LANGS
TIJGER
PADEN
HET GELUK VAN HET JAGEN
Wk
Koningstijgers in de Lampongs
Lex Denmnghoff Stelling
Er zijn verschillende soorten jachtver
halen. Er zijn er, die verschrikkelijk saai
zijn, zo van "en toen dorr dood"! An
dere weer zijn geladen van actie en
spanning. Goed om te lezen of er naar
te luisteren.
Zo'n verhaal is het ondervolgende. Het
is van de heer R. G. Kloër, Ribesstraat
11, Doesburg, eens zelf een groot jager.
Hij vertelt van de jachtbelevenissen van
zijn broers in ons geboorteland.
Het begon allemaal toen ik in 1957 mijn
Bayard kaliber 20 aan mijn jongere
broer Rudi cadeau deed. De jongen zat
op de Giesting (Lampongs) en had een
vuurwapen hard nodig.
Zelf had ik met dit dubbelloop haange
weertje in het Zuid-Malangse ettelijke
kidangs, zwijnen, ajam alas en pauwen
geschoten (wist dat pauwenvlees
erg lekker is, volgens mij lekkerder dan
ajam alas of zelfs kalkoen).
Het was een sierlijk, licht wapen en
het lag lekker in de hand. Met Zweed
se patronen, gekocht bij Geo-Wehry
in Djakarta had ik heel goede resulta
ten op schijf wat spreiding betrof en
zuiverheid met kogel, respectievelijk
linker en rechterloop.
Rudi was er blij mee, getuige zijn brie
ven met enthousiaste verslagen over
geschoten tjelengs en herten. Een half
jaar nadat hij het geweer in bezit had,
kwam zijn jongere broer Dolf vanuit
Java over. Het vrije leven in de Lam
pongs beviel hem zo goed, dat hij be
sloot er te blijven. Kort daarop kreeg
de bevolking van de Giesting last van
een tijger, die nog al huishield onder
het vee. Vooral op geiten en honden
had hij het gemunt. Groter vee zoals
karbouwen en koeien liet hij met rust.
Op een avond zowat tegen 8 uur, zaten
de broers in het hoofdgebouw bij het
licht van een Petromax lamp wat te
lezen, en te ngobrol. Onze ouders za
ten in de bijgebouwen, die gerievelijk
waren ingericht.
Het hoofdgebouw was een grote ruim
te. Slechts een klein deel was afge
scheiden en hertimmerd in 2 slaapver
trekken. Buiten de slaapvertrekken
werd de ruimte gevuld door een rotan
zitje, in de hoek een houten bale-bale,
gereedschap, zakken met droge koffie,
mais en andere landbouwproducten.
Aan de houten wand hertengeweien,
waar meestal het dubbelloops geweer
hing.
Op die bewuste avond was het geweer
echter in de kamer opgeborgen. Het
was een tamelijk warme vooravond en
"De jacht behoort tot het zuiverste repertoire
van het menselijk geluk"
JOSé ORTEGA Y GASSET
de voordeuren wagenwijd open. Op
een gegeven moment lieten de vijf
honden die ze toen hadden, gelijktijdig
een zenuwachtig jankend geblaf horen.
De krant werd opzij gelegd, het ge
sprek stokte en op hetzelfde moment
stormden de vijf honden naar binnen,
tussen de benen en onder de tafel
door. Een kopje met kopi toebroek viel
kletterend op de vloer. Mijn broers
vloekten en probeerden de honden van
zich af te schoppen. En ineens een
korte snauw gekras van nagels op de
vloer en een levensgrote matjan stond
daar midden in de kamer! Om bij het
geweer te komen moest je langs het
beest. Dolf greep een rotan stoel, om
die naar het beest te gooien, maar het
was niet meer nodig. De tijger was met
een sprong weer in het nachtelijk duis
ter verdwenen. Grote konsternatie! Ru
di rende naar de kamer en haalde het
geweer. Dolf zat met een electrische
lantaarn de omgeving af te zoeken.
Geen tijger, geen ogen, niets. De hon
den werden die avond binnen gehou
den.
Voor de oorlog was de bosrand van
ons huis ongeveer anderhalve kilome
ter verwijderd. Na 1950 was deze af
stand wel zes kilometer geworden.
Overal hadden zich Javaanse tani's op
kavelingen van een tot twee H.A. ge
vestigd. Door onwettige occupaties was
Sterk verlaagd in prijs
Thans slechts f 4,1- 0,50 porto
ons perceel van 36 H.A. tot 6 H.A.
geslonken. Van deze 6 H.A. was onge
veer een half H.A. koffieaanplant, op
nog geen honderd meter gelegen van
het woonhuis.
De volgende ochtend na het bezoek
van de tijger, werd de omtrek door mijn
broers afgezocht. Men ontdekte de
sporen van een middelmatig grote tij
ger, maar door de droogte van de bo
dem was men het spoor kwijt. Opval
lend was wel dat de honden zich nog
steeds zenuwachtig gedroegen. Op een
gegeven ogenblik, het was tegen 9
uur in de ochtend komt een katjong
aan: "Pak, Pak, wonten matjan ndje-
room".
"Nang ndi", riepen Rudi en Dolf in
koor.
"Ngandap kopian ngrikoe," antwoord
de de jongen en wees naar de koffie
aanplant. Zijn grasmes en bamboetouw
om het gesneden gras bijeen te binden
had hij nog in zijn hand. In tegenstelling
tot oudere tani's had deze botjah angon
weinig respect voor de tijger, door zo
maar het beest als matjan te noemen.
Enfin, Rudi als bezitter van het geweer
ging vrij sceptisch en gewapend met
de Bayard achter de jongen aan. Ook
Dolf gewapend met een Madurese be-
rang ging mee.
Rudi had de linkerloop met een loper
patroon (7mm) geladen en de rechter
met een Bougnetkogel, terwijl hij in
zijn broekzak nog vier extra peloeroes
had. De katjong liep zonder aarzelen
naar de koffietuin, liep gebukt onder
de struiken en opeens zonder enige
waarschuwing "Nikoe". Rudi en Dolf
keken over de schouders van de jon
gen en jawel, in het halfduister onder
de hoog opgeschoten koffiestruiken
op nog geen dertig meter afstand za
gen zij de kontouren van de tijger lui
liggend met zijn kop op de voorpoten.
"Blijf hier" fluisterde Rudi, ik probeer
wat dichterbij te komen. "Rudi sloop
langs een omweg dichterbij. Dolf die
achterbleef met de katjong hoorde het
geritsel van de droge koffiebladeren,
waarmee de grond was bezaaid. Hij
vloekte inwendig en hoopte, dat zijn
broer wat geruislozer zou sluipen. In
gespannen tuurde hij naar de tijger en
verwachtte elk ogenblik het beest te
zien wegspringen. Op die afstand kon
hij zien dat het beest omzwermd was
door een wolk mroetoes en vliegen.
Ineens richtte de tijger zijn kop op,
maar direct daarop viel het schot, een
droge doffe knal. Het beest richtte zich
Half op en viel rochelend op zijn zij.
Rudi herlaadde de linkerloop en kwam
met Dolf behoedzaam naderbij. De tij
ger was echter al dood en verspreidde
een rottende onaangename geur. Hij
bleek een brede, diepe oude wond
onder aan de borst en rechter oksel
te hebben.
Waarschijnlijk opgelopen bij het be
springen van een groot everzwijn. Het
loperschot was achter het linkeroor in
zijn schedel gedrongen. Het was een
geluk dat deze gewonde en gehandi-
door R. G. Kloër
18