Wie was Meester Cornelis? (I)
AMBON
De Schoolmeester 1633-1642
door Dr. H. J. de Graaf
6
leder oud-Bataviaan weet bij overlevering, dat de wijk, later stadsgemeente Meester
Cornelis naar een zekere Meester Cornelis Senen genoemd is, die daar eertijds landbezit
had. Daardoor is het vrijwel de enige plaats, die in de Compagniestijd naar een Indonesiër
genoemd werd. Doch wie was nu eigenlijk die meester Cornelis?
In de uitgegeven Compagniespapieren komt
zijn naam slechts zelden voor. Daarvoor
was hij ook een te klein mannetje. Daarom
is er heel weinig over hem geschreven, o.a.
in het Woordenboek van Nederlandsch-ln-
dische predikanten door ds. Troostenburg
de Bruyn, die hem terecht een Bandanees
noemt. Iets uitvoeriger over hem is de be
kende Dr. F. de Haar in zijn "Oud-Batavia".
Doch veel meer verhalen over hem de zui
ver kerkelijke bronnen, o.a. de door ds.
J. Mooy uitgegeven drie zware delen: Bouw
stoffen voor de Geschiedenis der Prot.
Kerk in Ned.-lndië, ter Landsdrukkerij ge
drukt in 1927 tot 1931. Het is een zeer
nuttige bron voor het godsdienstig en maat
schappelijk leven te Batavia, waaruit maar
zelden geput werd. Wij willen niet in deze
fout vervallen en zullen nagaan, wat de
Kerkeraadsakten over Meester Cornelis te
vertellen hebben.
Dr. de Haan deelt met zijn vlotte pen, maar
zonder bronvermelding, mede, dat Meester
Cornelis een orang kaja s zoon van Sela-
mon op het eiland Lontor was, die na de
onderwerping zijner geboorteplaats te Ba
tavia kwam. Hij moet dan tot de 789 zielen
(287 mannen, 256 vrouwen en 246 kinderen)
behoord hebben, die met het schip de
Dragon naar Batavia werden gebracht. Ge
lijk bekend is G.G. Coen tegen de Sela-
monners streng opgetreden. Wegens hun
toegedicht verraad werden een 44-tal orang-
kaja's na gerechtelijke vonnis, ter dood
gebracht. Heeft de held van ons verhaal
tot de 789 ballingen behoord, dan moeten
zijn vroegste indrukken van de Nederlanders
een slechte inleiding hebben gevormd, om
met de verwoesters van zijn vaderland
vriendschap te sluiten.
Twaalf jaren lang horen we niets over hem,
maar dan verschijnt hij plotseling in de
stekken van ds. Mooij. Op 26 jan. 1633
wordt hij reeds meester Cornelis Senin ge
noemd en in het voorlezen en zingen be
kwamer geacht, dan een zekere meester
Enas, over wie de historie verder zwijgt.
Deze grotere bekwaamheid bezorgde hem
het ambt van schoolmeester bij de Maleis
sprekende gemeente. Dit hield in, dat hij
de schooljeugd in het ABC mocht onder
wijzen en in de godsdienstoefening een
preek voorlezen, voorzingen en bidden. Men
zal zich afvragen, hoe deze Bandanees zich
zijn ambt waardig had gemaakt. Immers,
daartoe zal hij toch eerst Christen moeten
geworden zijn. En hoe komt hij aan de naam
Cornelis? En waarom werd hij juist als
schoolmeester uitverkoren?
Wellicht werpt de volgende vermelding van
zijn naam, n.l. die op 29 sept. 1633, dus
ruim 9 maanden later hierop enig licht.
Aan Mr. Cornelis Senin van Banda, voor
zanger van de Maleise kerk, wordt een
schenkage van 20 realen (Spaanse rijks
daalders) toegekend, "om zijn goede dienst,
die hij de Gemeente gedaan heeft". Deze
goede diensten kunnen bezwaarlijk in de
eerste drie kwartaal van 1633 bewezen zijn,
daarvoor lijkt de tijd te kort, doch in 1632 en
voorafgaande jaren, toen hij dus nog géén
kerkelijk ambt bekleedde. Het was n.l.
soms de gewoonte, dat men iemand, die
een dgl. betrekking ambieerde, eerst maar
eens 'n tijdje gratis onder en voor de Chris
telijke gemeente liet arbeiden, om te zien,
of hij zijn loon waard zou zijn en de be
nodigde bekwaamheid bezat. De vermelding
van zijn herkomst uit Banda is wellicht een
vingerwijzing. Gelijk was na het krasse
optreden der Compagnie in de Banda-archi-
pel een deel der bewoners in de strijd
omgekomen, een deel tot slavernij ge-
gedoemd, een ander deel gevlucht en weer
anderen naar Batavia overgebracht. Van
ouds waren deze lieden vrij strenge Mos
lims geweest. Het wekt dus verwondering,
dat wij een hunner, onze Meester Cornelis,
als Christen zien optreden. Was Cornelis
zijn doopnaam, aangenomen na zijn beke
ring tot het Christendom? Is hij wellicht
daarna ijverig geweest in het bekeren van
andere Bandanezen? Hij blijkt zich later
bijzonder voor een Bandanese groep Chris
tenen te interesseren, die een eigen bede
huisje bezat. Zijn deze lieden vóór 1633
door hem tot het Evangelie gebracht? De
bekering van dit soort hardnekkige Mos
lims zou een royale gift van 20 realen
alleszins verklaren.
