mmmfsm
DE GROTTEN BIJ KAKAP
DJOKJA
16
Ook op het artikel "De grotten bij Kakap"
in Tong Tong van 1 augustus jl. kregen wij
reacties van lezers, waarvan wij er hierbij
twee laten volgen. - Red.
I
Auteur H. Misset (familie van gelijkna
mige drukkerij in Djocja?) vertelt in het
nummer van Tong Tong van 1 augustus,
dat hij ('t is een zij! - Red.) bij Patjitan
niets merkte van de tweede wereldoorlog.
Toch was de werkelijkheid anders. En
toen ik de foto zag van de baai van Patji
tan moest ik weer denken aan de tijd, dat
ik als landstormer meehielp de baai te be
waken.
Eind '41, begin '42 werden in Patjitan 2
detachementen gelegerd: één beroeps, aan
de baai zelf, één landstorm detachement uit
Solo, onder commando van It. Hulswit.
Een twintigtal landstormers bivakkeerde
in een optrekje van bamboe midden in een
bos, op de vooruitstekende westelijke
rotspunt van de baai.
We waren er nog maar net of tal van
kledingstukken bleken ontvreemd. We za
gen ze in de bomen hangen! Apen waren
de schuldigen.
Om de beurt moesten we met z'n tweeën
wacht doen op de kale rotspunt. Een touw
met daaraan wat blikken verbond ons met
het „hoofdkwartier" in het bos.
De bewapening bestond uit één mitrail
leur en voor de rest geweren. Daarmee
moest de Japanse vloot eventueel geweerd
worden I
Het strand was afgezet met prikkeldraad.
Hier en daar was voldoende ruimte om je
heerlijk te baden. Er was ook een kleine
pier, gebruikt door de plaatselijke vissers.
Vis stond dan ook vaak op het menu, en
niet alleen op vrijdag.
Van Solo uit werd gefourageerd: om de
andere dag vers brood. Het stokte wel
eens, als de kali bandjirde. Dan kregen we
extra-lekkere nasi goreng, want de pelo
tonscommandant, sgt. P. v. d. Ploeg, was
daar een verwoed liefhebber van.
De apen bezorgden ons veel overlast,
zodat we mochten verhuizen naar „bene
den", naar 't strand, waar een goedang
stond van de zoutregie.
Eén keer hebben we een opwindende
gebeurtenis beleefd. Er kwam een stoom
schip recht op de ingang van de baai aan
varen. Een Japanner? Wij allen in stelling.
We kregen instructies hoe te handelen, als
er een landing zou plaatsvinden. Gelukkig
werd bijtijds ontdekt, dat we met een
K.P.M.'er van doen hadden. Die had een
tros in de schroef gekregen, toen een op
sleeptouw genomen prauw onklaar raakte.
Toen we nog in 't bos lagen, hoorden
we op een zondagmorgen plotseling heel
wat lachende vrouwenstemmen vlakbij. (We
liepen allemaal in ons pendekje!) Wat was
er gebeurd? Onze veldprediker, ds. Zuide-
ma uit Solo, had weten te bereiken, dat
onze vrouwen allemaal tegelijk op bezoek
mochten komen. En daar stonden ze nu.
We hebben hen (en onszelf) getracteerd op
pannekoeken.
Ineens was alles afgelopen. We moesten
terug naar Solo. Achter ons blies men wat
rotsblokken op, zodat de weg van Patjitan
naar 't achterland versperd was.
Hoe zou 't er nu uitzien?
Ik ben benieuwd of er nog Tong Tong
lezers zijn, die ook in Patjitan gelegerd
zijn geweest. Dan kunnen ze wellicht mijn
verhaal aanvullen (en corrigeren?).
De landstorm sgt, tkl.
W. van Vliet.
II
N.a.v. „De Grotten bij Kakap" van mej.
A. Misset op blz. 8 van T.T. 1-8-1971, mijn
dongèngan over de Goeno Taboean grot.
Toen we in 1940 per auto van Patjitan via
de Zuid naar Solo reden, wisten we
jammer genoeg niets af van de grotten bij
Kakap. Wel bezochten we de ons bekende
Goeno Taboean (grot, waarin geslagen
wordt) gelegen tussen de residentiegrens
Madioen-Soerakarta en Baturetno (ten
Zuiden van Wonogiri, ten Zuiden van Solo).
In de Goeno Taboean vormen de stalactie-
ten en stalagmieten samen druipsteenzuilen
van verschillende dikte met verschillende
klank.
