AANVULLENDE INFORMATIE
WOORDENWISSELING
ik ik
In Tong Tong van 1-9-71, pag. 20 schrijft
Pim dat de fijne bamboehaartjes in het
Soendanees "loekoet-awie" heten. Bij mijn
weten worden die fijne bamboehaartjes in
het Soendaas merang awi genoemd.
Het is natuurlijk zeer goed mogelijk, dat
men in de streek waar Pim woonde inder
daad van "loekoet-awie" spreekt" maar dan
zal het wel een leenwoord uit het Javaans
zijn, want in -het Javaans worden de fijne
bamboehaartjes loegoet genoemd (zie Jav.-
Ned. Woordenboek van Dr. Th. Pigeaud, en
"Nieuw Plantkundig Woordenboek voor
Indië" door F.S.A. de Clercq).
Het woord mèrang kent Pim ongetwijfeld
ook, maar misschien alleen in de
volgende betekenissen: (1) als aandui
ding voor de jeuk, die door jeukverwek-
kende haartjes wordt teweeggebracht; (2)
als eigenschap van dergelijke haartjes. De
haartjes zelf heten echter ook mèrang (zie
bijv. "Kamus Basa Sunda" samengesteld
door R. Satjadibrata, en bovengenoemd
Plantkundig Woordenboek). In de Soendase
literatuur komt mèrang awi ook voor. In
"Wawangsalan djeung Sisindiran", verza
meld door de Bale Poestaka en Mas Adina-
ta staat o.a. een sinom, waarin de volgende
regels voorkomen:
Samping hideung tambal bodas, dlsuat ku
merang awi
(vrij vertaald: een zwarte sarong met wit
verstellap (of: grote, witte plekken), met
bloemmotieven gemaakt van bamboehaar
tjes).
In hetzelfde artikel noemt Pim een bran
dende jeuk verwekkende rups, die door de
Soendanees "hileud bengsrat zou worden
genoemd. Mij is de naam "bengsrat onbe
kend, maar niet de bedoelde rupsensoort,
waarmee ik in mijn kinderjaren op een on
vergetelijke en pijnlijke manier in aanraking
kwam. In Tjiandjur worden ze hileud badjra
genoemd; deze naam komt ook voor in de
"Kamus Basa Sunda". Er zijn diverse va
riëteiten hileud badjra; één ervan noemden
we als kind "de motortrein" en deze soort
meen ik te herkennen op een foto in "Pur-
nell's Encyclopedia of Animal Life". Volgens
dit naslagwerk is deze soort de larve van
de Lycaena phlaeas, een vlindersoort die
in Engeland small copper wordt genoemd.
Als ik het goed heb worden deze vlinders
in Nederland "blauwtjes" genoemd, beho
rende tot de familie Lycaenidae.
De door mij bedoelde hileud badjra is
groen van kleur, met op de rug twee don
kere strepen van kop tot achtereind, in
ellipsvorm, en is bedekt met korte, fijne,
op mèrang awi gelijkende haartjes. Wat
vorm betreft lijkt het enigzins op een afge
platte VW personenauto.
In Tong Tong van 15-19-71, pag. 18,
noemt Pim een veertiental pamali's en bij
geloof aan dieregeluiden. Als aanvulling
daarop kan misschien het volgende dienen.
De manuk korèak oftewel burung serak
draagt volgens de "Ensiklopedia Indonesia"
de Latijnse naam Tyto alba. In de serie
Meulenhoffs Natuurgidsen '"Vogels in kleu
ren" heet de Tyto alba "kerkuil" en wordt
o.a. omschreven als een nachtvogel met
geelachtig verenkleed, die laag en geruis
loos vliegt en een krijsend geluid laat horen.
In "Dierenleven in Indonesië" van Dr. H. C.
Delsman staat over de Indonesische kerk
uil o.a.: "Bij ontstentenis van burchtruïnes
en oude kerktorens moet hij zich in Indone
sië tevreden stellen met andere oude ge
bouwen en voorts met kalkrotsen, lava
beddingen en oude bomen, doch maakt
daarom niet minder ijverig jacht op muizen,
vleermuizen, hagedissen en kikvorsen. Het
nest vinden we meest in holle bomen, rots
spleten en spelonken."
