de „patjeklik" of hongerseizoen
Haast elk agrarisch land kent zijn
jaarlijks onverbiddelijk terugkerende
periode van voedselschaarste, name
lijk wanneer dan alle voorraden van de
laatste oogsten, al mogen die nog zo
mooi zijn uitgevallen, zijn opgesou
peerd.
Wie meent, dat het rijke Indonesië
hiervan, niettegenstaande zijn bergen
goudgele padi gevrijwaard was, toen
de Nederlanders er nog zaten, heeft
het mis, want ook toen reeds was de
„patjeklik" een jaarlijks terugkerend
euvel. Wanneer spreekt de Indonesiër
nu van „patjeklik"? Wel, het valt mees
tal in de laatste helft van de westmoes
son, wanneer ook de suikerfabrieken
hun campagne hebben beëindigd en
ook de werkgelegenheid op andere
cultuurondernemingen tot het minimum
zijn beperkt. Vooral na een misoogst
is deze toestand onhoudbaar, zó zelfs,
dat men genoodzaakt werd om ,,am-
po" (eetbare aarde) te eten. Kunt u
zich de eenvoudige tani in deze om
standigheden voorstellen, terwijl hij
zich tevens nog zorgen maakt over
eventuele herhaling van de misoogst
door bandjir, „mentek" (rijstziekte) of
,,walang-sangit"-plaag (stinkluis)?
Het is in deze periode, dat de de
sa's dan overstroomd worden met
geldschieters en woekeraars en ande
re ongure elementen, die tegen rigo-
reus zware woekerrenten voorschotten
verstrekken op het nog te veld staan
de gewas, welk gebruik men aanduidt
als het „idjonstelsel".
Het was in het jaar 1920, dat ik als
tournerend employé van een Volkscre-
dietbank in mijn maandrapport het des
tijds nog bij de Europeanen onbekende
woord „patjeklik" gebruikte, dat nog in
geen enkel woordenboek voorkomt.
Sedertdien heeft dat woord ingang ge
vonden in bestuurs- en regeringskrin
gen, alhoewel die toestanden toch
reeds in het jaar 1752 bekend waren
bij de vooruitstrevende, religieuze en
sociaaldenkende Gouveneur-Generaal
Jacob Mossel, die hiertegen maatrege
len trof door het vaststellen der rijst
prijzen en het invoeren van een soort
voedseldistributie.
Aangezien mystiek en religie nauw
verweven zijn in de rijstcultuur, maar
er geen vaste richtlijnen hiervoor be
stonden, werd een eeuw later n.m.l. in
1855 door Z.V.H. de Susuhunan van
Solo in zijn kwaliteit van: Ingkang Bid-
jaksana (hij die de wijsheid heeft),
Kalifatullah (Gods Stedehouder), Pa-
natagama (Regelaar van de gods
dienst), en Sajidin (Getuige van het
geloof) en „pranatamangsa" (indeling
der seizoenen) ingevoerd, waarbij het
landbouwjaar in 12 ongelijke delen
werd verdeeld, welke aanving op 22
juni 1855 als eerste dag van de „kasa"
of eerste seizoen, die 41 dagen duurt.
Tevoren nam men slechts de vier jaar
getijden in acht, n.m. de „mareng"
(voorjaarskentering), „ketiga" (oost
moesson), waarin de rijstoogsten val
len, de „labuh" (najaarskentering),
waarin de oogst van de „polowidjo"
(2de gewassen) en de bewerking van
de velden vallen en de „rendeng"
(westmoesson), welke valt in de ,,ka-
sadasa" (tiende) en „dhestha" (elfde)
mangsa in welke twee mangsa's de
„patjeklik" valt, terwijl in de „sahda"
of 12de mangsa de oogsttijd een aan
vang neemt en het grootste leed dan
geleden is.
Deze regeling moest worden getrof
fen om een vaste lijn te trekken in de
diverse soorten van veldarbeid als
daar zijn ploegen, zaaien, eggen, wie
den, het onderhouden der irrigatiewer-
ken, zoals sloten, galangans, dijken
enz., waaraan moet worden begonnen,
zodra de „bintang weluku" (ploegge-
sternte) of Orion (in andere streken
ook wel gekend onder de namen van
„bintang Addjubar" of „bintang be-
lantik") aan de avondhemel zichtbaar
wordt.
