1883
UITBARSTING VAN DE KRAKATAUI
1001 AVONTUREN
MET DE SOETIL
DE STAD
Degene, die dit leest en zou denken,
dat ik zelf hiervan iets had beleefd,
heeft het mis. Ik was nog niet geboren,
maar vele malen heb ik mijn Vader ge
vraagd, om deze gebeurtenis nog eens
te vertellen, om het elke keer weer
even boeiend te vinden.
Maar ook mijn Vader had het niet
persoonlijk meegemaakt, anders had
ik dit verhaal nu niet kunnen vertellen.
Hoort U maar.
Mijn Vader was (dus vóór 1883) als
ingenieur B.O.W. geplaatst op Serang,
residentie Bantam en bewoonde een
huis aan Straat Soenda, vlak tegen
over de Krakatau. Dit huis was op een
soort rots gebouwd aan de zee en stak
veilig een eind boven de zeespiegel
uit. Hij is daar evenwel niet gebleven,
want hij werd overgeplaatst naar Ba
tavia. Daar werden de bewoners op
een kwade dag opgeschrikt door ge
rommel. Van waar, dat wist natuurlijk
niemand. Het begon hevig te waaien,
as te regenen en het werd vroegtijdig
donker.
De mensen voelden zich verre van
gerust, want waar zou dit op eindigen?
Evenwel het dagelijkse leven ging door
en mijn Vader moest naar zijn werk
op Tandjong Priok. De hele dag zat
mijn Moeder in angst en pas laat op
die dag kreeg zij door een boodschap
per van mijn Vader de waarschuwing,
te letten op de kali achter het huis.
Ging het water stijgen, dan moest zij
met het kind in een rijtuigje naar bo
ven, de bergen in. Hijzelf kon niet naar
huis komen. De kali bleef echter kalm
en pas 's avonds laat kwam mijn Va
der terug en vertelde, wat hij daar had
meegemaakt.
Meters hoge golven, die de schepen,
die daar voor anker lagen, als note-
dopjes op namen en diep het land in
joegen.
Ik vroeg me onder het vertellen wel
eens af, hoe het mogelijk was geweest,
dat mijn Vader en het met hem wer
kend personeel er levend af waren
gekomen en nog iets goeds hadden
kunnen doen met dat geweld. Toch
blijkt dit het geval te zijn geweest,
want na afloop van de ellende mocht
mijn Vader kiezen tussen een lintje en
een gratificatie!
Na enige dagen namen de alarme
rende verschijnselen langzamerhand af
en werd bekend gemaakt, dat het de
Krakatau was, die uitgebarsten was.
Toen spraken mijn Vader en enige
andere ingenieurs af, tezamen naar Se
rang te gaan en zelf te zien, wat die
Krakatau uitgespookt had.
Uit de verhalen van allerlei onder
vraagde lieden, kwam ten slotte het
volgende uit de doeken.
Het door mijn Vader destijds be
woonde huis, dat zo veilig hoog stond,
werd een toevluchtsoord voor velen,
maar toen de uitbarstingen heviger
werden en ook de zee hoe langer hoe
woeliger te keer ging, begrepen de
mensen daar toch, dat zij hulp moesten
zoeken en die zou dus wel moeten
bestaan uit paarden om te berijden,
grobaks of andere voertuigen door
koeien of paarden getrokken, om weg
te kunnen komen. Maar waar haalden
zij die vandaan?!
Het was duidelijk, dat die hulp van
een ander gebied moest komen en dat
iemand van hen daarheen moest. Denkt
U eens aan! Geen telefoon, geen tele
graaf, geen paard en rijtuig of auto,
om zich snel van die hulp te verze
keren.
Toen werd er besloten, dat er geloot
moest worden en het lot viel op een
Chinees. Deze begon direct te jamme
ren, en te verklaren, dat hij onmogelijk
kon, maar, nadat er met hem gepraat
was en er op was gewezen, dat, hoe
eerder hij ging, hoe eerder hijzelf ge
holpen was, ging hij op weg.
