DE LAATSTE ILLUSIE VILMA ik "INGET MATI" „AD PATRES" Fa. Johs. Ouwejan Zn. it Wie van jullie herinnert zich nog Nènèh Orok? In het voor-oorlogse Batavia zwierf een oude gekke vrouw, vaak ook bij ons in de buurt. De paar haren aan de zijlkanten van haar kale hoofd wist ze nog samen te strengelen in een kondéh, zo groot als een mussenei. Op haar massieve bruine, nog vrij rimpelloze gezicht lag voortdurend een blijde glimlach, iets, dat wij kinderen graag wilden zien als een boosaardige grijns. Degenen, die voor het eerst op haar opmerkzaam werden gemaakt, dachten een hoogst-zwangere vrouw te zien. Bij nadere beschouwing echter bleek, dat zij de voorkant van haar sarong had opgevuld met rommel, vodden en lege blikjes tot een dusdanige omvang, dat zij ervan liep te waggelen. Een van onze geliefkoosde spelletjes was, om met een stuk of zes kinderen achter haar aan te waggelen, al roe pend: "Nènèh Orok, nènèh Orok!" Na enkele ogenblikken draaide zij zich dan om, aldoor lachend en wenkend naar ons. Wij kinderen echter, vastbesloten als we waren om collectief te griezelen, renden "luid gillend van angst" weg. Jaren later, als jong meisje, hoorde ik haar verhaal. Nènèh Orok, vertelde iemand mij, was gek geworden van verdriet. Zij had zeker wel twintig kinderen gehad, die allen bij of kort na de geboorte waren gestorven. Toen zij 'n oude vrouw werd, en haar buik niet meer dik zag worden, kon zij zich niet meer met deze onge wone toestand verenigen. Zij begon haar sarong op te vullen, zodat zij weer het oude vertrouwde beeld van zichzelf had. Zo kon zij nu ook weer hopen: déze keer misschien, deze keer En deze zoveelste blijde verwachting blééf een blijde, een nooit eindigende, eeuwigdurende, niet meer gevolgd door dood en verdriet. Er begon een gelukkige glimlach over haar gezicht te trekken, die niet meer verdween. Soms liepen troepjes kinderen achter haar aa'n, wat haar zichtbaar ge noegen deed. "Kom lieve kindertjes wenkte zij dan, en steeds weer stoven de lieve kindertjes krijsend weg. Het deerde haar niet: zij wachtte op het wonder. Het verhaal van Nènèh Orok maakte zo'n diepe indruk op mij, dat ik mij wel een paar dagen lang niet druk maakte over de dingen van mijn eigen schooi en zwembad-wereldje. Wat vreselijk zielig, dacht ik, al die dode babies, steeds maar weer. Van zoiets moet je wel gek worden. Gek? Op dit moment, een wereldoorlog en vele jaren later, moet ik ongeveer de zelfde leeftijd hebben, als zij toen. Zoveel mensen en dingen zijn uit het net van mijn herinnering geglipt. Schijnbaar ook Nènèh Orok, tot gis teren. En op dit moment bedenk ik: er is misschien niet zoveel verschil tussen ons en Nènèh Orok, tussen haar en mij; Wientje, Mannie, Ferdie, en wie waren er toen nog meer bij Zij zag al haar illusies, één voor één sterven, totdat zij voelde, dat zij ze allemaal kwijt moest zijn. Toen maakte zij er zich weer één, één, waarmee zij verder kon. Ik ben er zeker van, dat zij met deze laatste illusie tot aan haar dood geluk kig is gebleven. Een gekke vrouw, een tevreden vrouw. Hebben jullie ze nog, kinderen van toen? Hopelijk hebben jullie er nog een paar mogen behouden. Maar als ze werkelijk allemaal op zijn, doe maar gerust als Nènèh Orok, en maak er eenvoudig weer één voor jezelf; de laatste illusie. Want die kun je niet missen, immers? Lily Touwen Naschrift v.d. Redactie: Als echte Anak Betawie en Anak Mès- tèr (Mr. Cornells) heeft Tjalie Nènèh Orok ook vaak gezien (wie niet uit de 20-er jaren?). Overigens werd het ver haal van Nènèh Orok's waanzin door anderen ontkend (al behield ze toch de reputatie). Omdat ikzelf veel zwierf op straat, ontdekte ik dat Nènèh Orok in derdaad veel geplaagd werd (voorna melijk door kleine kinderen), maar dat de meeste mensen haar vriendelijk be jegenden. Ik heb haar b.v. nog nooit door verkopers van voedsel en drank wat zien weigeren en evenals de vo- Jeugdherinneringen uit Jogja 3,90 0,50 porto. gelen des hemels kwam ze dus nooit te kort. In Meester Cornells woonde ook nog een andere dwaas, Ringgit, bijge naamd, die bij voorkeur vrouwenkleren droeg en voor een dubbeltje bereid was te dansen. Ook hij kreeg altijd hapjes toegestopt. Wie niet gek was, was Gagah, een doofstomme jongen die bij voorkeur bij de Centrale Bios cope rondzwierf en graag met de ron zebons rondliep en programma's uit deelde. Voorts was er een oude vrouw die alle kenariebomen van de Matra- manweg afliep om getah uit de bast te krabben; niemand weet waarvoor, maar ze liep dagelijks enorme afstan den. Ook waren er enkele (Indo-)Europe- se zwakzinnigen bekend met min of meer vaste herkenbare manieren. Ze werden nooit geplaagd of op een an dere wijze lastiggevallen. Waar ze thuis hoorden, waren ze in de normale ge zinskring opgenomen en werden door iedereen behandeld als normaal. Ik heb deze gewoonte in Indonesië om onge vaarlijke zwakzinnigen als totaal nor maar te accepteren, altijd erg sympa thiek gevonden. Ook de duidelijk her kenbare zwakzinnigen, b.v. van bet ge sticht Tjikeumeu'h in Buitenzorg werden neutraal of vriendelijk bejegend als ze naar de militaire muziek kwamen luiste ren in de koepel voor het station. De z.g. "mongooltjes" waren in Indië ui terst zeldzaam. Ik weet zeker dat in dat grote Indië er geen plaatsje geweest is, of het heeft zijn "dorpsgek" gehad, zoals men pleegt te zeggen. Maar per sé niet in de betekenis van een lachwekkende of bespotte figuur. Het klinkt misschien raar om het te zeggen, maar we voel den deze "dorpsgek" altijd toch wel min of meer als een adik die onbewust een beroep deed op je ridderlijkheid en hulpbereidheid. - T.R. "DE ELECTRISCHE STADSTRAMS OP JAVA" door Prof. Dr. H. J. A. Duparc Verkrijgbaar in Boekhandel Tong Tong 8,90 f 0,75 porto. Begrafenis- en Crematie-Onderneming Opgericht 1924 ROUWKAMERS en ONTVANGKAMERS AIRCONDITIONED Kantoren: Fred. Hendriklaan 7 Den Haag, Tel. 070-556427 (3 lijnen) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 17