EEN BERGTOCHT OM NOOIT TE VERGETEN Een rustpauze tijdens de bergtocht temidden van de zeldzame Festica Nubigena. We waren op "Selo" gelogeerd, een kleine dessa in het zadel van Merbaboe en Merapi. Lang geleden ver voor de tweede wereld oorlog, kreeg Dr, O. van de Mangku Negoro een stuk terrein, gelegen in dit zadel. Dr. O liet er een klein Hotel bouwen, echter meer bedoeld als herstellingsoord, dan als hotel. Na korte tijd moest hij het' echter verkopen en nu duurde het niet lang meer of het kleine keurige hotel raakte geheel in de vergetelheid, totdat vrienden van ons het kochten, met de bedoeling er bloemen en fruit te gaan kweken. Weldra werd het echter een grote trekpleister voor de Solo en Djokjanezen. Het was er wonder mooi. Je kon er heerlijke wandelingen maken en het was er kouder dan op Tosari, terwijl mist er nooit voor kwam. Een tocht naar de top van de Merapi was wel een van de meest geliefde uitstap jes. In een dikke twee uur was men op de top, al viel het laatste stuk de "askegel" lang niet mee. Maar aan de andere kant lachte ons de Merbaboe vriendelijk toe. Die nu eens vanaf Selo te beklimmen leek ons nog fijner. Nu weet i;k, dat de meeste mensen die tocht vanaf Kopeng deden en dan liefst 's nachts, maar daar had ik geen zin in. "Ik wil graag mee en er dan desnoods de hele dag over doen, filmen en foto's maken op de top slapen en dan de volgende mor gen de zon zien opgaan". Nu het leek de anderen lang geen gek voorstel. We zouden koelies meenemen met eten en drinken en gingen naar de wedono om met hem alles te bespreken. Hij ver telde ons, dat het mogelijk was, maar dat Zonsopgang vanaf de Merbaboe. het laatste stuk vlak onder de top heel zwaar was. We besloten het toch te doen en hij beloofde voor betrouwbare koelies te zorgen. We raakten het ook eens over de betaling en beloofden ze een flinke fooi, als wij de volgende morgen over Kopeng zouden af dalen. Eén van hen zou dan met ons mee moeten, maar mocht vanaf Kopeng met ons met een auto terug rijden. Nu ze kibbelden een beetje met elkaar, wie dat wel zou zijn, maar al gauw was het geregeld. We vroegen ze dan nu maar een gunstige dag te bepa len want we wilden vroeg vertrekken. We namen brood mee en een grote pan nasi goreng, lempers en een paar blikken soep, water en koffie en met zes koelies gingen we toen op stap. We wisten, dat op de top een kleine pa- sanggra'han was, bovendien woonde er een kluizenaar met z'n vrouw en dochter. Het eerste stuk viel ons geweldig mee. Natuurlijk waren er wel steile klimpartijen, maar we hadden zoveel te zien, want de uitzichten waren onbeschrijflijk mooi. Er werden dan ook heel wat meters film gedraaid. De hellingen waren bedekt met wilde ver- geetmenieten, die echter wel twee meter hoog waren. Toen kwamen we aan een merkwaardig vlak gedeelte; hier groeide een vreemd soort gras. Aan de wortels leek het wel verbrand, ofschoon dit niet het geval was. Dit gras komt alleen voor op de bergen op Oost-Java en op de Merbaboe. Het is het "Festica Nubigena". We hebben er een foto van gemaakt met onze tochtgenoten. Omdat het zo'n mooi plekje was hebben we daar een flinke poos gerust en samen met de koelies de rijst opgegeten. De koffie smaakte de heren ook best.. Hoe zo'n berg toch vreemd in elkaar zit. Het is net een opeenstapeling van ver schillende bulten. Je kunt het heus niet met een hollands duin vergelijken. Het laatste stuk, "het gevaarlijke" viel ook al mee, al bestond het uit een smalle richel. En daar waren we dan om 5 uur op de top. We hadden het op ons gemak gedaan en veel gezien. Er wachtte ons nog een kleine teleurstelling. In het kleine hotel was geen deken te bespeuren, ofschoon men ons had verzekerd, dat die er waren. Er lag alleen een stapel "gonnie zakken", waaruit bij de minste aanraking een wolk van stof stoof. Verder was er nergens een Pelita en dom genoeg hadden we daar niet aan gedacht. We besloten onze warme jasjes, die we gelukkig wel bij ons hadden, aan te houden en dan de zakken maar op onze voeten te leggen. Verder om maar te gaan slapen, zodra de zon onderging. Nu dat was al heel gauw. We hadden, voor we gingen slapen nog een kop lekkere soep willen eten, maar ook dat liep op een teleurstelling uit, want reeds bij zestig graden begon de soep te borre len, maar heet was ze dus niet. Enfin we waren weer een ervaring rijker geworden. De praktijk had nu bewezen, dat wat wij op school hadden geleerd, precies klopte. Ook een bord met water hadden we nog buiten gezet om te zien, of het echt hierboven vroor. Die nacht kwam er van slapen niet veel; we dommelden af en toe even weg, maar schok ken telkens weer wakker. Op ons klokje met zijn lichtgevende wijzers, zagen we dat het ongeveer 3 uur 's nachts was, toen we stemmen hoorden en er aan de deur werd gerommeld. Meteen hoorden we de kluize naar zeggen, dat er al dames in de pasang- grahan waren en de heren dus maar genoe gen moesten nemen met zijn huisje.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 14