DE "SLOEBER-BOOGIE-GANG"
Tijdens de oorlog, toen alles verloren,
kapot en weg was, pakten schooljon
gens moedig aan en schiepen een eigen
bestaan. NEVER say die!
Japanse bezetting! Al enige maanden ging
ik niet naar school immers, alles was dicht!
De leerkrachten waren krijgsgevangen of
nog erger en de meeste middelbare scholen
bezet door Japanse troepen. Mijn vader
vroeg mij weer naar school te gaan en niet
leeg te lopen. Ik ging naar de I.V.E.V.O. aan
de Mataraman te Djakarta. In het begin
mocht je op school de proefwerken nog in
het Nederlands maken, als je het Indone
sisch niet (goed) machtig was. Maar na eni
ge maanden was de lol eruit. Niet alleen om
dat toen alles in het Indonesisch ging maar
vooral omdat, al gauw, je voor pro-Jap werd
uitgemaakt.
Terwijl ik school ging had zich in het oude
Meester-Cornelis een groep schooljongens
gevormd die aan het grobak-trekken sloe
gen. Die eerste groep (zij bleef lang de
enige) bestond uit de kern Iwan Ranti, Wim
Oei, mijn neef Soedarjo, mijn broer Bert en
Wim de Groot. Als ik vrij was mocht ik wei
eens mee. De groep zag er keurig uit. Alle
maal in blauwe overalls (oud L.B.D.-pak-
ken), padvindersriem en -hoeden. In het be
gin moesten ervaren grobag-trekkers wor
den gehuurd. Eén van hen, Bang Amad, was
een potelaar. En hij leerde ons de kneepjes
van het vak. Hij wees ons er op zo snel
mogelijk zelfstandig te raken, daar het geen
zin had de verdiensten goeddeels, aan lo
nen uit te geven.
Inmiddels was Soedarjo uit de groep ge
gaan, daar hij op een cursus kon komen
voor Stationschef bij de S.S. Ik kwam dan
in zijn plaats. Alle begin is moeilijk. Ook
voor ons! Er waren Indo's die ons voor
katjoengs uitscholden. Maar wij douwden
stug door. Liever dit, dan stilzitten. Wij had
den een leuke groep. Bert speelde ukulele,
en Iwan guitar. Als wij bij Iwan thuis waren,
speelde Wim op de piano. Ikzelf kon alleen
op mijn grote toon spelen, want ik was ge
weldig muziek-kaal. Geen aanleg voor
maanblaffer sih. Als de vracht niet te zwaar
was, bracht Bert vaak zijn uke mee en wij
zongen dan in koor. Op een keer, op het
heetst van de dag, zwoegden wij om een
zware vracht tegen de helling iets voor het
zwembad Manggarai, op te duwen. In een
deleman passeerden ons een oude Javaanse
vrouw en een meisje. Ik hoor die oude
vrouw nog zeggen: "Kasian, wong Londo!"
Toen stopte de deleman en het meisje stap
te uit. Op een drafje ging zij naar ons toe
en zei in het Nederlands: "Hier, van mijn
Oma!", en ze legde geld op de wagen. Wij
hebben het geld teruggegeven en met pijn
en moeite konden wij Nene'k duidelijk ma
ken, dat wij dit niet deden uit noodzaak. Met
tranen in de ogen bleef Nenek naar ons
kijken.
Op een ochtend, op de Javaweg, werden wij
een tijd lang gevolgd door een Hollandse
vrouw, die op een fiets reed. Wij zongen
toen drie-stemmig het ontroerende lied van:
"kWeet nog goed, toen in je blauwe
ogen". Op gegeven moment reed die me
vrouw ons voorbij. Enige tientallen meters
verder, hield zij ons aan en zei: "Jongens,
komen jullie even stroopdrinken!" Wij za
ten op de heerlijke, koele vloer van de voor
galerij en kregen stroop djeroek-keprok. Zij
vertelde ons, dat zij ons al enige malen had
ontmoet en dat het haar goed deed ons
haast altijd te horen zingen. Toen stelde
zij ons de vraag: "Jongens, als ik jullie ooit
nodig heb, mag ik dan een beroep op jullie
doen?" Grif werd het haar toegezegd, niet
bevroedend dat al heel gauw dit zou ge
beuren.
