Hoewel men zich kan indenken welk een
paniek er gezaaid wordt door dat vlam vat
tende haar, zodat het met gootwater moet
worden geblust, brengen woorden als kraak,
wuur, nguung en bjuur humor in de paniek.
Intussen speelt de muziek lustig door, voor
uit wat kan 't schelen.
Een beetje op dit ondel2 lijkt Main Pand-
jat2an. In dit liedje wordt verteld van een
wedstrijd in het beklimmen van een gladde
pinang-stam, waar bovenaan prijzen zijn ge
hangen een attractie die nog vaak geor
ganiseerd wordt op 17 augustus. Dit keer
wordt het droeve lot van si Mamat verteld.
Deze jongen lukt het om tot in de top te
klimmen, en het lukt hem de kain bovenin
te grijpen, maar
Kegirangan sampe lupe
Lepas tangan due-duenje
Tang an singkel paté ige.
Hij is zo in z'n sas dat hij niet oplet
Z'n beide handen laten los
Z'n hand zwikt om en hij breekt een rib.
Mamat valt, „kelenger due"
(raakt in zwijm 8).
Maar niet lang.
„Untung ade babe gue disemburin die
ketawe" Gelukkig was mijn vader
erbij, die hem besprenkelde, waarna hij
weer lachte).
Het bijzondere in dit liedje is niet alleen de
anecdote. Main pandjat2an is eigenlijk een
parodie op de roek-liedjes: Benjamin zingt
in een cadans die precies is die van Bill
Halley his Comets en met een even
geestdriftige stem bootst hij het ritme van
de „alligator" na met „bangke lemes" (het
verdronken lijk) en terasi garem" (trassi
met zout). Maar in dit liedje blijft het niet
bij een parodie. In een roek-sfeer, tevens
een sfeer waarin het publiek enthousiast
kijkt naar een klimwedstrijd, loopt alles na
een onverwachte wending nog goed af, mét
een komiek effect.
Vertedering
Ook in Main Pandjat2an (mastklimmen)
voegt Benjamin in het refrein een ander
element in. Los van de context kan dit ge
deelte erotische associaties wekken een
truc die veel voorkomt in grappige raadsels
om de mensen erin te laten vliegen.
Samber kainnje (koor: samber kainnje)
Ambil njang tengeh (koor: ambil njang
tengeh)
Betot udjungnje (koor: betot
udjungnje)
Grijp de kain (koor: grijp de kain,
d.iv.z. bovenaan de pinangstam)
Neem de middelste (koor: neem de
middelste)
Trek aan de rand, ervan (koor: trek aan
de rand ervan)!
Dezelfde dubbelzinnige truc, maar nog
gewaagder en ondeugender, komt voor in
de Tukang solder (de soldeerder). Tegen de
vrouw die haar emmer wil laten repareren,
zegt de soldeerder over de kosten ervan:
Pegimane lobangnje adje
ape ketjil atawa gede
(Tuh 'mpok, lobangnje
keliwat gede!)
't Hangt er van af of 't gat
groot of klein is
(Zie toch 's vrouw, wat een enorm groot
gat).
Zulk een dubbelzinnigheid is allicht niet
af te keuren. De liedjes van Benjamin zijn
volksliedjes, geen liedjes van prijaji's (def
tige ambtenaren) of traditionele hof-liedjes.
In de volkskringen van Benjamin wordt 't
niet zo nauw genomen met belemmerende
etiketten e.d. Spontaniteit is de kern van
alles .Dus is het niet verwonderlijk dat in
het liedje „Bukan dia", waarin maar weinig
verteld wordt en meer gevoelens worden
uitgedrukt, de stem van Benjamin is te ho
ren als de stem van een man die vertederd
kijkt als een vader die wat tegen een baby
roept. Alleen is degene tot wie hij zich
richt geen baby, maar z'n geliefde: „Zo
mollig, mollig, mollig
Toch zijn de erotische elementen niet het
voornaamste kenmerk van Benjamins lied
jes. Hij zoekt 't vaker in de dagelijkse,
naïeve, halfgare jolijt, een mengsel van de
praatjes van -de ommelander en van een
groot kind. In „Pere-Pere" paait hij het
meisje dat hij wil inpalmen door haar kleine
lekkernijen te beloven, maar alles met een
kranige stem:
Entar abang beliin lemper,
tahu, telor, nanas. Tinggal bïlang.
Zometeen koop ik voor je een lemper,
tahoe, een ei, en ananas, je hebt 't maar
voor 't zeggen.
Op een ander moment, ook bij een vrijage
is het dilemma al even half gaar:
Sembilan bulan aku nggak tjukur
rambut.
Patjar jarig demen menjuruh rambut
pandjang.
Ajahnja ngomel aku dibilang hantu.
Di-semprot2 sampai aku kalang kabut.
Negen maanden lang heb ik mijn
haar niet laten knippen.
Mijn geliefde die dat mooi vindt,
zei dat ilc lang haar moest hebben.