Men vraagt zich af, hoe deze tani's
het hongerseizoen waren doorgeko
men en vooral zij, die geen idjon-voor-
schotten hebben opgenomen. Men
heeft direkt de bakens verzet en zich
geworpen op de huisindustrie door het
vervaardigen van bamboevlechtwerk,
de aanmaak van pandanmatten en het
vervaardigen van grof aardewerk. An
deren trachtten door jacht of visvangst
en weer anderen middels het branden
van kalk of houtskool aan de kost te
komen. Bos en erf worden afgestroopt
en worden pisang-, plosso en djati
bladeren in de nabijgelegen pasars ten
verkoop aangeboden. Een gelukkige
omstandigheid is ook het feit, dat de
ongecultiveerde groenten zo goedkoop
en gemakkelijk verkrijgbaar zijn zoals
kangkung, semanggi (klaverblad), pa-
kis (varens), rebung (bamboespruiten),
boros kuntji en paddestoelen. Ande
ren, die geen drempelvrees kennen
zoeken in de stad een betrekking als
huisbediende en verhuren ze zich als
koelie bij het een of ander werk in uit
voering, fabriek of bedrijf.
De „panèn" d.i. de oogst, hebben
wij boven gezien, valt in de „sahda",
die duurt van 13 mei tot 23 juni, dan
begeeft de dukun sawah of „nurunan"
zich naar de oogstrijpe velden om een
paar bossen padi middels het bekende
rijstmesje, de „ani-ani", te snijden. De
ze beide bossen worden plechtig in
processie naar een feestelijk versierde
loods gedragen om met de gebruike
lijke ceremoniën met elkaar uitgehu
welijkt te worden, waarna officieel met
het oogsten kan worden begonnen.
Als iemand hiertoe besluit, dan wordt
dit ingewijd met een selamatan (offer
maaltijd) van rudjak (hete salade van
onrijpe vruchten), omdat dit gerecht
zeer geliefd is bij zwangere vrouwen
(„njidam"), wier toestand met de rij
pende padi kan worden vergeleken. In
Zuid-Sumatra is de kolak waluh-durèn
met ketan (kleefrijst) de gebruikelijke
feestmaaltijd.
Voor degenen, die in het volle ge
not van de vruchten van hun moeizame
arbeid zijn gesteld, is deze tijd een
feestelijke, maar voor de ongelukkige,
die zijn gouden oogst aan de geld
schieter moet leveren, is deze periode
ondragelijk, vooral wanneer hij over
weegt welk miniem bedrag hij slechts
voor die kostelijke oogst heeft ont
vangen; nauwelijks een fractie en om
juist te zijn, ongeveer een derde of
een vierde van de werkelijke waarde.
Gewaarschuwd is deze man echter
door het spreekwoord: „Ajam bertelor
dalam padi, mati kelaparan" „een
eierleggende kip temidden van de pa
di, sterft een hongerdood" en ook nog
een ander wijs woord, dat luidt: „Le-
bih baik berpadi sebutir dengan se
nang hati, daripada berpadi selumbung
dengan susah hati" „het is beter
een korrel rijst in vreugde te bezitten,
dan een schuurvol in verdriet".
Om nu de tani tegen zichzelf te be
schermen, werken van bestuurswege
behalve dekakassen ook desalum-
bungs (coöperatieve rijstschuren) op
gericht, waaruit respectievelijk geld
of padi-voorschotten konden worden
verstrekt, tegen een tamelijk lage ren
te en administratiekosten. De terug
betaling geschiedde voor de padi-le-
ningen bij gelegenheid van de volgen
de rijstoogst eveneens in natura, zo
dat hierdoor de voorraad padi is ver
zekerd. Voor grotere leningen bestaan
er de Volkscredietbanken, terwijl men
dagelijks in de Gouvernements pand
huizen (rumah pegadéan) terecht kan
en die ook druk worden gefrequen
teerd.
Ook liet het bestuur niet na om
voorlichting te geven op het gebied
van landbouw, veeteelt en de kleine
industrie, welke werden verzorgd door
daartoe aangestelde ambtenaren (con
sulenten en mantri's). Door oprichting
van laboratoria, het aanleggen van
proefvelden en -tuinen, de levering
van kunstmest, dekvee en de levering
van het door kruisingen verkregen ver
edelde kwaliteit van zaaizaad en plant-
materiaal.
Men denke slechts aan de nieuwe
manggasoorten van de laatste jaren
waaronder de zo populaire „mangga
manalagi". In Djember heb ik in zo'n
proeftuin blimbings (Averrhoa belimbi)
6