Journalistieke Herinneringen (I)
BLADVULLING
Het Eerste En Laatste Schot
"Nu je toch aan de redactie van Tong
Tong verbonden bent, zou je wel eens
wat oude herinneringen uit je Indische
krantentijd kunnen opschrijven", zei
Tjailie. Tjalie is niet alleen de baas,
maar hij is na zijn loopbaan als onder
wijzer bij mij aan het Bataviaasöh
Nieuwsblad zijn journalistieke carrière
begonnen, startte later in onze Nieuws
gier de Piekerans van een straatslijper
- ik heb dus bijzondere verplichtingen
aan hem en zijn wens is mij dus een
bevel, al was hij de baas niet! Ik heb
mijn twijfels of de anecdoten uit de
Indische persgeschiedenis van vele,
vele jaren geleden nog vee'l belangstel
ling zullen vinden... maar goed: op
dracht is opdracht
Eerst dan de geschiedenis van het eni
ge revolverschot dat ik van mijn leven
heb gelost en dat het leven had kunnen
kosten van een trouwe dienaar van het
Nederlands gezag
De opstand van november 1926 op
Java was bedwongen: de paniek onder
het Nederlandse deel van de bevolking
nog niet geheel, toen op nieuwjaars
morgen 1927 een nieuwe onheilstijding
grote onrust veroorzaakte: rebellie was
nu uitgebroken op de Westkust van
Sumatra, speciaal in de bovenlanden.
Niet alleen van bestuur, politie en le
ger hadden de gebeurtenissen op Java
het uiterste gevergd, ook de journa
listen hadden onder grote spanning
bergen werk moeten verzetten; in het
nabije Bantam had ik als verslaggever
van het Bataviaasch Nieuwsblad dagen
lang rondgezworven. Maar nu de West
kustEen dag na het binnenkomen
van de onheilstijding vertrok een KPM-
er van Batavia naar Padang.
"Jij gaat erheen", zei mijn hoofdredac
teur, de onvergetelijke Zaalberg. Hoe
lang? "Je ziet maar...". Het zou, door
allerlei omstandigheden een reis wor
den die een paar maanden duurde en
via A'tjeh in Medan eindigde.
In Padang aangekomen bleek daar de
zelfde zenuwachtige spanning te heer
sen, die in Batavia zo manifest geweest
was en maar nauwelijks min of meer
was gekalmeerd toen het bericht van
nieuwe moeilijkheden, nu op de West
kust, bekend werd. Over wat zich in
de haarden van verzet in de Minang-
kabau afspeelde was zelfs in Padang
weinig te vernemen. Verbindingen wa
ren verbroken. Buiten de besdherming
van troepen en politie in de hoofdstad
van de residentie waagden zich maar
weinigen. In Padang was voor een ver
slaggever dus weinig te beleven. Naar
het binnenland dusMaar hoe?
Geen verhuurderij was bereid mij een
auto af te staan voor wat beschouwd
werd als een halsbrekende onderne
ming. Er zat niet veel anders op dan er
een te kopen. Op crediet, onder
garantie van de goede naam van het
Nieuwsblad. Een Padangse chauffeur
zonder werk, bleek bereid de poging,
zonder bescherming het binnenland in
te gaan, met mij te beginnen. Hij was
bang voor niets en werd van een trouw
dienaar een goed vriend. In de vroege
ochtend vertrokken wij: eerst naar Sa-
wah Loento, waar zich vreemde tonelen
bleken te hebben afgespeeld maar de
situatie onder leiding van een krachtige
assistent-resident snel was opge
klaard. Daarna naar Fort van de Ca-
pellen. Geen incident deed zich tijdens
deze rit voor: het toch dichtbevolkte
gebied leek haast uitgestorven. Er
heerste een onheilspellende rust, maar
er gebeurde niets. De bevolking bleef
bevreesd voor rondtrekkende benden,
zoveel mogelijk binnenshuis.
