Vissen In De Indische Zee 12 Naar aanleiding van de zeer interessan te gegevens van Dr. Sunier in 't artikel Lesje viskunde voor Tjalie" zie T.T, betreffende namen en indeling van tro pische vissen, zou ik aansluitend hier op iets willen vertellen over het (sport-) vissen in tropische zeeën. Ik moet echter voorop stellen dat ik geen visspecialist ben. Daaronder ver sta ik iemand, die onder alle omstan digheden weet wat hij doet en hoe het komt, datenz, enz. Vissen is niet alleen een sport, het is een zeer ingewikkelde, gespecialiseerde sport, een wetenschap. Daarvoor moet men van alle details op de hoogte zijn; de eigenschappen van de vissoort kennen, bijzonderheden weten over het aas, rekening houden met weersomstandig heden, diepte van het water, enz., enz.; gewoon duizelingwekkend is de know how die men moet verwerven alvorens zich een visser te kunnen noemen. Ik ben meer een jager dan een visser; ik heb het er voor over om een hele nacht en langer roerloos in een boom te zitten wachten op een tijger, maar na 10 minuten pantjingen zonder suc ces word ik djèngkèl". Vandaar dat ik het bij het vissen altijd meer gezocht heb in het "trollen" (trekken achter een varende boot), dan ben je tenmin ste steeds bezig. Als ik hier in Holland langs al die sloten al die geduldige, roerloze hengelaars zie, dan denk ik steeds weerhoe is het mogelijk! Het zijn meestal geen ingewikkelde puzzels die men voor het succesvol vissen moet oplossen, maar heel vaak zijn het voor de hand liggende waar heden als een koe, die men in het be gin gewoon over het hoofd ziet. Een typisch voorbeeld:op een middag Door A. A. Denninghof-Stelling was ik aan de Way Rarern (in hartje Lampongs) doende met een werpnet een maaltje vis bijeen te garen. Het lukte niet, de ene worp na de andere leverde niets op. Aan de andere kant van de rivier was een oude Pak met dezelfde handeling bezig, doch met heel wat meer succes, bij iedere worp werd de op zijn heup bungelende vis mand voller en voller. Wij visten pa rallel met elkaar pp. Elke worp van mij was "kosong" en bij elke ophaal van zijn "djala" stopte hij stoïcijns een zoodje vis in zijn vismand, zonder mij met een blik te verwaardigen. Maar al liet hij uiterlijk niets blijken, zijn tele- patische golven waren zo sterk, dat ik pertinent opving: "stomme blanda!"... Na een tijd had ik het niet meer en schreeuwde naar de overkant: "Pak, waarom vang ik niets?" Een beleefd lachje krulde zijn lippen en hij ant woordde: "Toean, voor U staat de zon verkeerd. Omdat de zon achter U staat, is de schaduw van Uw bewegingen eerder bij 't water dan Uw net en stuift de vis weg"Na Allah, zo eenvou dig en desalniettemin toch salah Na de oorlog ben ik met zeevissen begonnen in de baai van Batavia. On vergetelijke tochten naar de 1000-ei- landen met de Maurenbrechers, Fré Wehlburg en si Tokèh. De Mauren brechers (hallo Ton, geef toch eens je adres op uit dat verre Auckland!) had den een kame kaze-boot en een 22 H P. Johnson versierd en wij in de week ends ijverig trekken, ieder gewapend met een lijn, haak, verbandgaas of witte kippeveren (leghorns waren niet meer veilig). Bij de eerste experimenten, toen ik nog geloofde in (sportieve) dun ne lijnen, kreeg ik een behoorlijke ten- giri aan de haak. Als een gek gierde (de veel te kleine) reel en al spoedig was alle lijn weggesneld onder adem loze spanning van mij en mijn vrienden En opeenspangweg ten- giri, weg alle lijn. Mijn "vrienden" hie ven een Indianengehuil aan en hielden zich de (toen nog) magere buiken vast van het lachen. Nog weken heb ik ge leden onder hun hoonmanuaal; zodra ze me maar zagen stopten de lummels hun gekromde wijsvinger in de mond onder het uiten van allerlei kreunge- luiden. Over het algemeen was de vangst van een dag maar schraal. In hoofdzaak vingen we boven koraalbanken de ïkan kwee (horsmakreel, kleine soort) van een kilo of 2 a 3, een heel enkele ten- giri en een heel enkele kerapoe (zee baars). Maar voor de rest was het daar mee wel bekeken. Veel opwindender was het vissen in Nieuw-Guinea, althans in het begin. Later taalde ik er niet meer naar, om dater teveel vis zat! Het was zodoende geen sport meer; je ving alleen vis als je er voor de tafel (op tourneé voor de kombuis) behoefte aan had. Mijn dure Hardy big game- reel en -rod liet ik allengs thuis, want al dat "gespeel" met die vis was maar onzin. Je sleurde met het dikste snoer en de grootste haak die je kon krijgen de vis zonder veel chicanes binnen boord, habis perkaraIn het begin heb ik heel wat lijnen, haken, leaders en swivels verspeeld omdat alles ge woonweg te licht was. Het zwaarste materiaal was daar alleen bruikbaar. De NIGIMIJ (Hagemeyer) importeerde Haken van 2 mm dikte werden regel matig recht getrokken, zonder dat men wist welk monster dat had bewerkstel ligd. (zie foto 1: aas en kromgebogen haak). Haken van minimaal 3 mm dik waren noodzakelijk. Doordat mono-nylon bijzonder veer krachtig is, kon ik de dikkere lijnen niet voor mijn reel gebruiken, op ge vaar af dat de zijwanden van de molen door de grote druk uit elkaar geperst zouden worden bij het binnen halen van de vis. Daarom had ik bij Lank- horst (Sneek) 39-draads gevlochten nylon lijnen laten maken, speciaal voor de big game-reel en voor gebruik in Nieuw-Guinea. Maar zoals ik reeds eerder opmerkte, toen het vissen ont aardde in de voedselvoorziening van de bemanning van het schip, voelde je je een beetje amateurachtig en ge geneerd met zo'n omslachtig bul als reel en rod en werd de "quick sleur'm binnen" - methode toegepast, waarbij je wel dikke handschoenen moest ge bruiken en af en toe moest oppassen dat je niet zelf over boord werd ge sleurd. Het eerst maakte ik met de Geelvink baai kennis in 1947, tijden de expeditie "Wehlburg". De expeditie had de be schikking over een Mitchell bommen werper en een Higginsboot. Mijn vis- Kunstmatig lokaas voor sleeplijn: een stuk tin of lood met daaraan witte lapjes (bv. verband gaas), witte veren of iets dergelijks. Ernaast ligt een krom gebogen vishaak, 2 mm. dik.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 12