ündië
en veróje van
HIDOEP TEROES!
OEDJOENG KOELON
Wanneer je hier in lndië
Van Holland hoort en leest,
Dan voel je 't als een groot gemis
Er nooit te zijn geweest.
]e leest van lente en bloemenwei.
Van sneeuw en ijsplezier
En denkt, terwijl je een klapper ziet:
"Ik moet eens weg van hier."
En als je dan in Holland komt,
Dan vind je 't daar niet kwaad,
fe smult eens van een panne koek
En loopt eens op de straat.
Je gaat eens op twee schaatsen staan,
Je ligt eens in de wei,
Je kijkt de etalages af
En dwaalt eens op de hei.
Maar och- 't is niet, zoals je dacht,
En niet, zoals je het las.
Een boer, die scheldt de huid je vol.
Wanneer je ligt in 't gras.
Zodra je op je schaatsen staat,
Doen al je voeten pijn,
En als je een aardig pad inslaat,
Is het verboden terrein.
En als je in november dan
Zo'n hele lange dag
Achter beslagen ruiten zit
En niet naar buiten kan,
Dan denk je elke morgen: "Ligt
Het sneeuwtapijt er niet?"
Een kliederige modderboel
Is alles, wat je ziet.
En als je aan 't smullen bent
Van al, wat lekker is,
Dan denk je opeens weer aan je rijst
Met sambal en petis.
En appels, peren en meloen,
Daar hou je heel veel van;
Maar alles liet je staan voor één
Klein stukje doerian.
Je mist in al die nevelkou
Je trouwe tropenzon,
De bloementuin, 't hemelblauw,
Je slapende kebon.
Je mist je dagelijkse bad,
De grote mangaboom.
En wat je daags niet vinden kunt,
Dat zie je in je droom.
Dan zie je 't zachte groen-jluweel
Van sawah's, pas beplant.
Een ruisend, wuivend bamboebos,
Een steile kalikant.
Je droomt van zilv'ren maneschijn,
Van fonkelend sterrelicht
En een bleek-groene vulkaan,
Die stil te waken ligt.
En als je dan in Sabang weer
Voor 't eerst de palmen ziet,
Voor 't eerst weer de melati ruikt
En van de zon geniet,
Dan trekt iets warms voorbij je hart-
Een rilling langs je rug;
Er komt iets vochtigs in je oog:
Je bent in HUIS terug!
Graag wil ik bij deze reageren op
uw stuk getiteld „Ouwe Njoo" in uw
nummer 23 d.d. 15 juni 1971.
„Ouwe Njoo's" zijn er gelukkig nog
steeds, getuige het feit dat onderge
tekende zelf zo'n oude njoo onder zijn
medewerkers heeft.
De man in kwestie - namen doen
hier niets ter zake - vangt aan om
07.00 uur, aangezien hij 's middags om
16.00 uur naar huis mag i.v.m. zijn ver
gevorderde leeftijd. Zijn werkelijke
aanvangstijd is evenals die van ons
gesteld op 08.00 uur, maar zo is hij
nu eenmaal. Gezeten achter zijn schrijf
bureau worden zorgvuldig de navol
gende artikelen te voorschijn gehaald:
kalong pijpje - zware shag - onderzet
ter - fijngeslepen potloden etc. etc.,
dit allemaal in een onveranderlijke
volgorde, en ook zo in deze volgorde
precies neergelegd. At last but not
least het horloge uit Tjang's tijd met
inscriptie: Ik zal handhaven".
Indien ik vroege dienst heb bekijk ik
dit ritueel nog immer met stijgende
verwondering, en nadat de leesbril op
een grondige manier is schoonge
maakt, begint hij te werken om niet
eerder op te houden dan tot de lunch
tijd is aangebroken.
Het is te begrijpen dat ik zo'n man
voor geen goud wil missen, evenzo
mijn commandant niet
Heb respect, voor zijn stiptheid, on
verstoorbaarheid, zijn onkreukbaarheid
en bovendien een onuitputtelijk genoe
gen om te luisteren naar zijn jachtver
halen, verteld op een onnavolgbare
wijze in het helaas uitstervende petjo-
taaltje van ons.