Op een dag, na een trek, kwamen wij bij
Iwan terug, toen mevrouw Ranti ons zei:
"Die mevrouw van de Javaweg is geweest
en heeft gevraagd of jullie zo snel mogelijk
willen komen want zij moet het Tjidengkamp
in!" In de looppas gingen wij naar de Java
weg. Om beurten ging er één op de grofoag
zitten en de rest liep. Bij haar thuis zagen
wij een Japanse legerauto. Er werden wat
koffers opgeladen. Met tranen in de ogen
wachtte zij ons op en zei: "Ach jongens!
Waarom waren jullie niet thuis? Dit alles
wat ik niet mee mag nemen had ik jullie en
je ouders graag gegund!" Machteloos en
met een schrijnende pijn in het hart moes
ten wij toezien hoe zij, huilend, werd weg
gebracht. Ook wij schaamden ons niet voor
onze tranen en konden alleen g.v.d.-en.
Wij hadden van het begin af een kas ge
vormd waarin, van elke verdienste, een be
paald percentage, werd gestort. Wij hadden
nl. zelf een grobak gemaakt. Het hout kwam
van een nangkaboom die wij van meneer
Ranti kochten. Meneer Ranti had nl. een
tuin te Tjililitan. De banden waren van een
Fiat. Wij hadden een slee van een grobag.
Dit alles werd ons door meneer Ranti voor
geschoten. Hij wilde hebben dat wij er voor
zouden gaan werken. Wij betaalden hem af.
Toen onze groep 1 jaar bestond, gaven wij
een babi-poeterfuif. En waar! In de tuin van
meneer Ranti, te Tjililitan. Een big werd ge
slacht en aan het spit, boven een kolenvuur
gepoeterd. Koffergramofoon met hawaiipla-
ten van Sol Hopi, Harry Owens en Queenie
David Kaili. Ook de Andrew Sisters en
Artie Shaw waren vertegenwoordigd. Maar
wat zou dit alles zijn als wij die trouwe
vriendinnen niet hadden. Jane en Mimi de
Groot, Nini Beemer en Kriel von Tronchin.
Het werd een all-night fuif. Het kon niet
anders. Dansen onder de klapperbomen met
op de achtergrond als landschap, door
maanlicht overgoten sawahs en met songs
als "Dancing under the stars".
De naam "Sloeber-Boogie-Gang" werd ge
boren doordat op een keer iemand zei: "Zo
sloebers!" Omdat wij een muziek en dans
minnend groepje waren kozen wij deze
naam en werd die dan ook op onze slee
geschilderd.
Voor de Europeanen werd het beroerd. Vele
jongens, waaronder Wim de Groot, werden
gepikt. Menig gezin moest een beroep doen
op de steun, welke verzorgd werd door me
neer E. Martens, wonende aan de Kerk
straat. Op gezette tijden werd er beras,
zout, suiker, mais enz. verstrekt. Wij wer
den als vrijwilliger gevraagd. Het was wel
Net ontvangen:
Een kleurige collectie
BRIEFKAARTEN
met Indonesische tafreeltjes:
dansers, landschappen, nationale
kostuums, batikmotieven etc. etc.
Met de hand ingekleurd. Per stuk
1,25 (met env.) Bestelling per 6
stuks geen porto.
leuk. Het ergste vond ik als er trasi en
ikan asin moest worden verdeeld. Je stonk
dan mijlen in de omtrek en geen enkel
meisje keek er dan naar je om. Ja, zij haal
den letterlijk de neus op. In meneer Martens
vonden wij een voorvechter. Menigmaal
vroeg hij ons om hulp om arme gezinnen te
verhuizen tegen Rode Kruis tarief. Dit was
maar weinig in vergelijking tot de buiten-
prijs. Het deerde ons niet, want het gaf ons
bezigheid.
