^Sareatx^
Het centrum van het bedevaartsoord, met de pendopo waarachter zich het graf van Mhah
Djoego bevindt.
Hoog boven op de goenoeng Kawi,
temidden van uitbundig bloeiende kof
fiebonnen, die het gehele bergland
schap met een zoetig bedwelmende
geur vervullen, ligt het heilige graf van
een kluizenaarster Mbah Djoego. 't Is
een overbekend bedevaart-centrum,
waar duizenden gelovigen, althans met
eerbied vervulde mensen, steeds maar
weer heentrekken, hopende op ver
vulling van hun hartewensen.
Nu nog, in 1970, heerst er vooral op
Djemoea Legi, een geweldige drukte
daar, in het anders zo stille Gendogo,
een klein bergdorp op de zuidelijke
helling van de Kawi, beroemd gewor
den door de aanwezigheid van het
graf van hun Heilige, die daar gewoond
heeft en ook begraven ligt.
Men mag met grote vrijmoedigheid
bij zijn graf komen, mits men zich te
voren heeft schoongewassen bij de
grote heldere bron aan de voet van de
rotswand midden in het bos.
Het water spuit met grote kracht uit
brede spleten van de rotswand en
vormt een klein bassin, waarin grote
stenen, een badplaatsje zo maar in dit
bosrijke landschap: pelgrims kunnen
zich hier verfrissen en laven na hun
voettocht. Want rijden is verboden;
dwars over de weg van Gendogo naar
het bedevaarts-oord ligt een zware
tolboom, geen kar of auto mag er door.
Wel zijn er tandoes beschikbaar, zelfs
paarden, om zieken of zwakken naar
de heilige plaats te dragen.
Het mooi versierde graf, omgeven
door blinkend wit lijnwaad ligt onder
een reusachtige pendopo, een open
ontvangstzaal; wel overdekt; 's avonds
helder verlicht door ettelijke gasoline-
lampen. Pelgrims kunnen hier wachten,
waken, zelfs slapen in de nabijheid
van dit heilige graf.
Men beweert, dat men in de droom,
die men daar krijgt, reeds het antwoord
krijgt van Mbah Djoego op het smeek
gebed.
Een oude djoeroe koentjie, volgens
zijn zeggen zekerlijk wel 108 jaren oud
met een dun baardje, in het zwart ge
kleed, maar met een mooi zuiver gelaat,
stralend of lichtend door voortdurend
gebedsleven, ontvangt U en vraagt U
fluisterend wat U graag zou willen ont
vangen van zijn hoog-vereerde Mbah
Djoego.
Je knielt of silo't bij het graf, strooit
bloemblaadjes en wacht rustig af, tot
dat je wens door de oude waker bid
dend is overgebracht aan Mbah Djoe
go, die daar ongezien tegenwoordig
moet zijn.
Er staan veel stopflessen gevuld met
bronwater om het graf heen: het sim
pele bronwater krijgt door het staan
bij het graf reeds grote geneeskracht
en wordt gretig gedronken door zieken
en ellendigen.
Dit geladen of gewijde water reinigt
de zieken en verjaagt de kwalen. Men
verkrijgt zo ogenblikkelijk positieve
kracht, die wij mensen, zo nodig heb
ben. Door nederigheid en ootmoed al
leen, de tegenstellingen van onze trots
en overmoedigheid, verkrijgen wij een
sterke uitstraling van genade uit den
Hoge. Men wees ons op het merkwaar
dige feit, dat vlak bij het graf 2 grote
klapperbomen staan: de ene vertakt
met 2 bladkruinen, dus zo een reus
achtige letter Y vormend van You en
de andere klapperboom vergroeid tot
een reuzegrote G van Go. Jou Go, de
naam van deze kluizenaar. Verder staat
er nog 'n prachtige kepel-boom met vil-
terig aanvoelende ronde bruine vruch
ten met heerlijk zoet en geurig vrucht
vlees, een lekkernij voor de prinsesjes
uit de kraton.
Onder deze boom staat een antiek
stenen martavaan met zwaar stenen
deksel met een knop erop als handvat.
Bij deze martavaan mag je ook een
wens doen, waarna je dan het deksel
optilt om erin te kijken.
Is de martavaan goed vol water, dan
weet je, dat je wens vervuld wordt.
Is die daarentegen leeg, dan blijft je
wens onvervuld, 't Merkwaardige is het
snelle veranderen van vol-leeg-vol.
Wordt je wens niet vervuld, schep
moed, het is er de tijd nog niet voor,
zegt de gelovige, het is Allah's Wil zo!
"Bismillahi arroch mani arrachim!" dit
betekent: omdat God het zo wil, is 't
goed, al begrijp ik het niet.
Op een mooie maannacht, djemoea
legi, togen wij naar dit bedevaartsoord
en konden de auto stallen in een grote
open parkeer-garage, vlakbij de tol
boom. Van die tolboom af, moesten wij
lopen of per tandoe verder gaan.
Mijn lieve vriendin, de Djocjase
Poetri, die daar woonde, vergezelde
ons met haar lijfwacht, 4 trouwe vazal
len, gewapend met kapmessen, en lan
taarns bij zich dragend. Twee van hen
gingen ons voor en twee sloten onze
groep. Zo togen wij bergopwaarts
langs de brede weg door dicht, be
groeid bos. De maan scheen fantas
tisch helder, je zou er bij hebben kun
nen lezen, dacht ik zo. We waren wel
onder de indruk van het ongewone,
een lichte opwinding overviel me; het
geurde heerlijk naar koffiebloesem,
vlier en andere bosbloemen een
belevenis, die ons stadsmensen niet
vaak te beurt valt. Er liepen meer
pelgrims over de weg, zwijgend ook,
met dezelfde eerbied vervuld mis
schien en om de aparte sfeer niet te
verbreken door luid gepraat of gelach.
Na een uur kwamen we aan de voet
van de tjot op welks top het heilige
graf lag. Hier moesten we rechts af
slaan en trappen op, in de grond ge
graven hoge treden, dwars door struik
gewas heen. Ik telde zo om en bij de
270 treden, maar zo bereikten we een
plateau-tje, een keurig aangelegde tuin
met leuke gesnoeide struiken en boom
pjes, zoals chinezen dat in hun sier
lijke parken altijd hebben.
Een wit geplaveid pad leidde naar
een hel verlichte pendopo een open
ontvangstzaal, wel overdekt, waar zich
vele bezoekers hadden geinstalleerd.
Ik zag groepjes met eetwaar bij zich,
kennelijk van plan er de hele nacht te
verblijven. Achteraan deze pendopo
bevond zich het heilige graf, omfloerst
14