Op verzoek haalde de djoeroe Koentji
(bewaker) uit de dichtbij gelegen kampong
10 opgeschoten katjongs. Eén met een
kendang (cylindervormig trommelinstru
ment) en de anderen met een steen in de
hand. De jongens klommen in hun „eigen"
pilaar, d.w.z. met hun ruggen tegen een
pilaar geleund en met hun voeten steunend
op de pilaar ervoor.
Ze begonnen toen op 't juiste moment
te slaan: „Dung, dang, dung, dong, enz."
En 't leek op redelijke gamelanmuziek.
Werkelijk aardig. Bij gebrek aan klein
geld gaven we de Djoeroe Koentji een
gulden ter verdeling.
En na deze zeer interessante belevenis
gingen allen tevreden huiswaarts.
O. H. Kiliaan.
J. F. COOKE «JR.
Bij het artikel "Memo's uit oude kran
ten" in het vorige nummer van Tong
Tong, verzuimden wij een foto te plaat
sen van de Heer J. F. Cooke jr. Gaarne
doen wij dit hierbij alsnog.
In dit artikel werden de veelzijdige ac
tiviteiten van vader en zoon Cooke in
de Indische samenleving belicht.
Bij vergelijking tussen de foto's van de
Heer J. F. Cooke sr. en de hierbij afge
drukte foto van zijn zoon, ziet men, dat
beiden als twee druppels water op
elkaar gelijken.
Het deed me als oud-djokjanese
echt genoegen, ook eens een stukje
over die stad in Tong-Tong te vinden,
maar helaas moest ik tot m'n spijt
merken, dat er nogal wat onjuistheden
in stonden. Daarom ben ik maar weer
eens in m'n schrijfmachine geklommen
om dit recht te zetten.
Om dan maar meteen van wal te
steken. Een „Paal MERAH" was er
niet, wel een Paal POETIH. Deze stond
inderdaad op een viersprong. Kwam
men van Magelang, dan zag men van
verre reeds Paal Poetih. Rechts af
slaande kwam men dan op Toegoe en
niet op djalan Mataram. We hebben
zelf op Toegoe gewoond tegenover de
toko van m'n vader. Djalan Mataram
was in de latere kota Baroe en heette
Mataram Boulevard. Ook daar heb ik
gewoond, toen ik in '23 als onderwij
zeres terugkwam.
Links van de magelangse weg, lag
Djetis, met aan het eind later de HBS.
Paal Poetih passerend kwam men op
Gondolajoe, deze weg kwam uit op een
hangbrug over de kali Tjode. Wat heb
ben we vaak in die kali gespeeld. We
wilden zelfs doorlopen om de bron te
vinden. Helaas is ons dit nooit gelukt.
Over de brug heette het Gondokoe-
soeman en kwam men bij het race-ter
rein. Hiertegenover heeft tot voor kort
onze oude djongos gewoond en ben ik
altijd nog gelukkig, dat m'n zus en ik
tot z'n dood voor hem hebben kunnen
zorgen.
Toegoe was de hoofdweg. Hieraan
lag Hotel Toegoe en recht er tegenover
het station. Na de spoorbaan te zijn
overgestoken (o, zalige herinnering als
je in de stromende regen voor die
overweg moest wachten), kreeg men
links „Grand Hotel" en wat verder het
eenvoudige Hotel Mataram. Dit gedeel
te heette Malioboro en verderop Chi
nese Kamp met tal van gezellige to
ko's. Ook in de goede oude tijd de
japanse toko „Fuji". Met de Wein-
schenks, Dom en Kraag heb ik zelf
op school gezeten op de Mulo en
later met Dom op de AMS, ook met
Segond van Banchet.
Die Mulo was niet naast de pro
testantse kerk, maar op de Kampe-
mentsweg. Vanaf de soos, die voor zo
ver ik weet Harmonie heette, kreeg men
op de Kampementsweg eerst het post
kantoor, daarnaast de Javase Bank,
vervolgens een rij kampementswonin
gen, de katholieke kerk en dan in een
heel oud gebouw de Mulo. (Later is
er in de kota Baroe een nieuwe Mulo
gekomen, vlak naast en tegenover de
Christelijke Mulo.)
Zo, dit was het dus, maar daar ik
ruim 30 jaar in de Sultans-Stad heb
gewoond, ken ik er echt wel ieder
straatje.
A. Misset.