[WmÈÊÊB
TJAPUNG KINDJENG PAPATONG
Naar aanleiding van
In Tong-Tong no. 20 van 1 mei 1971
(pag. 15, kolom 3, onderaan) staat ver
meld, dat tjapoeng "Soendanees is".
Het lijkt mij nuttig, vooral omdat Tong-
Tong volgens haar redactie vaak als
studiemateriaal wordt gebruikt, u door
te geven dat tjapung een Djakartaas
woord is, en dat het Soendase equiva
lent ervan papatong luidt.
Voor het geval er lezers zijn die het
leuk vinden om weer aan enkele soor
ten papatongs herinnerd te worden
noem ik: papatong djarum, papatong
êma, papatong bapa, papatong tarasi,
papatong djawa en papatong meong.
De larve van de papatong, onder de
naam kini-kini in het (sawah)water le
vend, is voor menig desabewoner een
lekkernij.
PAPATONG DJARUM: naald-dunne
tere waterjuffers, die in verschillende
kleuren' voorkomen; zijn niet goed in
staat verre vluchten te maken en blij
ven daarom vaak bij het water "van
hun geboorte"; de larven zien er an
ders uit dan die van de gewone papa
tongs, zijn nl. langwerpig met aan het
eind van hun lijf drie bladvormige vin
nen, eigenlijk "kieuwen", gelijkend op
de "veren" van werppijltjes; of deze
larven ook kini-kini (larve van de ge
wone papatong) worden genoemd is
mij niet bekend; de Engelsen noemen
de papatong djarum een "damselfly"
en de gewone papatong "dragonfly";
een "damsel" is oorspronkelijk een
vrouw van adel, elegant en goed ge
kleed, typerend voor de fragile papa
tong djarum, die wij als kind nooit
mochten vangen.
PAPATONG TARASI: grijskleurige
glazenmaker, van kop tot staart onge
veer 3 cm lang; heeft een dun achter
lijf, maar op z'n minst toch nog twee
maal zo dik als die van de papatong
djarum; lijkt wat lichaamsbouw betreft
op de papatong djawa, maar dan on
geveer half zo groot; onder deze
"mini" tjapoengs heb je ook lichtgroe
ne exemplaren met dunne zwarte
streepjes, door ons gewoon papatong
hèdjo groen) genoemd, en vrij zel-
den (althans daar waar wij vroeger
woonden) rode exemplaren.
PAPATONG BAPA: donkergeel of
geelbruin van kleur; de overgang van
borst naar achterlijf is niét abrupt en
loopt in een punt uit; dit achterlijf doet
daarom enigszins denken aan een kor
te, dikke staart van een tjitjak; van kop
tot staart ongeveer 5 a 6 cm lang.
PAPATONG ÊMA: lijkt enigszins op
de papatong bapa, maar minder fors
gebouwd; er zijn ook rode en (blauw)-
grijze glazenmakers die op de papa
tong êma lijken wat vorm betreft; de
rode exemplaren noemden we papa
tong beureum rood) en de (blauw)-
grijze gewoon "grijze tjapoeng"; of de
laatstgenoemde misschien ook oapa-
tong tarasi wordt genoemd weet ik
niet.
PAPATONG DJAWA: van kop tot
staart 5 a 6 cm lang, (donker)groen
van kleur met duidelijke, zwarte stre
pen; dun achterlijf, althans ten opzich
te van de romp, dus duidelijk anders
gebouwd dan de papatong bapa.
PAPATONG MEONG: lijkt wat bouw
betreft veel op de papatong djawa, is
duidelijk veel groter (ongeveer 8,5 cm
van kop tot staart), heeft een gele
kleur met duidelijke, zwarte strepen;
onder deze kanjers heb je ook groene
en donkergrijze exemplaren met zwar
te strepen.
De KINI-KINI heeft grote ogen, in
trekbare kaken, aan het borstgedeelte
7 mm) zes pootjes, en een achter
lijf van ongeveer 8 mm; lijkt enigszins
op een jonge krekel met pas opkomen
de vleugels en zonder achterpoten;
zwart van kleur; kini-kini's worden
evenals larons (Soendaas siraru) voor
consumptie ge-gorèng (in olie gebak
ken), doch een andere bereidingswijze
is natuurlijk niet uitgesloten.
E. Smits
Noot van de redactie: let eens op
hoe goed Indischgasten, die in kleine
dorpjes of op het platteland zijn groot
gebracht, de natuur kennen. Wie het
voorrecht heeft als zij om te kunnen
gaan met eenvoudige desalieden, leert
verbazingwekkend veel van de natuur
I. N.a.v. Ambawara op blz. 17 van T.T.
1 juni:
a. In Solo zeiden we voor 't doorwa
den van een kali: "njarang kali".
Daarom is wijd, breed moeras niet
Ombo Rowo (Amba Rawa), maar Ra-
wa amba, dus eerst 't zelfst.nw. en dan
pas 't bijv. nw.
b. Rawa-pening(bening) helder,
schoon moeras - accoord.
II. N.a.v. "Fragment van „Nameloos
Verdriet", blz. 17 van T.T. 1 juni:
De oude wijze Semar.
Op een dag moesten zijn zoons: Pe-
trok en Gareng (beiden hofnarren) voor
hun vorst een zeer moeilijke opdracht
uitvoeren. Na een hele tijd vergeefs
over de uitvoering van die opdracht
gepiekerd te hebben, vroegen ze hun
oude wijze vader om raad.
Semar sprak toen als volgt: "Mijn
zoons, als jullie een grote moeilijkheid
moeten oplossen, handel dan aldus:
1e. Smeek de Almachtige voor vol
doende verstand en geluk, om die
moeilijkheid te overwinnen.
2e. Handel dan naar beste weten.
3e. Wacht daarna vol vertrouwen, dus
rustig, de beschikking van de Al
machtige af en
4e. stoor je niet om 't geroddel, want
de mensen roddelen toch, of jullie
dat wel of niet gedaan hebben.
Door deze wijze raad van hun oude
vader gesterkt, gingen ze op weg en
voerden de zeer moeilijke opdracht uit
tot volle tevredenheid van hun vorst.
III. Mijn laatste opmerking over Djiran
n.a.v. wat boven op blz. 10 van T.T.
1 juni staat, nl.: Ook Djiran zelf was
een Tjèbol (iets over "Biefstuk Com
pleet").
Mijn laatste opmerking over hem is:
Djiran was geen Tjèbol en voor een
Indonesiër zelfs bijzonder groot, want
hij was iets forser dan mijn vader (een
Indo van gemiddelde grootte.)
O. H. Kiliaan
van hen, terwijl wij, "algemeen ont
wikkelde" stadmensen, in ons huise
lijke leven, van TV of van de krant
alleen maar variaties leren van (theore
tische) schoolse kennis. Eén van de
ontzettende gevolgen van deze "ken
nis" is de stelselmatige verontachtza-
ming en zelfs vernieling van de na
tuur. Omdat wij niet opgegroeid zijn
met liefde en bezorgdheid om de klei
ne dieren en vogelen des velds en lief
de voor "onkruid".
In het samenstel van ecologische
kringlopen (wat de natuur is), is de mo
derne mens een outsider, DUS een
vernieler
T.R.
9