Udjung Pandang Versus Makassar: 1-0 door: A. ED. SCHM IDG ALL-TELLINGS Aan het berichtje "Een Naam Verloren", voorkomende in TT van 1 oktober j.l., waarin melding wondt gemaakt van het feit, dat "de Indonesische regering de naam van Makassar, hoofdstad van Sulawesi (Celebes) (Is dit wel juist?-AST), (heeft) gewijzigd in "Udjung Pandang", zou ik gaarne een en ander willen toe voegen. Vooral daar bovenaangehaalde zin wordt gevolgd door de opmerking "een reden voor de naamsverandering is niet gegeven". Volgens een "Antara" nieuwsbericht van 10 november 1964, dat is nu dus zeven jaar terug, heeft de Gewestelijke Volksvertegenwoordiging van de Stadsgemeente (in het moderne Indo nesisch genoemd Kotamadya) Makas sar een initiatiefvoorstel aangenomen van het lid Hasan Usman c.s. om de naam van de stad Makassar te wijzigen in Djumpandang. In de considerans van het voorstel wordt o.m. aangevoerd, dat de origine le naam van dit stadgebied Udjungpan- dang of Djumpandang was en dat deze naam reeds was gebezigd door Sultan Hasanuddin. Bovendien noemen de ethnische groepen van Sulawesi Sela tan (Zuid Celebes), dat zijn de Makas- saren, Boeginezen, Toradja's en Man- darezen de stad niet Makassar, maar Djumpandang. De considerans zegt verder dat: "Verscheidene Makassaarse historici beweren dat de naam Makassar vroe ger was gegeven door de koloniale Portugezen en Hollanders aan het ge bied dat thans bekend staat als de Stadsgemeente Makassar. Eigenlijk ge zegd, wordt met het gebied van Ma kassar bedoeld, de streek gelegen tussen Takalar en Djeneponton". Het "Antara" bericht besluit met de slotperoratie: "De naam Djumpandang zal officieel in gebruik worden gesteld op 1 januari 1965". Ik verschil van mening met de inia- tiefnemers voor zover betreft de zin snede, dat de naam Makassar was ge geven door de koloniale Portugezen en Hollanders, want er bestaat een le gende, welke zegt dat op een namid dag de ingezetenen van Tallo werden opgeschrikt door de komst van een zeer eigenaardige prauw. Een slaaf zag echter het eerst die prauw en on middellijk schoot hem het verhaal te binnen van Lontara Bilang bekend on der de Makassaarse Boeginezen. Het verhaal zegt dat naarmate de prauw dichter bij het strand van Tallo zou komen, de prauw hoe langer hoe klei ner zou worden, totdat hij de vorm zou aannemen van een kalongkong of klapperdop. Lontara Bilang betekent volgens mijn zegsman, dhr. Andi Sjam- su, zelf een Boeginees, Derde Secre taris en één van de kopstukken van de Voorlichtingsdienst van de Indone sische Ambassade in Washington D.C., letterlijk: ,,Het lontarblad zegt". Vol gens hem zou Lontara Bilang in dit verband het best kunnen worden weer gegeven met "Makassaarse Kronie ken". Hoe het ook zij, nadat de prauw voor anker was gegaan, debarkeerde een man gekleed in een rode tabbaard met een groene mantel. Het-was toen om streeks zonsondergang. De verbazing van de slaaf steeg ten top, toen hij zag dat bovenbedoelde persoon op een plekje nabij het strand eigenaardige bewegingen zat uit te voeren. Eerst stond hij, dan zat hij met gekruiste benen, daarna boog hij zich voorover en dit "spelletje" herhaalde zich ette lijke malen. De slaaf, die geen raad wist wat te doen, rapporteerde het voorval aan de Sombaja (volgens dhr. Andi Sjamsu vnd betekent somba hetzelfde als het Indonesische sembah, zodat Sombaja het Indonesische Jang dipersembahkan nabij komt, dus zoiets als "degene aan wien men de sembah brengt", m.a.w. "degene die geëerbiedigd wordt" of, nog anders, "de Vorst"), in dit geval de Prins van Tallo: I Malangkai Daeng Manjonri, die