Een kerstmaaltijd met gevolgen Bij het eerste begin van de over dracht aan de Republiek Indonesia moesten wij ons terug trekken uit Poer- woredjo en kwamen wij in Salatiga terecht. Weer liep het tegen Kerst en als extra verrassing kwamen Djimmie en Naat ben Ali, mijn beste vrienden, even uit Batavia overwaaien, om met mij de feestdagen door te brengen. Djimmie kwam min of meer uit heim wee, om zijn huis en tuin te zien en voor een bezoek aan zijn moeders graf. Naat, Soendanees zijnde en nooit buiten West-Java geweest, kwam nieu we indrukken opdoen van Midden-Java en de Javanen. Beiden logeerden zij in een Chinees hotel aan de grote weg, vroeger hout stapelplaats en dichtbij de passer. Als vanzelfsprekend hadden zij olèh-olèh voor mij bij zich, waaronder een ban ketletter, speciaal besteld bij toko Oen, omdat bilangnja djempol en lekkerrr. Maar aangezien dat ding mogelijk niet goed verpakt was of dat ze het tijdens de reis een beetje hardhandig hadden behandeld, ik weet het niet, de doos kwam goed aan, maar de inhoud was bubuk delé geworden. Gelukkig maar Si Djim heeft eerst geméko (gekeken), voordat hij het mij gaf. Omdat eenmaal niet pantes (geen stijl) iemand iets te geven njang al remuk (verbrijzeld), werd gauw de Pet- jinan (Chinese wijk) afgegraasd op zoek naar nieuwe. Met veel moeite konden ze nog een letter T bemachti gen. Biar heeft niets te maken met mijn naam, maar de geste alleen al maakt het juist zo mooi. Aangezien ik pas tegen zessen vrij was, hadden ze tijd genoeg voor een lange siesta. Toen ik dan ook in de vooravond aan kwam, zaten ze mij al in de voorgalerij op te wachten. Voor hen op tafel een dampende kopie tubruk en een bord met inlandse lekkernijen, o.a. wadjik, djadah, dje- nang en rasi'an. Het welkom en weer zien deed ons werkelijk goed; rap werd er koffie bij besteld. Onder het uitwisselen van de laat ste nieuwstjes, werd er gerookt, ge snoept en heerlijk genoten. Cadeaux gingen over en weer en de doos met kruimels kwam op de proppen, die werd even soldaat gemaakt. Mijn T liet ik maar liggen voor morgen bij de kof fie. 's Avonds zijn wij de stad even door geweest, in een warong gegeten en een bioscoopje gepikt. De volgende dag mijn dienst overgedaan aan een collega, zo was ik al vroeg bij hen te ngoppie (koffie drinken.), heerlijk met pisang goreng en ngando's (gestampte, gestoomde kleefrijst in brokken en dan gebakken). Daarna op de passar wat rond ge slenterd, hier kijken en daar kijken en djadjan (snoepen) natuurlijk. Hoofd zaak was dat wij bloemen kochten voor de graven, strooibloemen, gladiolen en chrysanten, djangan minta (vraag niet) hoe duur. Tawarren (afdingen) en di verse dubbelzinnige uitdrukkingen van Djimmie lokten wel gelach uit, maar de prijs bleef hoog. Wij hadden het nou eenmaal nodig, dus kwam het tot een koop. Een kleine ngendok (meid) mocht alles naar huis dragen en werd met een royale fooi blij en gelukkig weer weggestuurd. Middageten deden wij in een warong, heerlijke sego toempang (plaatselijk rijstgerecht) helemaal com pleet met mento, karak, babat, srun- deng, etc. Op verzoek wat ijs-thee daarbij en Boeng Naat genoot zicht baar van al dat vreemde. In de middag uren na het mandiën zijn wij naar het kerkhof gewandeld en hebben daar de bloemen gebracht. Even overal rond gekeken en gemijmerd; vele bekende namen, vergankelijkheid van het leven. Onderweg naar het hotel door de kampong gelopen en ons te goed ge daan aan wedang djahé (gemberdrank), zo maar aan de kant van de weg. Die zelfde avond weer rondgeslenterd hier en daar op bezoek, in een restaurant wat gegeten en een biertje gedronken; wat napraten en op bed. Daags daarop is Djimmie met Naat naar zijn ouderlijk huis en tuin geweest; het lag buiten