wezen. Te
voren had Z.H. E.G. de predikant der
Indische kerk ds. Heyting om een paar
passende bijbelteksten verzocht, die hij
in zijn toespraak tot de Christen-Java
nen wilde verwerken.
Aldus geschiedde op 15 maart 1882.
De Javaanse Christenen, die natuurlijk
al van Sadrach's arrestatie op de
hoogte waren, moesten nu naar Ka-
rangdjasa komen. Daar vonden ze niet
hun geliefde meester, maar kandjeng
toewan Residèn in hoogst eigen per
soon, mèt de hoofddjaksa van Bagelèn,
de assistent-resident, de Regent en de
djaksa van Koetoardjo, ds. Heyting en
zendeling Bieger. De Resident hield
zijn straffe rede, die er op neer kwam,
dat Sadrach was afgezet, niet meer
mocht "leren" en uit Karangdjasa was
verbannen. In zijn plaats kwam nu
zendeling Bieger, wie zij hadden te
gehoorzamen! Als iemand Sadrach's
plaats wilde innemen, zou hem hetzelf
de lot wachten! Daarop vertrok Z.H.
E.G. waardig en liet Bieger met zijn
"gemeente" alleen. Die hield toen een
preek over de tekst: Een is uw Mees
ter, namelijk Christus.
Feitelijk was dit alles idioot. De Re
sident was zijn bevoegdheid verre te
buiten gegaan, Bieger, goed Gerefor
meerd als hij was, had zich nooit op
deze wijze mogen laten aanstellen. De
enige die protesteerde was de gou
vernementsdominee, die in plaats van
Bieger liever een hulpprediker van de
Indische kerk had willen hebben in
plaats van een zendeling. Doch de Ja
vanen, m.o.m. verbijsterd zwegen, echt
Javaans, zodat Bieger nog die zelfde
dag meende te ontdekken, dat velen
der Christenen hem genegen waren!
Louter zelfbedrog! Hij kende de Java
nen niet.
De 23e maart deed Bieger officieel
zijn intrede in de Javaanse gemeente,
die naar Koetoardjo was opgetrommeld
en de volgende dag mochten de Ja
vaanse ouderlingen het vonnis over
Sadrach vernemen, dat eigenlijk geen
vonnis was doch een toepassing der
extra-ordinaire rechten. Hij mocht in
geen enkel opzicht de Javanen meer
leren en moest zich, onder het wakend
oog van de Resident en van de politie,
te Poerworedjo vestigen. Hij ging nu
zelfs op het erf van Bieger wonen.
Deze smeedde nu het ijzer, terwijl
het nog heet was. Hij trok de hele resi
dentie door en doopte de Javanen bij
honderden: van april tot augustus 1882:
1600. Ja, hij droomde zelfs van een
millioen! De schrik zat er bij de Java
nen in.
Doch in Buitenzorg werd het beleid
van resident Ligtvoet afgekeurd. Op 4
juni 1882 kreeg hij pensioen en zes
dagen later werd Sadrach's verbanning
telegrafisch opgeheven en mocht hij
naar Karangdjasa teruakeren.
De uitwerking dezer vrijlating op
Sadrach's aanhang kan men zich wel
voorstellen. De profeet had op Gou
vernement en Bieger de zege behaald.
Zijn aanhang werd nu nog veel groter.
De Javanen beschouwden hem als
"voor het Gouvernement onkwetsbaar.
Zijn bevelen werden als goddelijke ge
boden gehoorzaamd". Bieger ging nog
wel een tijd met zijn dooptochten door,
maar in augustus staakte hij ze. Hij
begon waarschijnlijk te merken, dat hij
slechts door Sadrach's genade in de
Javaanse gemeenten nog kon optreden.
Natuurlijk ontging het aan het Gou
vernement niet, dat het tegenover Sad
rach een zot figuur geslagen had en
alsnog werd geprobeerd, om die "Kris
ten Djawa" weer in het gareel te krij
gen. Daar men alleen ambtelijk dacht,
kon dit slechts geschieden, als die Ja
vaanse Christenen onder de "Gouver-
nementskerk" kwamen, b.v. een door
het Gouvernement bezoldigd hulppre
diker als hoofd kregen. Het eenvou
digste was, als zendeling Bieger tot
hulpprediker werd gebombardeerd.
Doch Bieger, die in dit opzicht aoed
gereformeerd bleek, wilde geen gou-
6