zich op dat moment juist in zijn paleis ophield. Op het horen van de woorden van de slaaf, rende de Vorst ogenblikkelijk uit zijn paleis en samen met de slaaf ging hij naar de plek, waar de man in de rode tabbaard het zonsondergangs gebed had opgezegd. Bij het zien van de vreemde eend in de bijt, stak de Sombaja zijn beide handen uit in de richting van de vreemdeling ter ver welkoming. De groet werd eerbiedig beantwoord. In de Lontara Bilang wordt voorts uiteengezet dat, toen de twee lieden elkander de hand gaven iets mysteri eus was voorgevallen, want in de hand palm van de Sombaja stonden Ara bische karakters geschreven, welke de geloofsbelijdenis blijkt in te houden. Voor hen die niet op de hoogte zijn van de Islam zij hier vermeld, dat de geloofsbelijdenis als volgt luidt: "Er is geen God dan Allah en Mohammed is Zijn Profeet". In het Arabisch luidt de belijdenis: "Asjhadu an la llaha illa Allahu, wa asjhadu anna Muhammadan Rasulu'llahi". De Vorst was zo perplex over het voorgevallene, dat hij de man in de rode tabbaard uitnodigde om met hem mee te komen naar het paleis. Maar toen de Sombaja echter achterom keek om enkele woorden tot de vreemde ling te zeggen (de legende zegt niet in welke taal zij zouden hebben gespro ken! - AST), bleek deze te zijn verdwe nen. Alleen zijn voetsporen waren nog zichtbaar op een zeesteen, waarop hij moet hebben gestaan om aan land te komen. De Prins van Tallo was der mate geschrokken dat hij verbouwe reerd uitriep: "I Makkasarakil", zoiets betekenende als Wat mysterieus!" De steen met voetsporen wordt tot op de huidige dag door de plaatselijke bevolking van Tallo nog als keramat, heilig, beschouwd. Op de plaats, waar de steen met de voetsporen is te vin den, werd later de poort gebouwd, welke toegang zou verschaffen tot het vorstendom Tallo. Deze poort draagt de naam Timungangnga ri Tallo of de "Poort van het Vorstendom Tallo": ri vertoont verwantschap met het Indo nesische dari: van. Het woord MAKKASAR(A) wordt, ook na de komst der Portugezen en Hollanders, door de plaatselijke be volking tot op de huidige dag nog steeds gebezigd ter aanduiding van de plek waar de Sombaja en de vreemde ling elkander hebben ontmoet. Het lontarblad, waarover hierboven het een en ander is gezegd, maakt ook melding van het feit, dat de ontmoe ting met de man in de rode tabbard eigenlijk de symboliek is voor de komst van de Islam in Gowa en omstreken. Sombaja ri Tallo, dat is de "Vorst van Tallo", heeft op een wonderlijke en mysterieuze wijze de leerstellingen van de Islam ontvangen en verder verbreid tot Bone, Luwu en de vosteendommen in Zuid-oost Sulawesi, zoals' Muna, Buton, enz. Er wordt ook in vermeld, dat tijdens de verbreiding van de Islamietische leer stellingen het Vorstendom Tallo vele moeilijkheden in de weg werden ge legd door de vorstendommen die on dergeschikt waren aan Gowa. Met be hulp van de Vorst van Gowa*), de va der van Sultan Hasanuddin, die de titel had van I Mallombassi Daeng Matajang, kon echter de strijd, welke was ontbrand ten gevolge van de ver breiding van de Islam, de kop in wor den gedrukt, zodat uiteindelijk het ge hele Vorstendom Gowa tot het Mos limse geloof kon worden bekeerd. N.a.v. de naamsverandering in Ud- jug Pandang heeft de Direkteur van het Geschiedkundig Instituut van de Lit teraire Faculteit van de Hasanuddin Universiteit in Udjung Pandang (of, moeten we blijven spreken van Makas sar, zoals enkele dagbladen nu nog doen), dhr Hamzah Daeng Mangemba, in zijn recent commentaar het volgende 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 8