Fonteijn Co -
NENE PIDJET
Nogmaals De Orang Kalang
OP DE H.I.S.
Vlamingstraat 5, Den Haag, Tel. 11 66 77
v/h te DJOKJA
GOUDEN
schakelarmbanden
krintjing
slangen
colliers
(6 tot lOOgr.)
toesoek konde
peniti kabaja
van 22 karaats goud
22 Karaats verlovingsringen
BRILJANTEN
markiesringen
hangers
oorknoppen
gezet in
22 karaats goud
MIDO
polshorloges
SEBELAH ROTAN ARMBANDEN VAN 24 KRTS GOUD (mas kertas)
TJITJAK broches in 22 KARAAT goud in étui f79.50 franco huis.
(Oude masseuse)
Deze "Wong Kalang" werden door de
Javaan beschouwd als een minderwaardig
ras. Volgens de volks-legende zouden zij
de afstammelingen zijn van een prinses en
een hond. (Vandaar het beweerde staart-
stompje!)
In Solo heb ik echter deze mensen
meerdere malen gezien, meestal als vruch
ten-kooplieden. Een mijner employé's (de
pachter van het ijshuisje op Poerwosari)
was ook een van hen.
Deze mensen vielen direct op, doordat
ze belangrijk groter waren dan de gemid
delde Javaan, met een ietwat fiere houding,
en veel meer, meestal kroezige, baard
groei.
Wijlen Ir. J. L. Moens maakte mij indertijd
opmerkzaam op de merkwaardige gelijke
nis van deze mensen met de beide "Dwara-
Pala's", de grote deurwachter-beelden bij
de ingang van de hoofd-tempel van het
Tjandi Sewoe complex, nabij Prambanan.
Dit zou dus ook een mogelijke aanwij
zing kunnen zijn, dat ze inderdaad een over
blijfsel zijn van ene oudere bevolking van
Java.
Volgens Dr. Pigaud is het blijkbaar het
zelfde volkje, dat (o.a. in 1677) genoemd
wordt als de "houtbewerkers van de Soe-
nan", en die zich toen ter tijd ook in het
Rembangse gevestigd hadden. Ook in Kotta
Gedé zouden zij zich als handswerklieden
en handelaren hebben gevestigd.
Onder de regering van soenan Pakoe
Bowono X moeten er nog steeds Wong
Kalang als hof-houtbewerkers in de Kraton
werkzaam geweest zijn. Ik weet niet of
deze traditie door de opvolgers van Zijne
Hoogheid voortgezet werd.
In Tawang Mangoe, waar ik o.m. gewoond
heb, heb ik ze echter nooit gezien. Ver
moedelijk zullen door vermenging wel wei
nigen van het zuivere type meer te vinden
zijn.
Dat ze nog een speciale oude ritus had
den, zoals mej. M. Proost gelezen heeft,
heb ik echter nooit gehoord. - Inderdaad
zijn er aan de voet van het gebergte,, ten
Oosten van Batoe Redno, enkele grotten
Ook zijn er, zowel op de Lawoe-helling
als bij Batoe Redno, nog kleine Hindoe
nederzettingen. Ik weet niet of de Wong
Kalang daar soms bij behoren, of door de
schrijver daarmee werden verward.
H. A. C. RINK
Oshawa. (Ont) Canada
In het vorige nummer namen wij ook nog op
de legende van de Orang Kalang. En dat
is dan het eind van deze story, beste le
zers. Vindt U after all ook niet, dat wij in
de loop van de jaren een massa geleerd
hebben van Tong Tong? Je merkt het, als
je eens aan de praat raakt met iemand die
- hoewel Indischman - nooit Tong Tong las.
Dan sta je verbaasd over de onwetendheid
over Indië van deze persoon op allerlei
terrein. En dan te beseffen dat we, toen
we zelf Indië verlieten, net zo weinig van
Indië wisten als deze man! Zo zien we
maar hoe rijk dit blad ons gemaakt heeft:
het gaf ons in deze jaren TWEE Indiën!
Dat is nog eens: boleh bilang tevreden!
In Semarang herkende je een Nènè Pidjet
aan een typisch rammelend geluid van een
leeg, meestal melkblikje, dat onder om een
stok geschoven zat en met een spijker in
de stok tegen wegglijden, op zijn plaats
gehouden werd.
