HET GELUK VAN HET JAGEN Koningstijgers in de Lampongs (slot) "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk" JOSé ORTEGA Y GASSET door R. G. Kloer Mijn broers hadden onder de Lampongse jagers heel wat vrienden. Ofschoon geduchte concurrenten bij de hertenjacht was de verstandhouding altijd goed geweest. Als men achter hetzelfde hert aanjoeg, moest je wel bedacht zijn op minder fair play, maar zodra een tijger in het spel was, lieten zij gaarne Rudi en Dolf het schietwerk doen. Zo ook op een dag werden zij opgehaald om een tijger neer te leggen die op een oemboelan bij de kampong BANDJAR NEGERI een paar geiten had geslagen. Het beest had de vorige avond brutaal weg zich een toegang gebaand onder de omheinde ruimte van de woning van een ladangbewoner, vier geiten gedood en een weggesleept. Deze laatste werd dezelfde avond terug gevonden door de Lampongse jager Medjedin, die toevallig in de buurt aan het "belorren" was en door het kabaal van slaan op lege petroleumblikken en ge- scheeuw van de ladangbewoners er naar toe was gekomen. Het kadaver lag op een open plek in een verwaarloosde koffietuin met hoge dadap serep bomen in de buurt. Een eindje verder op begon het secundair bos met een strook van tembelehan strui ken, alang-alang en tjepokah (wilde auber gines). Blijkbaar had de tijger, verontrust door de zwaaiende belor en pratende men sen zijn prooi in de steek gelaten zonder genoeg te hebben gevreten. Dat was aan het kadaver zeer duidelijk te zien. Medjedin had de volgende ochtend uit zich zelf een zitplaats in de naast bij gelegen dadapboom geconstrueerd, goed gecamou fleerd, maar zeer onconfortabel en primi tief. De vorige nacht had hij zijn oude vilten hoed en een oude sarong van een van zijn helpers bij het kadaver gelaten. Volgens hem om te verhinderen dat de tijger die nacht zou terug komen. Het kadaver was met dunne rotan aan een koffiestronk vast gebonden. Toen mijn broers op de oemboelan aankwa men was het al te laat om nog het een en ander te veranderen. Daar de zitplaats voor twee te klein was, klom Rudi alleen in de dadapboom. Een nare bijkomstigheid was, dat mijn broers nog slechts vier patronen over hadden. Restant van de 200 die ik vier jaar geleden bij Geo-Wehry in Djakarta had gekocht. Medjedin echter had vrij nieuwe kaliber 16 patronen, maar een oud onbetrouwbaar uitziend dubbelloops geweer. Nadat Rudi goed en wel in de boom zat, vertrokken Dolf, Medjedin en de ladang-bewoner luid pratend richting ladanghuis. Dit praten werd met opzet gedaan om de tijaer te misleiden als hij zoals men vermoedde in de buurt zou zijn. En inderdaad toen het geluid van pratende stemmen wegstierf liet een bad- jing schrikgeluidjes horen. Daarna werd het doodstil. Volgens Rudi hielden zelfs de djangkriks en tonggerets op met sjirpen. Rudi zocht met zijn ogen de rand van de donkere koffietuin af, maar zonder dat hij er erg in had was de tijger al bij het kada ver. Waarschijnlijk onder zijn boom gelopen. Het dier sloeg zijn slagtanden in de prooi en trachtte deze weg te slepen. Zorgvuldig mikte Rudi op de witte haren achter het oor van de tijger. De afstand was ongeveer 8 meter. Hoewel de zon bijna onder was, kon hij de hele tijger nog duidelijk zien. Hij drukte af, maar waar hij al heimelijk voor had gevreesd, 't schot ketste! De tijger hield onmiddellijk op met rukken en bang dat hij er van door zou gaan, mikte Rudi te haastig op het blad en trok de rechter haan af. Een gebrul, een sprong, geluid van een zwaar lichaam dat op de grond bonsde en de tijger ging er van door, botste tegen een paar koffiestruiken op en aan het geluid van brekende takken kort daarop, wist Rudi dat de gestreepte in het secundair bos was gedoken. Rudi wachtte even, herlaadde het geweer, klom naar beneden en begaf zich via het voetpad naar, het ladanghuis. Het was in tussen pikdonker geworden en hij had de electrische zaklantaarn nodig om de weg te vinden. Dapat tuan, kreeg hij bij aan komst te horen. Spijtig vertelde Rudi het gebeurde en vroeg daarna: "Waar is Med jedin?" "Naar huis", zei Dolf, "Volgens onze gastheer hier is hij pas getrouwd." "Wat nu", zei Rudi, "ik voel er weinig voor om met deze patronen een gewonde tijger op te sporen en vooral in die'bloekar." "Ik zal het morgen doen", zei Dolf rustig. Hij riep de Lamponger en vroeg hem de volgen de morgen heel vroeg naar Medjedin te wil len