M.a.w. Geachte Hr. Robinson, u
hoeft ze niet te missen, ze zijn er nog
gelukkig - weinig - maar ze zijn er!
Tsk-tsk-tsk in het kwadraat
J. Verdam
Koninklijke Luchtmacht
Wie - al was het maar voor de „lol"
- boeken leest over Menselijke Erfe-
lijkheidswetten (er zijn goedkope poc
kets op dit gebied), WEET dat nog vele
generaties na de onze „ecnte Njoo's"
BLIJVEN terugkomen, generatie na ge
neratie. Dééd men het maar zowel bij
Indo's als Totoks. Veel van dat stom
me gezanik over weg-assimileren zal
dan verdwijnen. Natuurlijk zal dan het
Indische dialect verdwenen zijn, maar
zowel in huidskleur als lichaamsbouw
en gedrag sterft Njoo nog lang niet
uit!
Red.
Dan weet je opeens, dat, wat je doet.
En wat je spreekt of kent,
Je töch, al heb je hollands bloed,
Een kind van lndië bent!
Dat, waar je vader werkt en zorgt,
Je Moeder waakt en bidt,
Dat lndië - lief lndië -
Je héle hart bezit!
Dr. G. Nieuwenhuis
Uit het leven van een oude „Trapper"
„Trappers" zoals uit de boeken van
James Oliver Curwood en Jack Lon
don heeft lndië ook gekend. Soms ra
ken ze aan het vertellen in hun brie
ven:
Trouwens, tot de dood volgt, zal
ik niet liegen. Daarom Tjalie, als ik jou
vandaag of morgen over mijn werk in
Oedjoeng Koeion (Java's 1e punt) tje-
rita, tida bakal bohong; maar banjak
orang tida bisa pertjaja.
Ten eerste ben ik klein van postuur,
ten tweede ben ik nog erg jong en
ten derde ben ik alleen met mijn dra
ger (koelie).
Hij brengt dan de nodige dingen
voor twee weken - 10 kg. rijst - 1 blok
zout - koffie - suiker/goela djawa. Om
goela pasir te kopen, moet je 15 km.
lopen.
Ook neem ik mijn vishaken en tali
pantjing mee. In de bossen van Oed-
jong Koeion heb je overal kali's met
alle soorten riviervissen. Voordat ik de
bossen in ga, keer ik eerst aan op een
eilandje poelou Bebokó. Het is een
groep eilandjes, niet ver van mijn
jachtplaats, Tji Genter.
In West Bantam heb ik mij gevestigd
bij de laatste kampong, Namanja Kam-
poeng: Tji Kaoeng. Die ligt bij een
mooie baai.
Van die kampong naar de Indische
Oceaan door het bos is ongeveer 21/2
tot 3 uren lopen. Smalste gedeelte van
het schiereiland. Dan kom je uit dichtbij
de monding van een vrij grote kali -
de Aer Mokkla - Bloed-Water.
Naar het westen langs de kust van
de Indische Oceaan kom je in Oed
joeng Koeion; als je goed kunt lopen,
duurt dat 3 dagen, tot de heilige
plaats Soemoer Tjoedjoe (zeven put
ten).
Daar ben ik ook al geweest Tjalie.
Als ik nog leef Tjalie, zal ik een beetje
wel vertellen van mijn avonturen.
In Oedjoeng Koeion heb ik 10 ba-
daks geschoten (gestroopt), (toen was
die nog geen natuurmonument (reser
vaat), 6 tijgers - panters - herten - ki-
dangs - bantengs, enz. enz.
Ini tida ada bohong. Daarom heb ik
toch al geschreven 100 totoks en 50
Indische mensen kunnen niet, zoals ik
geleefd heb.
Tot volgende keer, sobat. De Koek
tida betingkah.
Jhr. M. M. F. de Koek
18