Gods mooiste tuin 't Barstte er van patjets. Dood-eng! We bleven maar plukken van armen, benen en halzen. Griezel-kreten van de meis jes waren niet van de lucht. En glij-par- tijen bleven niet uit. Hoger op de berg begon 't alweer mendoeng te worden. En als 't bam boe-bos overging in werkelijke rimboe, stond de zon ons niet hoog aan de hemel op te wachten, maar had ze zich teruggetrokken achter dreigende wolken. Een gure wind joeg door de takken. Wij bezeerden ons aan struik gewas en rottandorens. plaats op de banken rondom de pa- sangrahan. Om van 't uitzicht te genieten. Want daarvoor was per slot de moeizame tocht begonnen. De regen had alle nevels weggevaagd. Op de ijle sluiers na, die hopeloos ver ward waren geraakt in de toppen van de tjemara's Ik zou een wonderpen moeten hanteren, om 't panorama te kunnen beschrijven dat zich honder den kilometers naar alle kanten uit strekte. En een toverpenseeltje om de nuance's weer te geven door de onder gaande zon gebracht aan gele sawah's, 't zilver van bloeiend suikerriet en 't groen van bossen en plantage's. Rivie ren baanden zich grillig een weg naar koperkleurige zeeën. Waarin, langs de kust baaien en tandjoengs zich scherp aftekenden. Moentjar geurde met zijn vissersvloot als blanke meeuwen. En in de vertrouwde omarming van bamboebossen droomden kampongkjes zoetjes weg. Niet mini -dat alles, maar micro. -En duidelijk; zó helder, zó dicht bij. Pas toen alle tinten geel, oranje en rood waren vergleden tot paars, don kerpaars, tot 't zwart van de komende nacht, stonden we op om de verstijfde leden te koesteren aan een laaiend kampvuur, inmiddels op 't erf aange legd Ik geloof, dat niemand zich ooit eerder zó dicht bij God had gevoeld, als op deze middag. Deze oudejaarsavond die omvloog met allerlei spelletjes on der de ouderwetse lampoe-brom. We zongen liedjes; vrolijke, ook ernstige, zoals 't: "Oude jaar, o laat ons rusten, omzien, eer wij verder gaan..." lees verder volgende pagina Maar de patjets bleven achter. Hielden zeker niet van de kou. Want na drie uren onophoudelijk klimmen was een grote hoogte bereikt, 't Begon te re genen, harder en harder. En al gauw sjokten we voort als de befaamde kat ten. Telkens even stilstaand, om adem te halen en 't nat uit de ogen te strijken. Een prachtige stemmingsfoto maakte de heer Gerretsen tijdens zijn jongste verblijf in Indonesië van de typische vegetatie hoog in de bergen, waar de varens het het best doen. Zo met een fijn vlies je dauw erop in de ochtendnevels lijken die varens net reuzen hoge veren! De laatste dag van 't jaar viel op een Vrijdag en dat betekende voor velen, drie vrije dagen achter elkaar. De jongeren van Banjoewangi vonden er direct al een goede bestemming voor. Een picnic op 't Idjèn-plateau. Met één overnachting. Om de zondag als rustdag te hebben. Dat was heus wel nodig, want de voet tocht van bijna zeven uren, door zwaar bergterrein zou niét meevallen. Eén en dertig December; hartje regentijd, met op alle dagen op de zelfde uren, bakken vol water uit de hemel. Maar, een kniesoor die zich daardoor liet weerhouden. De nodige maatregelen werden getrof fen. Z.a. 't bespreken van de pasangra- han voor die dagen. Door de djaga pad- distro laten verzamelen en droge va rentakken. Want natuurlijk waren er niet genoeg bedden voor zo'n groot gezelschap. Maar wat gaf dat? Als 't maar warm was boven; en droog. De onderneming Kali-bendo kon ons helpen aan paardjes voor de bagage. Dekens, lijf- en linnengoed en leef tocht voor twee dagen. Tieleman en Dross in alle vormen en smaken. En 't belangrijkste, een betrouwbare gids. Want niemand van de club kende de weg. 't Pad aan deze kant van de berg werd zelden gebruikt. De weg over Bondowoso was gemakkelijker en veel korter. Maar ook zo romantisch? De dag begon met een zonnige wande ling over Kali-bendo. Tintelende kou die prikte in je huid. Landelijke gelui den van schorre boshaantjes, gemeks, die, giechelend vlak voor je voeten 't onkruid in sdhoven. Een djogowoeroe riep, kringen beschrijvend tegen de blauwe lucht, om nóg meer water. Ke- lié.iék.keliek. En we krégen al zo veel. 't Rook lekker naar natte aarde en platgetrapt gras, vermengd met de beschaafde geuren van een bescheiden voor-bloei'tje. De stemming was prima. Na een groot uur kwamen we aan de grens met 't bamboe-bos. Waar ineens 't pad zich versmalde en sterk begon te stijgen, 't Lopen, of liever, klauteren, werd bemoeilijkt door gladde bamboe blaadjes op een dóór-en-dóór natte leemlaag. Om een uur of twee brak ineens de zon weer door. Wel een zon die een grote emmer water bij zich droeg, maar langzaamaan zowaar ook warmte. We liepen nu in 't tjemara-bos; de boomgrens. In kleine groepjes, die soms achterbleven, dan weer inhaal den. De flinksten, ver vooruit. Mijn voeten deden pijn; ik trok mijn schoenen uit. De loper van zachte naalden was een weldaad aan de blote kaki's. De weg was nu ook vrij vlak. Ineens hoorden we in de verte roepen: "We zijn e.e.er..." - Maar dat beteken de alleen, de onderste trede van een trap naar de hemel. In de ruwe berg wand uitgekapt. Ik wankelde naar boven, terwijl de treden op en neer deinden voor mijn ogen. En ik telde, één...twee... drie... Ik kwam niet ver; 't waren er vast wel duizend. Omstreeks drie uur druppelden we één voor één de pasanggrahan binnen. We gingen om zes uur van huis. In de keuken brandde een vuur. Droge kleren, erwtensoep met kluif en sterke koffie brachten ons tot nieuw leven. En dan een paar uur rusten op de ge- improviseerde bedden. Half zes. We hulden ons in dekens als bedouinen in de Sahara. En namen 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 18