Tiaar vader mopperde en zei dat ik
wel een spook leek
Hij gaf mij de volle laag tot ik de
kluts kwijt was.
Zijn vergelijkingen zijn ook ontleend aan
de rijke kampoengcultuur, zoals wanneer hij
paaiend tegen een vrouw die djamoe (na-
tuurgeneesmiddelen) verkoopt, zegt:
Si sampejan pantjenne aju
ibarat kembang, kembang plastik
jang nggak bisa laju
Mesam-mesem
sepet banget kajak sajur asem
Aku kepentjut, tidur malem
nggak bisa merem.
Uwes is beslist mooi
als een bloem, een plastic bloem
die niet verleppen kan.
Al maar glimlachend,
heel pittig als sajoer asem.
Ik ben verliefd, 's nachts doe ik er
geen oog van dicht.
Dit liedje eindigt met Javaanse woorden,
die met een Bataviaas accent worden ge
fluisterd:
Mau bengi aku ngimpi dolan-2
karo kowe nang Djakarta Per
Vannacht droomde ik, dat ik met je
uitging naar de Djakarta-Fair.
Hier in worden geen fraaie symbolen ge
bruikt. Hoewel plastic bloemen er niet fris
uitzien en niet voor het nieuwe jaar wor
den verkocht op (pasar-) Tjikini aan de da
mes van Menteng, gebruikt het volk ze toch
veel voor versiering. En sajoer-asem, een
echt lievelingskostje, behoort tot het dage
lijks menu van het volk. Het is een deel van
de gastronomische creaties van de laagste
klasse.
Djoko
Natuurlijk zijn niet alle prestaties van
Benjamin van hem zelf afkomstig. Achter
een groot deel van zijn liedjes staat Djoko
Subagio. Hoewel Djoko van Solo komt, zegt
hij: „Ik vind dat de echte Bataviase levens
sfeer met de dag meer z'n ondergang tege
moet gaat. De oorspronkelijke kunst wordt
weggedrongen naar de randkampongs. Die
kunst moet in stand worden gehouden, zo
dat die maar niet zo vergeten wordt". Van
daar dat hij Bataviase liedjes maakte, w.o.
Ondel-ondel en Tukang Kredit (De krediet
gever) kleine portretten in een muzikale
omlijsting die het Bataviase volksleven dat
aan het verdwijnen is, vastleggen. Daarna
ontmoette Djoko Benjamin, in wie hij ken
nelijk een groot vertrouwen stelt als de
enige geschikte zanger om zijn liedjes te
brengen.
In een bepaald opzicht voldeed Benjamin
helemaal aan zijn verwachtingen. Hij biedt
niet alleen portretten, maar ook de bijbeho
rende sfeer. Hij wordt aanvaard, maar hij
past dan ook zijn muziek min of meer aan
bij de ,,brang-breng-brong"-muziek, en dat
bewijst dat ook de Bataviase geest nog aan
vaardbaar is. De spontane, vrije, frisse en
simpele manier van zich uitdrukken, die
tot op heden te vinden is in een gesprek in
Bataviase stijl staat toch kennelijk niet al
te ver af van het huidige expanderende, in
driftig tempo levende, en alles vlug ver
nieuwende Djakarta. Mogelijk vindt Benja
min daarom ingang bij de jongeren. Elemen
ten uit het Omong Betawi vormen trouwens
tegenwoordig de grondslag van de om
gangstaal van de jongeren van Kebajoran
tot Priok, om het even of ze lid zijn van de
Imada 10) (Vereniging van Djakartase stu
denten) of niet. Het feit dat Benjamin even
als de lénong ingang en bijval vindt, weer
spiegelt enerzijds een heimwee naar de
Bataviase humor. Anderzijds is het een uit
laat voor de spanningen, de in acht te ne
men etiquette en de concurrentie in een
grote stad waardoor de bloeddruk verhoogd
wordt.
(slot volgt)
In het tijdschrift „Tempo" van 5 juni,
waaraan dit artikel is ontleend, wordt
steeds gespeld: Saimun. Volgens Drs.
C. D. Grijns, aan wie ik veel dank ver
schuldigd ben voor verhelderende op
merkingen en toelichtingen bij dit arti
kel, moet dit zijn: Sami'un (uitgespro
ken: Sami'oen).
'2) Tjoetbrai is een typisch Betawi'se „uit
vinding". Het betreft hier een (heren-)
pantalon die heel strak zit om de heu
pen en na de knieën wijd „uitwaaiert",
dus een soort „bell-bottom". Pas als
men zich de broek voorstelt, begrijpt
men hoe het denken aan die smalle
bovenkant een klank bedenken kan als
„tjoet", terwijl voor het wijde uitlopen
een klankcombinatie als „brai" in de
gedachten komt. Uiteraard is dit een
gis (Red. TT).
3) Waar in dit vertaalde artikel sprake is
van „Bataviaas" of oud-Bataviaas, staat
in het oorspronkelijke artikel steeds
„Betawi", een term die dus nog lang
niet verouderd is.
lees verder pag. 16.
8