Pamali's zijn in feite voorouderlijke ver
boden, gebaseerd op ervaringen, legenden
e.d., die over het algemeen zijn uitgedacht
in het belang van het nageslacht. Bij voor
beeld het verbod voor zwangeren om salak
te eten (opdat het kind later geen schurft
op het hoofd zal krijgen) is gebaseerd op
de ervaring dat salak gemakkelijk inge
wandsstoornissen kan veroorzaken. Er zijn
er echter ook die in het woord salak een
toespeling op het woord salaki echtge
noot) en het verbod om salak te eten asso
ciëren met het verbod om tijdens de zwan
gerschap met de echtgenoot samen-te-zijn,
ter voorkoming van het oplopen van een
geslachtsziekte. Om aan het verbod kracht
bij te zetten wordt vaak gezegd, dat het ne
geren van zo'n verbod bovennatuurlijk on
heil tot gevolg zal hebben. Vroeger hechtte
men nl. meer geloof aan bovennatuurlijke
straffen dan nu het geval is. Daarom zegt
men niet: ulah diuk dina panto bisi kadupak
(zit niet in de deuropening, opdat je geen
(opzettelijke) stoot krijgt), maar wel: ulah
diuk dina panto matak nongtot djodo (zit
niet in de deuropening, want anders krijg je
nooit een levenspartner), of: uluh diuk dina
panto, lamun reuneuh engkè dimana ngad-
juru budakna ngalong (zit niet in de deur
opening, opdat je later bij een eventuele
zwangerschap geen moeilijke bevalling
krijgt).
Voor een eventuele (onopzettelijke) stoot
is men niet bang, omdat die nog te ontwij
ken zou zijn, maar een eventuele bovenna
tuurlijke straf wil men liever niet riskeren.
Het gebruik om aan het verlangen van
een zwangere vrouw te voldoen, of anders
gezegd: het verbod om aan het verlangen
van een vrouw in verwachting geen gevolg
te geven, is gebaseerd op de volgende
legende:
In de grijze oudheid was er eens een
overheidsdienaar die op audiëntie ging bij
de koning. Hij had een rijpe nangka-vrucht
bij zich die een heerlijke geur verspreidde.
Onderweg kwam hij een zwangere vrouw
tegen. Haar sterke verlangen deed de vrouw
niet schromen de overheidsdienaar om een
stukje nangka te vragen. Hij kreeg mede
lijden met haar en gaf haar een klein stukje,
waarna hij zijn weg vervolgde. Na aankomst
in het paleis overhandigde hij de koning de
nangka-vrucht. De koning was ten zeerste
verbaasd, dat hij een geschonden nangka-
vrucht aangeboden kreeg en vroeg om op
heldering. De dienaar vertelde de koning
wat hem onderweg was overkomen. De
koning werd zo toornig, dat hij de vrouw
terstond bij zich ontbood, haar liet doden,
om vervolgens haar buik te laten open
snijden. Toen zag de koning een baby liggen
met een stukje nangka-vrucht in z'n hand,
waaraan hij sabbelde. Bij het zien daarvan
barstte de koning in tranen uit. Sinds'dien
vaardigde de koning een gebod uit, waarbij
het volk werd bevolen in de toekomst geen
enkel verzoek van een zwangere vrouw te
weigeren.
Zo luidde de legende. Daarom is het in
Pasundan (de Soendalanden) een gebruik
geworden dat de ouderen al het nodige
doen om aan de wensen van een aanstaande
moeder tegemoet te komen.
Het een en ander is ontleend aan "Upat-
jara adat di Pasundan", samengesteld door
A. Prawirasuganda.
E. Smits
Een Ambonnees wandelde met z'n hond
door een bosje en ontmoette daar een
Chinees, die een varken bij zich had.
De twee mannen groetten mekaar, maar
de 2 dieren wilden na de gewone kennis
making nog een spelletje doen, dat uit
draaide op een gevecht.
Het gevolg was, dat de eigenaren der
dieren een woordenwisseling kregen, die
over ging op handtastelijkheden.
De zaak kwam bij de politie en later bij
't Landgerecht. De rechter, die weten wilde,
hoe de vork in de steel zat, gaf 't woord
aan de Ambonnees.
Deze sprak: "Bil voor bil (bijvoorbeeld)
menir de presiden, U ghon, ik varken, ik
knor knor achter U kon, apa! U bijt mij
niet?"
C.A.
Van Ir. K. H. Toe Water kregen wij bovenstaande foto met spelers van de Voetbalclub "H.B.S.''
Soerabaja uit 1913. Zittend v.l.n.r.: Munich, W. Toe Water, Chris Barentz, de fotograaf (onbe
kend), P. A. Jellema, Sliedrecht, P. Ess er.
Staand v.l.n.r.: Onbekend, K. H. Toe Water, 2 gebroeders van Alp hen, onbekend, onbekend,
Kloesmeijer (Boeloes), Veenhuizen, onbekend, Berger, 2e v. rechts de Jong, rest onbekend.
Wie herkent de andere gezichten
9