LESJE VISKUNDE VOOR KAKAP Op een blocnote velletje, dat ik bij ons telefoongesprek van begin oktober gebruikte, aldus schrijft Dr. A. L. J. Su- nier, staan allerlei visnamen die hier of daar op aarde gebruikt worden: in ons Indië, in de West, in tropisch Amerika (zowel aan de Atlantische als aan de Pacifische kant), in Australië, in het Middellandse Zeegebied. Als ik je iets van de met deze namen bedoelde vis sen moet vertellen, mag ik wel eerst een kleine cursus "Ichthyologie voor eerst-beginnenden" voor je opzetten. Vooruit dan maar! Voor jouw doel is het wel voldoende te weten dat je twee grote groepen van vissen kunt onderscheiden: I. De kraakbeenvissen, dat zijn de haaien en roggen (Selachii) II. De echte beenvissen (Teleostei). I. Haaien heten in ons Indië tjoetjoet, ook hioe, of joe en keloejoe en roggen heten pareh, ook pé of pari. Sommige roggen worden echter ook wel met de naam tjoetjoet aangeduid, zo b.v. de zaagvissen (Pristis soorten) tjoetjoet gergadji. Verder heten b.v.: de tijger- haai (Galeocerdo rayneri) tjoetjoet matjan; een kleine haai (Scyllium mar- moratum) tjoetjoet kembang of tjoetjoet tokèh; de hamerhaaien (Zygaena mal leus en blochii) tjoetjoet martil of tjoetjoet ronggeng; de gevlekte doorn- of pijlstaartrog (Trygon kühlii) pareh kembang, pareh matjan of pareh toe- toel. II. Beenvissen (Teleostei). Bij wijze van inleiding de volgende opmerking. In alle talen ter wereld wordt vaak dezelfde naam gebruikt voor meer dan één soort vis. Omge keerd worden vaak de verschillende afmetingen (leeftijden) van een vis soort met verschillende namen aange duid. Hiervan een voorbeeld. De wat de grote economische bete kenis aangaat met de Nederlandse ha ring te vergelijken lajang (Caranx - on dergeslacht Decapterus - kurra C.V.), in het Javaans ook gatel, in het Madoe- rees kaben genoemd, draagt bij de vis sers van de noordkust van Java, naar de afmeting (leeftijd) de volgende na men: kleine visjes tot 6 cm. lengte: weloenjir; iets grotere tot 10 cm. leng te: belodjoh; groter dan 10 12 cm. lengte: lajang; de grootste tot 18 19 cm. lengte: benggol. Men onderscheidt een aantal (ten minste 16) verschillende groepen van families van beenvissen. Je meeste vra gen hebben betrekking op vissen be horend tot de groep der Makreelachti- gen (Scombriformes). Tot deze groep behoren o.a. de families der echte makrelen (Scombridae), der horsmakre len (Carangidae), der soorten van ikan lajoer (Trichiuridae), van de zwaardvis (Xiphiidae), van de speer- of zeilvissen (Histiophoridae) (ikan lajar) en van de goudmakrelen, lémadang (Coryphaeni- dae). We beginnen met de echte makrelen (Scombridae). Hiertoe behoren de kem- boeng lelaki of banjar (Scomber kana- gurta), leeft in volle zee, en de kem- boeng perampoean (Scomber neglec- tus) leeft aan de kust, de tengiri Cy- bium soorten) en de soorten der onder familie Thunninae, de tonijnen (Neo- thunnus soorten) plus de bonito's (Euthynnus soorten). Tot de bonito.s behoort onze Indische tongkol (Euthyn nus alletteratus). Je vroeg nog naar de "spanish mackerel". Hiermede worden Ameri kaanse soorten van het geslacht Cy- bium (waartoe onze tengiri behoort) be doeld, b.v. Cybium maculatum, van de kust van Virginia. Nu de voor jou wel het meest be langrijke familie der horsmakrelen (Ca rangidae). Hiervan noemde ik reeds de lajang (Caranx - Decapterus - kurra C.V.) en een aantal aan deze vis ge geven inlandse benamingen. Nauw ver want met de lajang is de délés (Decap terus macrosoma). Tot het geslacht Ca ranx behoren echter ook nog al de selar- (kleinere, lagere, langgerekte) en