Van Fort van de Capellen wilde ik naar
Fort de Koek gaan, daar overnachten
in het heerlijke bergklimaat en mijn
eerste reportages schrijven. "Maar",
zei de assistent-resident daar "in het
gebied tussen hier en Fort de Kook is
nog niet gepatrouilleerd: van de situa
tie langs de befaamde weg der zeven
heuvelen weten wij nog helemaal niets,
want ook de inheemse bestuursamb
tenaren hebben nog niet kunnen rap
porteren - ik heb dus groot bezwaar,
dat u doorgaat".
In Fort van de Capellen intussen kon
ik niets doen: ik moest trachten de
"bewoonde wereld" te bereiken, want
mijn kopij kon alleen via Padang, Ba
tavia bereiken. Na veel heen en weer
gepraat werd een compromis bereikt.
De assitent-resident gaf mij een ge
wapende "geelvink" mee en drukte
mij bovendien een revolver in de hand,
die mij bescherming zou kunen geven
in geval van ongewenst gezelschap.
Ik heb een diepe afkeer van geweld;
ik had nog nooit een vuurwapen ge
hanteerd en was in de grond van mijn
hart meer bevreesd voor de revolver
dan voor mogelijke djahats, maar kon
het vriendelijke, gebaar van de A.R.
moeilijk weigeren.
Wij vertrokken in de namiddag. Alles
ging goed, totdat wij bij het dorpje Rau-
Rau aankwamen. Het was al tegen de
avondschemering toen wij op enige
afstand een aantal kerels ontwaarden,
bezig bamboe over de weg te werpen
met het kennelijk doel onze auto tot
stilstand te brengen. Naderbij gekomen
namen deze lieden een duidelijk "drei
gende houding" aan, zoals dat in poli
tierapporten heet. Van onze kant was
dus even duidelijk optreden geboden.
Ik sloot de ogen, haalde de trekker
van de revolver over... De 'bende' stoof
uiteen op het geluid van 't schot-voor
zover ik kon nagaan had ik niets of niet-
mand geraakt. Wij hobbelden over de
bamboes en na een verder incidentlo-
ze tocht bereikten wij Fort de Kook.
Twee dagen later kreeg ik telefonisch
contact met de AR van Fort van de
Capellen. Hij belde mij via de inmiddels
herstelde telefoonverbinding op en zei,
"Als ik jou weer eens een revolver
leen, wil je die voortaan dan niet ge
bruiken om op mijn burgemeesters te
sdhieten
Tableau! Ik had gemeend, met dja
hats te doen te hebben. Het desa
hoofd van Rau-Rau vreesde, toen hij
een auto zag naderen, dat hij met op
standelingen te doen had en daar hij
op een overval geprepareerd was, was
hij aanstonds begonnen met een aantal
helpers te trachten, de auto tot stoppen
te dwingenHet dubbelzijdig mis
verstand was gelukkig zonder gevolgen
gebleven.
Dit is de ware geschiedenis van de
eerste en laatste maal in mijn leven,
dat ik gebruik gemaakt heb van een
vuurwapen en daarmee, dank zij een
hemelse bestiering en mijn volkomen
gebrek aan ervaring in de omgang met
schiettuig, geen onherstelbare onge
lukken heb aangericht
J. H. Ritman
ANSARI, Sjeik Abu Isma'il Abdullah
ibn Muhammad al - (1006-1088); een
der eerste Perzische mystici, tevens de
eerste auteur van religieuze tractaten
in gerijmd proza en van kwatrijnen met
mystieke inslag. Zijn smeekgebeden, 'n
meesterwerkje van de Perzische let
terkunde, zijn nu nog populair. Voorts
schreef hij o.m. een mystiek-didac
tische roman, waarin hij als eerste de
geschiedenis van Jozef en Zulaika
de vrouw van Putifar) behandelt, een
onderwerp dat na hem nog talloze
Perzische schrijvers zou inspireren.
Gehoorzaamheid.
Blinde gehoorzaamheid zonder het licht
van de kennis is een totale verspilling
van energie, zoals ploegen in de woes
tijn.
Geloof.
Geloof waaraan werkelijkheidszin ont
breekt, is verwant aan ongeloof.
Godsvertrouwen.
Wie weet dat Gods Wet de overhand
haalt, is bevrijd van verdriet.
Lijden.
Lijden zonder berusting schrijnt als een
brandwonde zonder balsem.
Onschuld.
Liefde tot God begint met onschuld.
8