Selamatan In Kolaka EIGEN VONKEN WEET U Het was in 1946 - de verjaardag van Prins Bernhard Wij, de notabelen van Kolaka, waren uitgenodigd door de "Kapitan" om een soort van Selamatan bij te wonen ter ere van deze dag. Wij hadden de raad gekregen zwem broekjes mee te nemen en de militaire chauffeur zou wel weten, waar het fes tijn zou plaats vinden. Wel werd er ge zegd, dat je nog een klein stukje moest lopen en door een kali moest waden. Wat mij persoonlijk minder goed be viel, was het feit, dat dit allemaal op het heetst van de dag zou plaatsvinden. Bovendien had de adspirant-controleur zowel als de jonge tweede luitenant mij op het hart gedrukt niet af te wijken van de plaatselijke mores: dat was dan, dat wanneer je een glas "tjoe", de plaatselijke jenever, werd aangeboden door één van de aanvallige dienster tjes, dan moest het glas ad fundum worden leeggedronken. Als ik ergens mijn hele leven de pest aan heb gehad, dan is het wel aan dat ,,ad fundum" drinken: ik ben van nature een „proe ver" en ik word beroerd, als ik iemand zie, die 'n glas bier in één teug naar binnen laat glijden. De dag was gezegend met een stra lende zonneschijn-hemel en om twaalf uur zouden wij door een soort van landrover worden afgehaald van het controleursgebouw, waar ik samen met de adspirant en de luitenant was inge kwartierd. Na een kwartiertje reden wij een soort bospad op, dat zomaar er gens ophield: „Het is nu nog maar een klein eindje dit pad af", zei de chauf feur en toen de motor afgezet was, kon je duidelijk een kalietje horen ruisen. Het was inderdaad maar een klein stukje en daar stonden wij voor zo'n typisch bergkalietje, dat als een spat ader, hier wat wijder, daar wat smaller door het heuvelland stroomde. Wij stonden aan de hoge oever en het pad eindigde bij een duidelijk door waadbare plaats. Stroomafwaarts was een flinke verbreding, waar het water langzaam stroomde en je een grotere diepte kon vermoeden. Aan de over kant, de lage oever, was een bamboe afdak gebouwd, daaronder een tapijt van versgesneden pisangbladeren. Aan de borden, die er stonden, was het dui delijk, dat dit de plaats van de maal tijd zou zijn. Daarachter kon je huisjes vermoeden, want boven het geboomte krinkelde traag wat rook. Op verkenning, na eerst weer schoe nen en sokken aangetrokken te heb ben, troffen wij daar de Kapitan en nog enkele mannen, die met belangstelling zaten toe te kijken, hoe de vrouwen bij een hutje bezig waren het eten klaar te maken. Veel fiducie had ik er niet in, want in die landstreek had men kennelijk de zegeningen van de ui nog niet voldoen de leren waarderen, waardoor de scho tels naar mijn smaak niet voldoende „goerih" zijn. Er was een schaap ge slacht en in ieder geval zag ik saté kambing klaarmaken, zodat het feest voor mij nog niet bij voorbaat bedorven was. Na een poosje wat rondgeklun- geld te hebben, werden we dan „aan tafel" genodigd. Het was ,,siloh"-zit- tend voor je bord. 't Was vrij hard, want de rolstenen onder de pisang bladeren gaven niet mee Als pièce-de-milieu werd toen een gekookte schaapskop aangedragen en middenop geplaatst. Droevig kijkend met zijn glazige ogen, de lange tanden uitstekend, werd dit daarna door de dochter van de Kapitan rondgedragen. De adspirant had de eer de eerste te zijn. Die plukte wat van het wangvlees af, wat ik ook maar deed, want erg aanlokkelijk vond ik deze melancholi sche kop niet. Mijn buurman, 'n klerk van het con troleursbureau, wilde mij kennelijk wij zen, waar Abraham de mosterd haalt en stak kordaat z'n wijs- en middenvinger in de oogkas, plukte dat sombere oog eruit en slurpend ging dit naar binnen. Ik dacht: „Nu word ik beroerd", maar dat viel meeHij spoog de lens zelfs niet uit Jaren later las ik in een