VOETSTAPPEN IN'N ANDERE WERELD
De Mysterieuze Boodschapper
De „Tikar Oeler"
Afscheid van een Totok
Wat ik U ga schrijven, is een voorval,
dat mijn nicht in Djakarta, Djalan Djambu
38 (zij woont er nou nog) heeft meegemaakt
na 't overlijden van mijn man.
Op de 9de juni 1970 4 uur
in de ochtend is mijn man op 69 jarige
leeftijd overleden. Rouwkaarten en telegra
fische rouwberichten werden de dag daar
op direct verzonden. Ook mijn nicht in
Djakarta kreeg telegrafisch bericht van het
overlijden van mijn man (haar Oom Wim,
van wie ze erg veel hield en omgekeerd
ook 't geval was.)
Een week later kreeg ik een brief van
haar met als inhoud een voorval, dat zij
ons niet wilde onthouden.
Hier volgt dan haar schrijven:
Op dinsdag 9 juni vroeg in de morgen
tussen 6 uur en half 7, stond ik in de tuin
te wachten op een beurt in de badkamer.
Dat is zo mijn gewone tijd, want ik word
om half 8 gehaald door de auto van het
Ziekenhuis. De zuster, die bij mij inwoont,
was bezig in haar kamer.
Ineens kwam er een Indonesische man
van middelbare leeftijd, lang en donker en
met een heel rustig gezicht het erf op.
Aan de hand had hij een klein meisje van
een jaar of vier. Beiden waren netjes ge
kleed: ik dacht, dat 't patiënten waren. Dit
was 't gesprek, dat wij voerden. Met een
kalme zachte stem vroeg hij:
"Is dit 't huis van de Oma van Oom
Wimpie?" (Wijlen Oma is de moeder van
mijn man en Oma van mijn nicht.)
In 1920 gingen wij met de Compag
nies van Nederlandse en Indonesische
soldaten op schietoefeningen naar
"Tjipatat".
Daar boven op een grote heuvel la
gen de barakken en beneden daarvan
liep een pracht van een kali met grote
stenen waarbij enkele trots de grote
hitte, totaal koel bleven. Wonder der
tropische natuur.
Voordat wij van plan waren te gaan
baden of zwemmen, werd ons medege
deeld, dat aan de overzijde in de bocht
niet gebaad of gezwommen mocht
worden, omdat zich daar een "Tikar-
slang" bevond, de welke door de Kam-
pung bevolking als "Heilig" beschouwd
werd.
Wij zagen zo nu en dan ook weieens
enkele bewoners met een of ander er
naar toegaan. Op mijn vraag aan een
der mensen, deelde zij mij mede, dat
dit een offerande was!
Ik zei: "Neen, wij hebben hier geen Oma
van Oom Wimpie." Hij scheen verbaasd:
"O nee?" Waarop ik: "Heeft U wel het
juiste nummer?" Hij: "Jawel, nummer 38."
"Mevrouw wie, is ze dan?" vroeg ik. Daarop
gaf hij geen antwoord.
"In ieder geval kpnnen wij die Oma hier
niet", zei ik ten laatste Hij knikte, vroeg
nog wat over een of ander kantoor in de
Djalan Djambu. Na mij bedankt te hebben,
ging hij weg.
Later vertelde ik het voorval aan de
zuster, die onze stemmen had gehoord,
en nog net een glimp van het kind opving.
"Gek," zei ik tegen haar, "die man zag
er zo kalm en treurig uit, net of hij een
doodsbericht komt brengen."
Verder dacht ik de hele dag er niet over
na. Na mijn praktijk kwam ik 's avonds na
acht uur thuis en daar kreeg ik je telegram.
Ik was versuft door de schok van dit droe
vig bericht. Toen opeens dacht ik aan de
man van vanmorgen; dus hij was 't, die
kwam waarschuwen!
Mystiek of geen mystiek, nuchter of niet,
je kan niet anders, dan eraan geloven. Vind
je 't geen raar toeval? Zij 't in veiArormde
weergave, alle elementen kloppen. Oma en
Oom Wimpie waren de woorden die hij
gebruikte. De manier, waarop hij sprak. En
ik had 't zelf over een doodsbericht. Dat
allemaal, vroeg in de morgen en dan in de
avond 't telegram.