gaan en namens hem drie van zijn nieuwste patronen te willen afstaan. Na de rubber/canvas schoenen te hebben uitgetrokken en zich gewassen te hebben, beklommen ze op uitnodiging van hun gast heer zijn woning. De petroleum vergasser lamp was ondertussen aangestoken een hele luxe voor deze mensen en kort daarop bracht de vrouw van de Lamponger een kom met dampende rijst, een andere kom met een soort hete sajur lodeh en drie vingerkommen met water. De drie mannen deden zich te goed aan het eten en toen er daarna koffie met gula aren werd ge serveerd, opgediend in bekers voelde men zich senang. De drie kinderen van het gezin keken op een afstand naar mijn broers, vooral naar Dolf met zijn baard a la Fidel Castro ging hun belangstelling. Lampongers zijn gezellige mensen en al gauw waren de drie in een geanimeerd gesprek geraakt. De Lamponger werd o.a. uitgehoord over de tijger en het bleek dat het beest op de oemboelan al ruim twee weken was gesig naleerd. Bij drie andere oemboelan bewo ners had hij eveneens geiten weggesleept en een karbouw verwond. De karbouw kon nog worden geslacht en het vlees verkocht. Maar dode geiten zijn "haram" en waren dus een schadepost voor deze eenvoudige lieden. De volgende ochtend ging hun gast heer naar Medjedin die in Bandjar Negeri woonde en kwam na ruim een uur terug met de patronen. Dolf had de vorige avond de kaliber 20 munitie op een plankje ge legd vlak bij de kookplaats, zodat de patro nen nu goed droog waren. Hij pulkte er met een zakmesje de slaghoedjes uit en verving ze door die uit de kaliber 16 patro nen. "Pas op voor "bledos" in je handen", waarschuwde Rudi. "Geen paniek, ik be handel ze als gadis Lampung," grapte Dolf terug. Na deze reparatie aan de patronen vertrok het drietal naar de plek waar Rudi de tijger het laatst had gehoord. Het zweetspoor was heel duidelijk, vooral omdat er hoog paitan gras in de koffietuin groeide. Op een gegeven moment stonden ze aan de rand van het secundair bos. Een opening in het struikgewas wees de plek aan waar de gewonde tijger was. binnengegaan. "Je hebt hem vrij hoog in het blad te pakken gehad. De longen zijn niet geraakt." Dit was het commentaar van Dolf die vooraan liep. Zonder aarzelen kroop hij achter het tijgerspoor in het struikgewas. Rudi en de Lamponger bleven in spanning wachten aan de rand van de bloekar. Op het laatste moment had Dolf een soort com mandomes van Rudi nog tussen zijn broek riem gestoken en meegenomen. Na onge veer een kwartier (ik dacht eerder een uur, zei Rudi later) hoorden ze een nijdige grom en bijna op hetzelfde moment een doffe knal. Daarna doodse stilte. Rudi met zijn golok gevolgd door de Lam ponger kapte zich haastig een weg naar binnen. Het "hoeoek" geroep van Dolf wees hun de richting en na een poosje zagen ze Dolf op de grond zitten, een sigaret rokend en naast hem de dode tijger. Het schot was dwars door de open bek in de hersenpan gedrongen. Dolf vertelde later dat toen hij daar gebukt voortkroop, soms in djongkok houding zich voortbewoog, een onbestemd geluid links van hem hoorde. Hij zwaaide de loop van 't geweer naar links en raakte daar bij bijna de kop van de tijger die met open muil al grommend in de aanval was. Zonder te mikken drukte hij af Het "Astagah" en "Alhamdulilah" van de Lamponger wat niet van de lucht toen hij Dolf zag. Zijn broek en shirt n.l. nat van de dauw, waren overal bevlekt met tijger- bloed (door het sluipen in het spoor van de gewonde tijger had hij dit opgelopen). Later op de dag, toen het dier naar de grote verkeersweg was gepikold, vertelde de ladangbewoner aan iedereen die het maar horen wilde, dat Dolf een lijf aan lijf gevecht had gevoerd met de tijger, over wonnen had, maar zelf geen schrammetie had opgelopen dank zij zijn "llmoe". Dit laatste op gedempte toon en met een schuine blik naar Dolf. Dolf liet hun in die waan. "Je weet nooit, waarvoor het goed is", zei hij later. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door de Lampongs. En het was dus niet verwonderlijk dat maanden later een Javaanse lurah zijn hulp inriep om een "maneater" op te ruimen. Maar dat is weer een ander verhaal. R. G. Kloër Verklaring der woorden. Oenboelan bron Belor lichtbak Belorren jagen met de lichtbak ladang droog rijstveld. Bevolkingsont ginning in het bos. zie verder volgende pag. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 18