Zo verzocht hij op 9 aug. 1635 voor zijn
Bandanese mede-Christenen 2 realen voor
een tafel in het gebedenhuis der Bandanese
Christenen, hetgeen wel een Avondmaals
tafel zal geweest zijn. Op 28 dec. 1637
krijgen deze Bandanezen 1 rijksdaalder p.
m. om hun bedehuis te verlichten. Er blijkt
ook een school in het Bandanese kwartier
bestaan te hebben, welks schoolmeester
Anthonij Dirksz heet en 6 realen per maand
krijgt (22-4-1652), onder belofte van meer
als hij flink zijn best doet.
Een Trijntje van Banda, die nog familie van
Mr. Cornelis was, behoefde niet in het
weeshuis te blijven, doch mocht op zijn
verzoek bij hem aan huis komen wonen.
Ook Jacob de Bandanees, die bij Mr. Cor
nelis inwoont, doch zich in vereniging met
anderen, misdragen heeft, reden waarom hij
met een medeplichtige veroordeeld wordt
om varensgezel te worden, wellicht in de
hoop, dat er aan boord nog iets van hem
terecht zal komen. Het treffendst blijkt zijn
solidariteit met zijn Bandanese volksgeno
ten, wanneer hij op 4 nov. 1652 met ver-
Juist verschenen in de serie
"In Oude Ansichten":
door Dr. H. J. de Graaf, f 14,90
1,50 porto.
Verkrijgbaar bij Boekhandel
Tong Tong.
In deze serie verschenen reeds
eerder: Batavia - Vorstenlanden -
Marine - Nederlands Indië, alle
19,90
scheidene andere Bandanezen aan de Ker-
keraad een rekwest aanbiedt, waarin hulp
verzocht wordt, om de op Banda nog in
slavernij zuchtende bewoners, te bevrijden.
De Eerwaarde Kerkeraad zag het billijke
van dit verzoek in en besloot het bij de
Hoge Regering te ondersteunen.
Wat was nu Mr. Cornelis, taak? Tot 1642
bleef hij met het dagelijks schoolonderwijs
belast. De voor eigen rekening aangeschaf
te schoolbanken, werden hem vergoed.
Daarbij kwamen dan nog het voorzingen en
voorlezen op zon- en feestdagen in de kerk.
Doch tevens trad hij als pleitbezorger op
voor de kleine man. Individuele verzoeken
van Maleise Christenen dienden door hem
aan de Kerkeraad te worden voorgebracht.
Hij moest dan natuurlijk vooraf nagaan of
deze verzoeken, meestal om geldelijke
steun, het overwegen waard waren. Daar
door had hij zeker toezicht op de Maleise
Gemeente, maar trad ook voor haar zo
nodig in de bres.
Zo deed hij op 19 nov. 1639 een goed
woordje voor een zekere "zwart man die
zich zeer ellendig gebrand had, en verzocht
zijn opneming in het weeshuis, ter verdere
verzorging. Of hij trad op 18 sept. 1642 op
voor de arme vrouw Johanna Fernandus,
waardoor haar 11/? reaal p.m. werd uitge
keerd. Daarentegen moet hij het geval van
de blinde Antonij en diens "wijf" Antonica
met hun drie spruiten, die om een aalmoes
vragen, nader onderzoeken. Het resultaat
is een toelage van 2 rijksdaalders per
maand.
Mr. Cornelis' goed hart blijkt in 1641, toen
hij in een tijd van lage rijstprijzen, voorstel
de de armen wat ruimer met rijst te bedélen.
Daardoor zou niet énkel de Diaconiekas
voordeel hebben van de goedkope rijst.
Eigenaardig is, dat Mr. Cornelis Senen niet
slechts toezicht uitoefende op de gewone
kerkleden, doch ook op zijn collega's Zo
komt hij op 20 aug. 1640 klagen, dat de
schoolmeester, Manoel Lopez, sedert zijn
terugkeer uit Ceylon nooit zijn dienst be
hoorlijk waargenomen had, ofschoon hij
toch zijn gage en rantsoen genoten had. Het
gevolg was een ernstige vermaning. Veel
hielp het niet. Veertien dagen later rappor
teert Mr. Cornelis, dat Manuel "sich schan
delijk verloopt in dronkenschap en hoer
dom, mede in vechten en slaan". Men be
sloot hem daarom maar te ontslaan uit zijn
dienst. Ofschoon grondbezitter, verschijnt
hij daarna tóch onder de armlastigen.
Ook mag Mr. Cornelis candidaten voor het
schoolmeestersambt examineren, b.v. Jan
van Bengalen (19-9-1639).
Later is hij zelfs belast met de opleiding
van schoolmeesters, n.l. van drie jongelui,
die van de Latijnse school verwijderd wa
ren, hetzij om wangedrag, hetzij om geringe
prestaties. Ze werden bij Mr. Cornelis in
de kost gedaan, die dus zowel voor hun
lichamelijk, als hun geestelijk welzijn had
te zorgen. (25-6-44). Dit was geheel vol
gens de gewoonte, die bijv. in de Zuid-
Molukken bestond. Aanstaande school
meesters in opleiding, verbleven bij een
predikant aan huis, bewezen enige huise
lijke diensten en genoten daarvoor een een
voudige theologische opleiding.
Mr. Cornelis blijkt ook actief te kunnen
optreden. In mei 1649 ontdekt hij, dat de
Moren (Moslims) aan de Westzijde (zijn
wijk), een tempel (moskee) gebouwd heb
ben, "waarin zj hun godsdienst plegen".
Het euvel zal aan de Gouveneur Generaal
bericht worden. Het volgende jaar meldt hij,
dat Katholieke geestelijken, papen, welke
met vergunning van Z. Edele aan land
mochten, die gunst misbruiken. Zij zouden
enige huisgezinnen gedoopt hebben! Ook