kookboek van 1890, dat bij 't serveren van een kalfskop de eregast „ene zilveren lepel worde gegeven, opdat hij de ogen daarmede uitlepele Na een paar stukken lontong en nog wat weinig aanlokkelijke bijspijzen kwamen twee wichtjes aanschuifelen, waarvan één de fles met tjoe in de hand hield. De ander nam mijn glas, schonk er 'n fikse borrel in en met twee handen overhandigden zij mij het naar brandspiritus ruikende vocht. Hierop nam ik 't glas resoluut over, proefde er vriendelijk van en zette het voor mij neer. Helemaal tegen de ge bruikelijke regels, maar ik liet mij niet te pakken nemen! Ondertussen zag ik de anderen braaf zich onderwerpen aan de mores, maar ik dacht er het mijne van. En terecht - want het duurde niet lang, of enkele Indonesiërs begonnen al tekenen van opwinding te vertonen. Zoals gebruikelijk bij een rijsttafel was de maaltijd eigenlijk een korte affaire, en iedereen zat wat na te boeren met alcoholwalmen bovendien. Eén van de jongste Indonesische klerken was toen al bijna niet meer op z'n plaats te hou den door de drank. Een voor mij ongewoon gezicht: een Indonesiër boven zijn thee te zien. Toen iedereen verzadigd was, werd het sein gegeven om te water te gaan. De meeste Indonesiërs hadden dit snel opgelost: ze deden de kain af of hun broek uit en stonden in hun zwarte ka- tong. Wij Europeanen moesten nog 'n struikje opzoeken, om onze zwembroe ken aan te doen. Het koele bergriviertje was een wel daad. De alcoholwalmen sloegen het li chaam uit en toen kwam de klap op de Door omstandigheden was ik eerst onlangs in de gelegenheid de Tong- Tong van 1 juni j.l. te lezen. Met klimmende belangstelling en stijgende spanning heb ik het door Jan Weites geschreven stukje Nenek Alik gelezen. Ik moet uiting geven aan mijn grote waardering voor dit zo gevoelig geschreven artikel. Het behoort tot het beste dat ik ooit in je tijdschrift las. Iemand die zo kan schrijven en denken moet van bijzondere allure zijn en over aparte kwaliteiten beschikken. Ogenschijnlijk zijn dat er maar wei nigen, maar toch verbaas je je telkens weer wat een verborgen kwaliteiten er onder een groot aantal mensen schui len. Iets van de goddelijke vonk is toch bij velen te bespeuren. T. Vrijdag Misschien begrijpt U nu, waarom ik mij helemaal tot de Indischman gewend heb, en de Nederlandse journalistieke en litteraire maatstaven heb laten va ren. Mensen als Jan Weites en vele anderen zouden nooit hun kans gekre gen hebben in bladen van Panorama af tot De Gids toe, omdat daar heel andere denk- en gevoelsmaatstaven heersen. East is East and West is West. Laat mensen uit de Oost in hun eigen blad aan het woord. - T.R. Weet U wat "Bawèn" is? Een soort pisang! Pisang Bawen! Setjang kajoe setjang sapan- hout. Banjoebiroe blauw water! Soemowono soemo (kunt U terug vinden in koesoemo) bloem. Wono kromo woord van "alas" bos en is dus soemowono het bloemen- bos! Bandoengan. Een "bandoeng" is een grote ronde put of wel "twee of meer bijeen". Bandoengan zou kunnen be tekenen: een plaats waar een put staat! N.B. Wanneer horen we wat de juiste betekenis is van het woord: Tedji? G. H. BARTMAN vuurpijl: onze dienstertjes, alleen in hun kain gingen ook te water Nu mag een bikini door zijn open baarheid ons veel onthullen en opwin den, maar een natte kain met zijn vèr- hullingen werkte op deze benevelde geesten nog sterker en het werd in het water onder de gebruikelijke gilletjes een je ware „catch-as-catch-can". Toch hielp de afkoeling wel -. Na een poosje spartelen was het gezelschap wel uitgesparteld en werd na het aan kleden de terugtocht aanvaard Er was nog voldoende tijd voor de bekende middagdut na een uitzonder lijke ervaring. R. Westerkamp 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 16