de veilige zone; ik kon trouwens niet meë, want ik had weer dienst. In de vooravond elkaar weer getroffen in het hotel, koffie besteld en mijn T aangesneden en opgepeu zeld. Kreeg Boeng Naat opeens zin, Hollands te dineren, hoe kom je op zo'n idee? Ik wist een Arabisch restau rant op de hoek van de passer, waar geregeld militairen kwamen, die zulks op de kaart hadden staan. Daar zoch ten wij ons een rustig zitje en bestel den soep, gebakken aardappels, bief stuk, sla, doppertjes met wortelen, een fles bier de man en het smaakte prima. Wat nagetafeld en toen naar het hotel en daar in de voortuin gezeten onder het genot van een fles koud bier. Later op de avond kwam er een saté kerel voorbij, binnen geroepen en een paar porties laten klaarmaken met ke- tupat. Het kan ongeveer na twaalven geweest zijn, dat ik mij niet lekker begon te voelen. Fluks afscheid genomen en naar huis; ik had nog een heel eind te lo pen. Tijdens de wandeling werd het hoe langer hoe erger; ik werd zo mis selijk als een kat, die groene kikkers had gevreten. Kokhalzend kon ik nog net de goot halen, die van de keuken naar de slokan voerde. Aangezien ik moeilijk over kan geven, was het een complete marteling. Op het horen van de braakgeluiden, kwam de nachtjon gen van de keuken naar buiten. Toen hij mij daar zo zag modderen, was hij zo goed om mijn nek en schouders te masseren. Eindelijk kwam het in golven eruit. O, wat een opluchting. De jongen stond alweer klaar met een mok koude thee om de vieze smaak weg te spoe len. "Ja aman toewanné, mabok, wie laat U ook zoveel drinken." "Niets daarvan," zei ik, "ik moet vast wat verkeerds hebben gegeten." Op weg naar de kamer gaf ik hem nog raadge vingen voor de volgende dag, mocht ik eventueel te beroerd zijn, om het bed te verlaten. De hele nacht last ge had van buikloop; ik liep gewoon leeg. Tegen de morgen lag ik slap en goor als een vaatdoek in mijn krib. Toen tante Bet, mijn babu, binnen kwam, liet ik haar gauw slappe thee maken. De hele dag in bed gebleven; gevast en 's avonds was ik te gammel om op bezoek te. gaan, bleef maar liggen en slapen. De volgende avond voelde ik mij nog wel wat zwak en trillerig, maar monter genoeg, om mijn vrienden op te zoeken. Djimmie was er niet; alleen, Boeng Naat zat op de voorgalerij. Op de vraag, waar of hij was, stond Naat op, wenkte mij mee te gaan en bracht mij naar de slaapkamer. Daar lag Djim geel en slap; een hoopje samengeraapte ellende. Op mijn vraag: "Loh, wat heb je?" "Sudah, hou maar op. Ik voel me die tjekok (vergeven), heb de p... gehad als een pantjuran (waterval) en de marathon moeten lo pen door de lange gang naar de W.C. Je gelooft; op het laatst ben ik daar maar blijven hangen tot haast dood en in de morgen heeft Sie Naat mij op bed gedragen en hier lig ik," met zeer theatraal gebaar: "Voila" "Nou, ik heb anders mijn portie ook wel gehad, daar om ben ik gisteren ook niet geko men. Sta maar gauw op, want ik heb een fles klare bij me, om de bacteriën dood te branden." "Wah, ik begrijp niet zeg, jullie kerels kaja apa, nog niet wat wat, al kena van alles; ik mah ada helemaal niets, henteu betah (niet te gen kunnen), malah kèok (juist ver slagen worden)," aldus Boeng Naat. "Ja jij, jou maag memang van steen en lagi van vroeger al betah (gewend zijn) eten lalap (rauwkost), daarom zo sterk," ons commentaar. "Kom, wij gaan maar naar voren om te borrelen," en onder een glaasje werd er naar de oorzaak gezocht van de diarrhee. Vol gens mij moet het aan de letter liggen, want smaaknja al zo anèh (eigenaardig) en belazer. Het bladerdeeg tanggung van tjampuraduk (door elkaar) meel met singkong. Boternja njang der in lees verder pagina 16 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 13