Zo moesten wij eens een familie verhuizen
waarvan het hoofd van het gezin blind was.
En een schuit 'kinderen, allemaal met Bijbel
se namen. Je hield ze niet uit elkaar. Zei je
"Paulus!" dan kreeg je ten antwoord: "Niet
zo dan oom! Ikke toch Petrus!" In elk ge
val, wij moesten met die verhuizerij erg
voorzichtig zijn, want vele spulletjes ston
den op uiteen vallen. Iwan kwam met een
bril aandragen. Dat geval moest maar bo
venop de andere barang geladen worden
.En net dat hij die box boven zijn hoofd
had getild om het aan te reiken, bezweek
de bodem en kreeg hij de volle zegening
van boven! Onchristelijk hebben wij hem
toen uitgelachen. Nadien hebben wij bij elke
verhuizing altijd die verraderlijke dingen na
gekeken.
Ook leerde je verschillende soorten typen
kennen. Een oud echtpaar dat verhuisd
moest worden. Wij kregen wel de bood
schap om persé op een bepaalde dag dat
te doen. Want dan had hij geld van de steun
Die oude man schaamde zich omdat hij ons
geen versnaperingen kon aanbieden behal
ve dan als wij het niet erg vonden, de pi
sang kepok voor zijn vogels en kendi-water.
Zelden heeft ons iets beter gesmaakt. En
dan wilde hij nog van zijn beetje bedeling-
geld, de helft aan ons geven! Een heer!
Hiertegenover staat mij iets anders voor de
geest.
Op een gammele, rammelende fiets kwam
hij het erf van de familie Ranti opgereden.
Sjofel gekleed, in verstelde en gelapte kle
ren. Hij had gehoord, dat wij graag hielpen
en indien nodig gratis verhuisden. Of wij
hem wilden helpen. Hij wilde het beslist
niet gratis hebben. Hij moest van tegenover
het Adekkamp naar de Javaweg verhuizen.
Wij berekenden hem het Rode Kruis-tarief.
Maar toen wij bij hem thuis kwamen hebben
wij gevloekt. Hij was in het bezit van Ga-
zellefietsen, Kero bedden, koelkast en Dja
tihouten hang-leg-'kasten. Wij kregen hem
gedurende de 'hele verhuizing n'iet te zien.
Alleen zijn zoon was thuis. Wat een schoft!
Van woede hebben wij toen een tros pisang
radja en een stuk kaas (en dat tijdens de
Jap) opgegeten. Ook dat smaakte ons! Met
de verhuizingen werd het hoe langer hoe
minder. Maar wij hadden andere soorten
vermaak. Tussen de bedrijven door deden
wij nog aan badminton, 'korfbal en voetbal.
En dan die huisfdifjes bij de families Timmer
Stupers, de Groot, von Tronchin en natuur
lijk ons tweede tehuis "Huize Ranti".
De lekkerste sambal badjak at ik bij de fa
milie Stupers. Allemachtig, wat kon ik kanen!
Geregeld moesten wij bouillon halen bij
Jenne aan de Gunung Sahari. Vijf uur 's-
middags vertrokken wij dan en vaak waren
wij pas na tien uur 's-avonds terug. En dan
waren de mensen nog kwaad ook omdat zij
zolang moesten wachten. Na de verdeling
van de bouillon was je een wandelende re
clame voor Jenne.
De Japse bezetting was rot, maar leerde ons
van alles aanpakken en maakte ons taai en
weerbaar voor de rest van ons leven. Een
saluut van de "Sloeber-Boogie-Gang" aan
alle grobag-trekkers van de Japanse bezet
ting.
Chris.
21