Kerstmis in Kesilir
v x m:?:m
§P
ifc /i!
In maart 1942 hadden de Japanse legers de gehele Indonesische archipel bezet
en in de loop van dat jaar werd nagenoeg de gehele mannelijke Nederlandse
bevolking geinterneerd.
In Oost Java werden de Politie-en B.B. ambtenaren reeds in april 1942 geinter
neerd en via Bubutan afgevoerd naar Ngawi. Later zagen we hen terug in het
grote kamp CQ IV in Tjimahi.
Ik zat toen als politieman in West-Java, waar we zelfs tot uitimo mei in onze
functie werden gehandhaafd. Kort daarop verhuisde ik met mijn gezin naar mijn
ouders, die in Lawang, bij Malang, woonden. Ik hoopte zodoende een internering
te ontlopen, aangezien de B.B.-en Politieambtenaren in West-Java wel spoedig
ook geinterneerd zouden worden.
Dit gebeurde pas in augustus 1942 op grote schaal.
Doch reeds in juli 1942 moesten alle
Nederlandse mannen tussen de 15 en
55 jaar, die woonachtig waren in de
residentie Malang, zich melden en wer
den we via de "Fraterschool" in Malang
afgevoerd naar het interneringskamp
"Kesilir", de kleinlandbouwkolonie aan
de meest Zuid-Oostelijke punt van
Java.
Met mij werd mijn broer Fred geinter
neerd.
Kesilir was, zoals gezegd, oorspronke
lijk door de Nederlands Indische rege
ring bedoeld als landbouwkolonie voor
kleinlandbouwers. Daartoe was het ge
heel onderverdeeld in diverse perce
len met op elk perceel de woning van
de kleinlandbouwer en zijn gezin. Als
ik me niet vergis heet het schiereiland,
waar dit gebied lag, het schiereiland
"Blambangan".
Vanuit het station Malang werden we
per trein vervoerd naar het eindpunt
van de S.S., station Bentjuluk, ten Z.
van Banjuwangi. Van daar uit werden
we per legertruck verder vervoerd naar
Kesilir.
Op ieder van de percelen had de Jap,
buiten de woning van de kleinlandbou
wer, drie a vier bambuloodsen met at-
tapbedekking laten bouwen, ieder
plaatsbiedend aan vijftig geïnterneer
den.
Enige van de kleinlandbouwersgezin-
nen waren gewoon in hun woning ge
bleven, dit waren de gezinnen, waarvan
de man niet onder de wapens was ge
roepen en dus nog thuis zat ten tijde
van de Japanse invasie. Deze gezinnen
vormden voor ons, tawanans, kernen
van gezelligheid, waar het goed toeven
was ter gedeeltelijke compensering van
het gemis van het eigen gezin. Meestal
maakte de vrouw des huizes specifieke
Indische of Nederlandsche gerechten
en lekkernijen, die ze dan verkocht en
op deze wijze in het levensonderhoud
voor het gezin voorzag.
Kesilir was een interneringskamp zon
der prikkeldraad of omheiningen, deze
werden gevormd door de natuurlijke
grenzen van zee, kali en bos.
Als men vanuit Bentjuluk kwam werd
de toegang tot het kamp gevormd door
de brug over de kali en kwam men in
Sanggar, een vroegere dessa met
huisjes van steen en dakbedekking van
dakpannen. In dit "voorstadje" van
Kesilir werden de laatst aankomende
geinterneerden ondergebracht. Hier
behoorde ook mijn broer toe.
Bij de brug stond ook de Japanse
wacht en het kantoor.
De Japanse kampcommandant was
Naito, een kapitein, bijgestaan door
Suzuki, een "econoom", die belast was
met het dagelijks toezicht over de ge-
interneerden, voornamelijk de werk
zaamheden op de diverse groenten-
velden. Het waren beide "menselijke"
Jappen. Naito zei zelfs in zijn afscheids
rede primo 1943, toen we op het punt
stonden om te worden overgeplaatst
naar kampen meer westwaarts, omdat
men een Amerikaanse invasie op Java
verwachtte via de Kleine Soenda-eilan-
den,: "Jullie hebben wel veel gekan
kerd op de toestanden hier, maar na
de oorlog zal blijken, dat Kesilir een
van de beste interneringskampen van
Zuid-Oost Azië is geweest!"
En ik geloof, dat we hem in dit opzicht
gelijk moeten geven.
Toch geloof ik, dat deze beide Jappen
wel degelijk menselijk waren, ze kon
den humoristische situaties begrijpen
en er zelfs om lachen. Doch laten we
er geen lofrede op de Jap van gaan
maken, ze leefden toen nog in hun
overwinningsroes en konden zich de
weelde van menselijkheid nog permi-
teren!
Het interneringskamp was als volgt
onderverdeeld: Sanggar woonden de
geinterneerden in de diverse huisjes,
op balee-balee's slapend. In de eigen
lijke landbouwkolonie werden de ge
interneerden ondergebracht in de di
verse loodsen, barakken. Als de wo
ning van de kleinlandbouwer op het
perceel leeg was, werden daar ook ge
interneerden in ondergebracht.
Meestal woonde het blokhoofd in deze
woning,, tesamen met nog een tiental
andere personen. Aan het hoofd van
iedere barak stond een barakhoofd,
zo was ik hoofd van barak III/2, perceel
of blok III barak no. 2. leder onderdeel,
tot zelfs de kleinste huizen, waren
"self-supporting", men kreeg beras,
zout, groenten en enkele andere in
grediënten van de Jap, maar moest
verder voor het eigen eten zorgen.
Zelfs werden in vele barakken "golon-
gans" gevormd, die ieder voor zich
kookten, slechts in enkele gevallen
werd collectief voor de hele barak ge
kookt.
Blokhoofd op perceel III was de heer
Willemse, de Nederlandse kampleiding
bestond uit de heren Wackwitz van de
H.V.A. en Sellarius van de Borsumij,
dacht ik, bijgestaan door een staf. De
officiële kamparts was Dr. van der
Sleen, die samenwoonde met de kamp
leiding en de pastoor was pastoor van
Schalkwijk, die met de dominee samen
woonde in een kamponghuisje op
Sanggar. Uiteraard waren er nog meer
dere geestelijken en doktoren in het
kamp.
Verder was er natuurlijk een proviso
risch hospitaaltje, dat gelukkig heel
weinig werd gebruikt. Men kon nog te
ren op de goede gezondheid voor het
kampleven en verder raakten velen
zelfs door het sobere, gezonde leven
ja» 4
V-
Bruine kindertjes op een sleetje in de
sneeuw. Een nieuw vermaak nadat voor bruine
kindertjes eeuwen lang sleetje rijen alleen een
plezier was uit leesboekjes. Hetgeen niet weg
neemt dat sommigen onzer in de regentijd en
liefst bij volle regenwel een steile kalikant
wisten te vinden, waar je wel in je blote fal-
dera in de modder naar beneden kon roetsjen
dat de spatten in het rond vlogen - met tot
slot de ketjeboer in de kali
4