Tinus Dezentje (IV) door Dr. H. J. de Graaf Johannes Augustinus Dezentjé, de grote landheer van Ampel. Zelfs het uiterlijk zo onbewogen bestaan van een historicus heeft zijn verrassingen. Men denkt over een bepaald onderwerp alles gelezen te hebben, wat er maar over te vinden is, en opeens blijkt er nog meer te bestaan. Zo verging het mij met die merkwaardige figuur van Tinus Dezentje, over wie ik al drie stukjes in Tong Tong geschreven heb. Ik meende daarmede al alles van belang gezegd te hebben, wat er over gezegd kon worden, en plotseling vind je onverwacht nieuwe gegevens Enige tijd geleden bladerde ik op het Ko ninklijk Instituut te Leiden in een vergeelde jaargang van de Semarangse Locomotief, op zoek naar berichten over het afscheid van een Bandoengse resident, en daar valt mijn oog op een ingezonden stuk van niet miinder dan twee kolommen, getiteld: "Tinus Dezentje, een bladzijde uit de geschiedenis van Solo", gedateerd Solo 22 fe-br. 1903. De anonyme schrijver noemt zich "een oud Solosche Javaander of Indische Creool", zodat hij wel een Indo-Europeaan moet ge weest zijn. Een artikel in de rubriek "Van Dag tot Dag" van de vorige dag had hem naar de pen doen grijpen. Daarin werden o.a. de ernstige gebeurtenissen in en om Semarang bij het begin van Dipa-Negara's opstand in 1825 besproken en werd o.m. voorgesteld, voor de toen gesneuvelde helden een monument op te nichten. Hiermede ging onze ingezonden-stukken- schrijver accoord, mits ook een gedenk teken voor de landheer Tinus Dezentje zou verrijzen. Hij staaft deze bewering in een uitvoerig betoog met tal van argumenten en verschaft ons daarbij belangrijk materi aal voor een levensgeschiedenis van deze Tinus Dezentje. Hierbij raadpleegde hij geen geschreven bronnen, doch benutte vooral mondelinge overleveringen. Dat kon, want een vijftal kinderen van Tinus, die hij opsomt, waren •nog in leven. Ook kan hij natuurlijk van zijn ouders een en ander vernomen hebben, terwijl hij zijn oor ook bij Javanen te luisteren zal hebben gelegd. Doch door die mondelinge overdracht van feiten krijgt het verhaal een wat legendarisch karakter. Dit behoeft geen bezwaar te zijn, want daaruit kan men leren, hoe diep de indruk van Tinus Dezentje op tijdgenoten en nageslacht geweest is. Overigens is de schrijver wel betrouwbaar, hetgeen blijkt, wanneer men zijn verhaal naast andere gegevens legt. Het eerst spreekt de anonyme schrijver over Tinus' overgrootvader, de Frans-man Teissonier, d-ie wellicht als soldaat naar Indië gekomen, aldaar zijn naa-m tot Dezen tje heeft verhollandst. Trouwens, er zijn ook Nederlandse Dezentje's naa-st de In dische, en blijkens een kort bezoek aan de Bibl-iothèque Wal-lonme te Leiden, gaan deze a-l-len op Franse, en wel Huge-nootse voor vaderen terug, dus op z.g. réfugiés, die ma de opheffing van het Edict van Nantes -in 1685, hun ongastvrij vaderland verl-ieten en naar ons land uitweken. Over de grootvader, die misschien te Ja para in garnizoen gelegen heeft, meldt onze schrijver niets, des te meer over de va-der: Jan August Caspar. Deze was gehuwd met een mejuffrouw Kops, die hem vier kinderen schonk, twee zonen en twee dochters. Tinus was de tweede spruit. Zijn oudere broeder Fra-ns en zijn zuster, mevrouw Deux, verloor hij reeds vroeg. Zijn andere zuster, mevrouw Wener, bleef langer in leven. Zij was rijk met aardse goederen gezegend en werd op het buiten verblijf van de Su-nan te Penging begraven. Zowel de naa-m van Wener als die van Deux komen op de lijst van de grote land huurders voor, die we in het dikke boek van Louw over de Java-oo-rlog aantreffen. Hieruit zien we dus, in welke kringen de familie Dezentje zich was gaan bewegen. Overigen-s waren de Dezentje's aanvanke lijk niet rijk. Johannes Augus-tinus was zuinig opgevoed en over de schrielheid van deze mil-lionair vertelde men later nog, dat hij op tournée van zijn paard placht af te stappen, om één koffieboon op te rapen. Doch dit zal we-l als grapje bedoeld zijn. Zijn vader, die in Batavia een soort van hotel schijnt gehouden te he-bben, ging later in militaire dienst over en bracht het tot commandant der dragonderlijfwacht van de Sunan te Solo. Men kan aannemen, dat deze militaire functie hem geregeld met het Solose hof in contact bracht. Ofschoon het moge-lijk is, dat reeds de oude -heer Dezentje zich met de landbouw heeft ingelaten, zal toch pas zijn zoon Jo hannes Au-g-ustinus z-ich ern-stig met de landhuurderij hebben bemoeid, en wel na zijn financieel zo gelukkig huwelijk met een mejuffrouw Bode in 1816, die zeer rijk zou geweest zijn, oo-k al komt de naa-m Bode -niet op de lijst der landhuurders voor. Bovendien had zij nog een rijke erftante. Deze plotselinge rijkdom zal he-m i-n staat geste-ld hebben, om in 1820 op eens de grootste landhuurder der Vorstenlanden te worden. Op zijn naam staan dan niet min der. dan 18 percelen waarvan Ampel het allergrootste was. Als huur werd een som van ruim 4400 spaanse realen betaald en wel "in eens", behalve voor Ampe-I, dat 2000 realen per jaar moest opbrengen. Volgens de overlevering zou daarbij prins Tjokro-Nagara, kleinzoon van sunan Pa-ku- Buwono VII, destijds beter bekend als oom Tjokro een belangrijke rol hebben gespeeld. Volgens onze zegsman zou dit neer geko men zijn op het in-huren van half Solo (Sura-karta), d.w.z. cadeau krijgen. Dit lijkt

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 6