m wmmm Het oude Bodjong, de hoofdstraat van de benedenstad van Semarangdie enige kilotneters lang is. Links Roemah besar, het residentiehuis waar de gewestelijke raad vergaderdeevenals de gemeenteraad. Op de brug de autobus van die de dienst onderhield met de omliggende plaatsen. herneemt nu eenmaal spoedig zijn rechten en daarmee zal voor deze tuin, die eens de glorie van Semarang uitmaakte, het einde wel gekomen zijn. Met enige moeite ontdek ten wij ingebouwd tussen huizen, aan het begin van Kintelan (hoek Gergadjih) nog de toegangspoort. Het pad, dat daarheen leidt was echter reeds totaal overwoekerd. Bandjirkanaal. Picknicken deed men toen ook buiten de stad, vooral toen de fiets onder de jeugd populair begon te worden. De vader van de heer de Jong is de oprichter geweest van de A.N.I.W.B., het Indische zusje van de bekende Nederlandse instelling en deze A.N.I.W.B. heeft er zeer veel toe bijgedra gen om de jeugd de nodige rustige ont spanning te geven. Niet alleen dat er wie lerwedstrijden werden georganiseerd, zoals de eerste grote race tussen Semarang en Demak (plm. 25 km), welke werd gewonnen door Van der Knoop, destijds bekend als de Moeskop van Java, doch er vonden ook gewone tochtjes plaats zoals naar de sluizen van Bulu, de djamboetuinen bij Dje- rakah. Tegenwoordig zal vermoedelijk nie mand er meer aan denken om voor een prettige zondag daarheen te gaan (trouwens min of meer "out of bounds". Toen evenwel wist men van de bovenkant van de dam in het Bandjirkanaal, van gloei end maar glad cement, een ideale dansvloer te maken wanneer in de droge moesson het waterpeil zo laag stond. Met de moderne dansen zou men er snel zijn zolen kapot hebben gemaakt, doch met de quadrille, lan- ciers etc. van toen, kwam men zeer wel uit de voeten. De muziek (ronsebons) stond op de kant en gaf de maat aan en zo amuseer de zich oud-en-jong van toen. De sluis wachter (een neger) de heer (oom) Zimmer- mann zorgde voor de organisatie op "zijn" terrein en het stuk weg (oorspronkelijk een karrepad) naar de sluis heette dan ook lang Gang Zimmermann. Muziek-uitvoeringen. Het verhaal wordt te lang en dus zullen wij er thans een eind aan maken. Wij praten daarom maar niet meer over de muziektent ten op verschillende plaatsen in de stad, waar de regimentsmuziek haar uitvoeringen gaf (één dezer tenten vindt men nog op het vroegere Wilihélminaplein t.o. het oude Gou- verneurshuis (een poos geoccupeerd door het leger The Tigerclub) niet over de bier hallen, die zich in een redelijke populariteit mochten verheugen (één daarvan was van Tan Siauw Lip, op de punt van de drie sprong Bankong, Peterongan en Djom- blang), ook niet over het oude STADSVER BAND, de voorganger van de C.B.Z., want dit alles zou het artikel tot in het oneindige rekken. Wie eenmaal over Semarang begint te praten kan moeilijk ophouden. Oud- en Nieuw Tjandi. Hierover hebben wij het vrijwel helemaal niet gehad. Wij willen er daarom nog wel even op wijzen, dat men het eerste huis, dat In Nieuw-Tjandi werd gebouwd kan vin den op de "top" van de Nieuw Tjandiweg. Men heeft er een beter gezicht op, wanneer men aan de voet van de Dr. de Vogelweg naar boven kijkt; dan ziet men een lang werpig wit huis met een leistenen dak en een toren met koepel. Het dak is veranderd, maar vroeger cylindervormig, zodat dit huis bekend stond als het "Zeppelinhuis", naar de beroemde uitvinding van die dagen. Het huis werd gebouwd door architect Harms en is op het ogenblik een mess van de Tentara. De Kenariiaan met zijn monumentale, maar nu behoorlijk uitgewoonde herenhuizen, kent waarschijnlijk iedereen. Minder bekend is misschien dat de bewoners, volgens het verhaal hardnekkig hebben weten te ver hinderen, dat de laan werd doorgetrokken naar de Oei Tiong Bing weg (de "Hang mat"). Men wenste geen verkeer van het "vulgus" langs deze straat en daarom liep tot niet lang voor de Jappentijd, deze weg dood in een voetpad. Nog is te zien, waar dit voetpad begon: de plaats waar de laat ste Kenari-boom staat. Zoals gezegd er valt nog veel meer te vertellen, doch wij zullen het hierbij laten. Wij hopen bij hen die sinds kort in Semarang wonen interesse te heb ben gewekt voor hun stad en hen die me nen deze plaats reeds van haver tot gort te kennen, enigszins te hebben geholpen bij het ophalen van hun herinneringen. De redactie van "DE LOCOMOTIEF" is zeer geinteresseerd in verhalen die op oud Se marang betrekking hebben. De heer de Jong heeft het zijne thans verteld, er is echter ongetwijfeld meer, dat de moeite van het vermelden waard is en dit hoeft zeker niet tot een jubileumnummer beperkt te blijven. Naschrift. In bovenstaand interview werden de namen genoemd van (wijlen) mijn vader en de heer H.(eite) Tillema. Beide waren "volbloed Friezen". Als H. Tillema bij ons op bezoek kwam voor een babbel, moest ik weieens het e.e.a. aandragen. Gekleed in mijn "tje- lana-monjet" of misschien al in de iets vol- wassener "badjoe tjina" bracht ik dan het gevraagde en probeerde wat op te vangen van hun gesprek. Maar lauw kans, want zij bedienden zich van de Friese taal. Wel her inner ik mij nog, dat zij elkaar met een "nickname" aanspraken. Omdat mijn vader in Harlingen geboren was, noemde Heite hem zoiets als "Hanze-to'bbedanser" en va der op zijn beurt sprak Heite, wiens wieg in Sneek moet hebben gestaan, aan met "Snetchner Drabbelkoek". Zij moeten wel wat in leeftijd verschild zijn, maar ik kon dat niet zo opmaken uit de haardos, want ik heb vader niet anders gekend dan met een "kale knikker", terwijl T. nog min of meer een krullekop rijk was, ofschoon die al goed grijs was. Maar waar ik na dit aanloopje toe wil komen is het volgende. Tillema was uiteraard al lang gerepatrieerd, maar kreeg nog het Locomotiefjubileumnummer onder ogen en heeft toen bij de redactie geinfor- meerd of die de Jong van het interview een zoon was van zijn vriend A.(ugustinus) de Jong. Hoe oud moet die man dan toch geweest zijn? Want mijn vader overleed in 1942 op de gezegende leeftijd van 86 jaar. (De rode bol van Nippon wapperde toen al in de Archipel.) Lezers vertel mij nu even: Is de Wereld nu groot of klein? G. L. de Jong 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 13