Daar het huis zo hoog lag, moest
hij een helling af, een ravijn door, en
aan de andere kant weer omhoog. Nu
was hij die andere kant al een heel
eind opgeklommen, toen hij toevallig
de kant van de zee op keek en tot zijn
ontsteltenis een huizenhoge golf aan
zag komen rollen, de kant van het ra
vijn op. De arme man rende wat hij
kon verder naar boven, tot hij het na
tuurlijk op moest geven en neerviel met
de gedachte, dat dit zijn einde was.
Dat was het evenwel niet.
Het water had hem wel bespoeld,
maar niet meegesleurd en hij werd dus
gevonden. Hij kon echter niets zeggen
en het duurde een tijd vóór de mensen
druppelsgewijs zijn geschiedenis uit
hem getrokken hadden.
Maar het huis, waar mijn Vader ge
woond had! Ja, dat was weg. Met alle
zich daarin bevindende personen door
het water meegesleurd.
Op zichzelf was deze ramp met zijn
letterlijk vérstrekkende gevolgen, b.v.
de as, zelfs hier bij ons waarneembaar,
erg genoeg en men zou er niets meer
aan toe willen voegen, als het niet was,
dat telkens bij de herinnering hieraan,
als vanzelf de gedachte zich opdrong,
hoe merkwaardig duidelijk bij dit ene
gebeuren en dan toch nog maar binnen
de kleine kring, waarvan hier sprake
is, 3 x gedemonstreerd werd, hoe men
geleid wordt en zijn lot of noodlot niet
ontgaan kan.
Mijn Vader overleefde de ramp door
zijn overplaatsing.
De Chinees bleef in leven, door juist,
naar zijn mening, slechte loting, terwijl
al diegenen, die zich zo tamelijk be
schermd waanden in het hoog gelegen
huis, de dood in de golven vonden.
Mevr. J. C. DE BOOY
...maar ik moet uitgerekend het 1002de
van U hebben! En wel het recept van
een soort petjel-saus (met kemiri en
santen) over gepofte tempé of kip.
Petjel tempé bakar noemde de kokki
het. Het wordt uitsluitend gegeten bij
sajor bajem (menir). In Catenius staat
een recept voor petjel ajam, lijkt er
veel op, alleen bevalt me de hoeveel
heid kentjoor niet. De boemboe werd
niet doorgekookt, want het was be
slist niet olie-achtig. Ook niet de boem
boe van sambel goreng telor, die
smaakt heel anders.
Wie weet het? Bij voorbaat trima
kassi banjak njonja besar!
Lilian Ducelle
In de late avond gedurende de Pink
sterdagen over de Scheveningse pro
menade en rondom wandelend, viel mij
tegen wil en dank op, hoe enorm veel
vuil er door vakantiegangers gemaakt
wordt, dat zelfs met alle extra vuilnis-
korven niet opgeruimd raakt: men
smijt er meer naast dan erin! Als we
dan denken aan de ontzaglijke milieu
vervuiling die elke grote stad onleef
baar maakt, groeit de levende stad in
onze verbeelding tot een ontzaglijk
dier, met zijn uitwerpselen de omge
ving verontreinigend
Elke beschaving heeft op den duur
zulke enorme steden voortgebracht,
die in de geschiedenis op het laatst
niet meer onthouden werden om hun
schoonheid, maar om hun onreinheid.
Zoals men weet, is het fantastische
Angkor Vath in het jaar 400 plotseling
verlaten door het volk der Khmers,
waarvan men nooit een spoor terug
gevonden heeft. Wat heeft dit volk op
de vlucht gejaagd? Besmettelijke ziek
ten als gevolg van gebrek aan afvoer
in dit laaggelegen gebied?
Telkens worden door archaeologen
restanten van stenen steden gevonden,
die vaak met wat moeite weer be
woonbaar hadden kunnen worden,
maar het volk verkiest in gebrekkige
hutjes te wonen in het open veld. Wel
ke vloek achtervolgt deze dode steden
nog eeuwen na hun einde? Nu al, op
het hoogste punt van de westerse be
schaving ontvlieden de mensen de
comfortrijke steden en kiezen nederige
stulpjes „waar een stem in het ven
ster zingt", zoals Zefanja zegt.
Hoeveel moeten wij nog leren?
T.R.
Curae leves loquuntur, ingentes stu-
pent.
Lichte zorgen spreken, ernstige (zor
gen) bewaren het stilzwijgen.-Seneca,
Phaedra 615.
17