kwee- (grotere, hogere, zijdelings afge platte) soorten. Ik kan hiervan slechts enkele noemen: selar koening gon- tor (C. leptolepis); selar idjo selar kapal selar boelat (C. djeddaba); selar gaprèt selar tipis gépéng (C. calla); selar oeboer oeboer (C. ma- lam); selar tjomo (C. affinis); selar ben tong (C. crumenophthalmus); selar ma- lam (C. praeustus); kwee lilin (C. ca- rangus); kwee gerong (C. speciosus); kwee rombeh (C. gallus); kwee kanang (C. hippos). Ook de talang-talang Qonge exem plaren heten daon bamboe), (Chorine- mus soorten) kan men onder de hors makrelen (Carangidae) rangschikken. Evenzo het loodsmannetje (Naucrates ductor), dat haaien vergezelt. Voor wij van de makreelachtigen af stappen, nog een woord over de goud makreel, de lémadanq (Coryphaena hippurus). Dit is een geweldige zwem mer, een echte rover van de volle zee, die o.a. vliegende vissen vervolgt, tot met een sprong in de lucht toe. Ik heb deze vis de 15de augustus 1916 op de visgronden van Setaber (noordkust Madoera, benoorden Pamekasan), 6° 331/2' Z.Br. - 113° 38' O.L., zien vangen met de pantjing, bij een tendak (majang visserij). Het dier, wel 1 m. lang, is schitterend goudglanzend blauw-groen, de wangen zijn geel, de rugvin is don kerblauw, het gehele lichaam en de rugvin zijn dicht met licht- en donker blauwe vlekjes overdekt. De Ambone zen noemen hem kepala mada, de Ma- doerezen pètpèt. En nu gaan we over tot een andere groep van families, die der Mugilifor- mes of harderachtigen. Tot deze groep kan men rekenen: 1. de families der aloe-aloe of sé- noek (Sphyraena) soorten, der belanak (Mugil) soorten, der senangin of koero (Polynemus) soorten. Barracuda is de naam van enige West-Indische Sphy raena soorten. 2. de familie van de bawal (Stroma- teus) soorten. 3. de familie der labyrinthvissen: de goeramiith (Osphromenus olfax), de sépat (Osphromenus trichopterus) en de bétok (Anabas scandens); de laby rinthvissen hebben vóór de kieuwen een, boven de kieuwholte gelegen, ge plooide ruimte, die zij met lucht kunnen vullen en die als een soort long dienst doet. En hiermee heb ik je lijstje afge werkt. Ik wil hieraan nog even toevoe gen, dat in ons Indië zeer belangrijke marktvissen voorkomen, die tot nog andere groepen van families behoren dan de makreelachtigen en de harder achtigen zoals: I. de karperachtigen: a. karpers: de nilem, de tawes, lawak of bader, de matah merah, de kantjera, de hampal, de boenter, de tjetjeréh; b. meervallen: sembilang, manjoeng etc. II. de haringachtigen: lemoeroe, troe- boek, tembang, matabelo, teri, djapoeh enz. III. de snoekachtigen (Esociformes): djoeloeng-djoeloeng, tjendro, de ikan terbang of ikan tjapoeng. IV. de stekelvinnigen (Acanthoptery- gii: a. pepérek, kapas-kapas; b. baar zen: kakap, kérapoe, bangbangan of ikan merah. De baarzen zijn zeevissen, die hun naam ontlenen aan onze Hollandse baars, die, bij wijze van uitzondering, een zoetwat'ervis is. Moet je nog meer weten, dan hoor ik dat wel! P.S. Tjalie wil graag veel meer weten van vissen in de Indonesische archipel. Misschien schrijft Dr. Sunier "ex Kandjeng Besar pasar Ikan", nog wel meer uit zichzelf De Gouverneur-Generaal Jeremias van Riemsdijk noemt deze vissen, in een brief aan zijn zoon, „kaakoppen" (zie S. Kalff: Oost-Indisch Landjuweel, 1902, Blz. 219). Naast „kaakop" scheen ook de naam kaalkop" populair te zijn. Wel vaker werden Indonesische namen verbasterd zonder enige betekenis-samenhang. Bekend is het eiland Pendita ge leerde, geestelijke), dat Bandieten Ei land werd gedoopt. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 14