Dit is dan letterlijk de brief van mijn
nicht uit Djakarta.
E.S.
Zoals te begrijpen was, lachten de
Blanda's er smalend om. Op een goede
dag zei een Hollandse Sergeant tegen
mij: "Zeg, geloof jij ook al aan die
onzin?" Ik gaf ten antwoord: "Waarom
niet? In de Europese landen geloven ze
toch ook aan Heilige dingen?"
Volgens hem lag dit geheel anders.
"Je bent aardig op weg om een Inlander
te worden," zei hij toen.
Ik haalde mijn schouders maar op,
trouwens wij mochten hem ook al niet
erg.
Enkele dagen later, kwam dit punt
weer aan de orde. "Nu, ik wil het wei
eens zien!" zei dë Sergeant. Hij ging
naar de kali en richtte een karabijn op
de kalm liggende slang. We waren met
een paar man mede gegaan, ook en
kele Indo's en Javanen. Doch bleven op
een eerbiedige afstand staan. Het eer
ste schot klonk, daarna een tweede!
De slang richtte zich op, wendde
zich naar onze richting. Plots, toen de
slang zich liet zakken, viel de karabijn
op de grond en greep de Sergeant naar
zijn arm. Er was geen beweging meer
in. Dadelijk naar de dokter: Opzending
Hospitaal!
Er ontstond in de kampung ook enige
beroering. Later terug op Batavia hoor
den wij, dat zijn rechterarm lam was,
en er niets aan te doen was.
In die dessa was ook een "Keramat";
er omheen een bamboe hekje. Alles,
wat er over liep of vloog, beesten of
vogels, viel plots dood neer. Dit graf
was al meer dan 100 jaren oud, volgens
de Goeroe der langgar (eenvoudig be
dehuisje; eigenlijk niet veel meer dan
een afdak).
Ik heb verscheidene van deze boven
natuurlijke dingen gezien. "De Natuur
spreekt tot de Mens", doch de be
schaafde wereld (met een leeft langs
dit alles heen; zij leven onder een
"Sterreloze hemel" als men dit ge
zegde begrijpt.
R. M. Moh. Saleh
(een Totok)
Later ontvingen wij ook dit naschrift:
Ik meen in 't verhaaltje over de "Tikar
Slang" iets vergeten te hebben, n.l.
hoe of het matje werkt. Aan de linker
zijde van het lichaam, iets onder de
wateroppervlakte bevindt zich een heel
dun matje (ik heb niet kunnen nagaan,
waaruit dit bestond.)
Nu rolde de slang het matje uit en
alles, wat er overheen komt of zwemt,
kan zij ermede vangen. Vliegenssnel
rolt het matje zich op en de vangst zit
opgesloten! Nu laat de slang het uit
einde van haar staart in de achterope
ning gaan. Aan de voorzijde stelt zij
haar kop op, en alles, wat naar buiten
komt en van haar gading is, vangt zij
op deze wijze.
De grootte van dit matje schatte ik
op 80 x 50, als de slang haar ware
grootte bereikt heeft.
Si non e vero
R.M.S.
Beste Tjalie
Je zult raar opkijken wanneer je dit pakje
ontvangt en openmaakt. Er rollen dan allerlei
stukjes uit, namelijk van een oude kaart van
Soerabaja.
Mijn man keek er geregeld naar en zocht
oude plekjes op. Hij is al jaren overleden,
maar onlangs vond ik het terug in een kof
fertje. Het is uit elkaar gevallen, maar nog
best te repareren. Ik vond het beter hem
naar U toe te sturen. Weggooien kan altijd
nogIk moet nu bedanken voor Tong
Tong. Ik neem node afscheid. Het was een
warm zonnetje zo eens in de veertien
dagenHier nog tien gulden voor de
Bruine Bus en van harte hoop ik dat het
Fonds Zestigduizend wat meer gaat lopen...
En nu, beste vriend neem ik afscheid van U
en Tong Tong. Met de beste wensen voor
Uw gezondheid en Uw werk.
M. G. Smith-Fluiter
Die kaart is één van die "vodden" die wij
uit sentimentele overwegingen vaak maan
den, ja jaren, bewaren voor we de Tijd ver
gunnen zich erover te ontfermen. - T.R.
17