De stok was meestal een bergstok met
een ijzeren punt. Die werd onder 't lopen
over de weg gesleept en bij elke stap hoor
de je het blikje rammelen. Zo van krrottok
krrottok en je wist dan: daar gaat een toe-
kang pidjet langs, meestal tussen 8 en 10
uur 's avonds.
Op een avond was Njonja alleen met een
oude baboe thuis. Ze had die dag de goe-
dang gebongkard (vooraadkamer opgeruimd)
en was wat moe van 't haar ongewone
werk.
Daar hoorde ze Nènè pidjet, in de buurt
al zeer bekend, aankomen. Ze vroeg baboe
de toekang pidjet binnen te roepen, terwijl
ze de slaapkamer inging om zich klaar te
maken voor een pidjetpartij, die haar moe
heid wel wat zou verlichten.
Ze ontkleedde zich helemaal en deed
dan een saroeng om tot onder haar oksels
en knoopte die boven haar buste vast: zo
genaamde pintjoekan kaèn.
Toen kwam de masseuse binnen, gevolgd
door baboe met een schoteltje olie voor 't
oeroeten.
Njonja ging op bed liggen, om de behan
deling te ondergaan, maar baboe mocht
niet weggaan, omdat njonja, alleen met een
vreemde het niet prettig vond.
De kamer was donker gehouden met
alleen het schijnsel van de lamp uit de eet
kamer door de half-geopende deur. Njonja
lag voorover, omdat ze in haar rug zo moe
was en de behandeling begon.
De toekang pidjit doopte de vingertop
pen in de olie en begon bij haar schouders.
Dat vond Njonja wat vreemd, want meestal
begon men bij de ledematen.
En na 'n minuut of wat kreeg Njonja nog
een vreemder gevoel van onbehagen en
angst.
Ze draaide haar hoofd om, want ze lag
met 't gezicht naar de muur, gluurde naar
de Nènè pidjet en O, schrik, ze ontdekte,
dat de Nènè pidjit een man was, verkleed
als de alom bekende Nènè van die buurt.
"Geen paniek", dacht ze, want baboe was
te oud, om haar tegen die kerel, wie weet
hoe sterk, te helpen.
Rustig zei ze dus: "Even stoppen Nè, ik
moet even naar het toilet en stapte gelijk
uit bed.
Toen ze in de eetkamer was, riep ze de
toekang pidjit de slaapkamer uit, gaf hem
een gulden en zei: "Kom een ander keertje
maar terug. Nu moet ik iets klaarmaken voor
de Toean. Ik was 't vergeten en de Toean
komt zo dadelijk thuis."
Wel, de indringer maakte, dat hij weg
kwam, ook wel tevreden met de gulden.
Maar Njonja liet 't daar niet bij. Bij zijn
thuiskomst vertelde ze het haar man en die
waarschuwde, de volgende morgen, de hele
buurt.
Een dag of wat daarna had men de scha
vuit op heterdaad betrapt en netjes, maar
heel goed afgedroogd.
In die buurt is daarna nooit meer dat
krrotok-krrotok gehoord.
Pim
Onderwijzer tekent iets op 't schoolbord.
"Wie van jullie kan mij zeggen, wat dit is?"
Stem achter in de klas: "Kètèl, nir!"
Gegiechel van jewelste.
"Goed zo Sukandar, dat is 't, maar hoe
noemen ze 't in 't Hollands? Lees wat er
onder staat."
Piekerend met gefronste wenkbrauwen be
gon hij: Kètêl?Keek vragend naar de
onderwijzer. Deze schudde van nee. Hij
ging verder: "Kètèlkêtèl (vuil, smoe
zelig)kêtêl(dik, compact)
en zo ging 't een poosje door.
De meester kreeg op 't laatst meelij met
hem en zei: "Ik zal 't jou voor-sp^ellen, je
hebt toch goed je best gedaan, hoor! Het
is: k-e-t-e-l, ketel".
S. tegen zijn bankgenoot: "O jö, rèh, wong
zo mulek dese!"
Th. M. Pohontinggi-Myra
11