BELEVENISSEN VAN EEN RECHTER IN VOORMALIG NEDERLANDS-OOST-INDIE (VIII) DOOR MR. M. J. A OOSTWOUD-WIJDENES Een Landraadszitting met verrassend slot. Gaat U mee naar Lamongan in Oost-Java?; omstreekt 1925. Het is de standplaats van een Controleur B.B. (Dit B.B. betekent hier niet Bescherming Bevolking, al hoorde ook dit tot 's Controleurs veelzijdige taak; en met Brigitte Bardot heeft het helemaal niets te maken; nee, de Controleur was bij het Binnenlands Bestuur.) Het is nog vroeg in de ochtend. Wat dampig ligt het plaatsje in de landelijke rust van de vlaktes westelijk van Soerabaia. Aan de statige kanariebomen-laan langs de aloon-aloon ligt het Landraadsgebouwtje, tevens kantoor van de Djaksa. De bode des rechters, 'oppas Landrad' in 't maleis, door de tand des tijds al wat aangevreten, en gestoken in een plurivormig uni form (namelijk wat erg bont in een bruine privé-broe'k bij een blauwe Lands-jas, waarover een roodleren band met geelkoperen gerechts-plak,)... 'mas' oppas is, hoe vroeg ook, al donker gebrild en bezig om onder contrdle van de Djaksa de stukken van over tuiging voor de komende rechtszitting op de groene tafel te sorteren. Telkens, in de volgorde van een begeleidende lijst de voorwerpen neerleggend, leest hij daarbij op: "Doea arlodji nèkèl." twee nikkelen horloges.) "Sa 'poeal." satoe één voile, zoals een gazen hoofddoekje geregistreerd staat.) "Taplak" tafellaken, d.w.z. een smoezelige lap, nauwelijks groot genoeg voor een taboeretje.) "Tjlntjin." een glimimendklinkend woord voor vingerringetje.) "Mandolioen." medaljon.) "Ploeit" fluitje). "Badjoe kos." kousebaadje.); enz., enzplus nog aan geld; "Saketip." een duppie.) en: 'mPat sên." vier centen.) Als dit verantwoordelijk wenk, binnen, is afgelopen, begeeft oppas, z'n kiezen, voorzover nog aanwezig, schoon smakkend, zich naar builen om uit te rusten tegen een paal van het afdak, terwijl hij daar nog een ander stuk van overtuiging gedachteloos in zich opneemt, zoals dat on-omstotélijk op het vóórerf staat tussen een bonte groep van gedagvaarden en belangstellenden, traag kauwend, te weten: een komplete, levende karbouw! Onder de waringin losjes vastgebonden aan een spijl van het tuinhek staat dat dier daar log en nogal opvallend, ofschoon voor een Landraadszitting niet eens zo erg spectaculair, want kippen, geiten of varkens waren niet zelden ook stukken van overtuiging die je moeilijk op de groene tafel kon etaleren. Ah!daar komt op straat aangedragen aan een kreunend juk op de naakte, gespierde schouders van Si Amat (een naam als Jansen bij ons,): een mobiel restaurant! De dranken- en etenswaren-bar bestaat uit twee kastjes vol delicatessen; open kastjes, die op hun pootjes aan de ingang van het Landraadserf worden neer gezet. Daarbij stelt de Javaanse Jansen als gérant zich op om meteen met de bereiding en verkoop van lekkers te beginnen. Het bedrijf floreert ook 'stante pede' en geeft een nijver gedoe te zien met gemengde slokjes in gore glaasjes en met smakse hapjes in pisangblad. De baas komt tijd te kort om auditieve reklame te maken door met een glas op een plankje te tokkelen en rommelen om blijvend volk te lokken. De man is vandaag alleen uitgedost in een hei-rode broek met witte waaierfiguren er op. De waaiers dansen druk om zijn onderdanen, terwijl een vlekkig servet van zijn brede buikriem afbungelt; dienende tot heterogeen gebruik, want daarmee veegt hij even vlot een etenskommetje om als een vogelpoepje van zijn schouder af. (Dem Reinen ist alles rein!) Zijn bezigheid brengt bepaald een gezellige stemming in de wachtende schare, waarvan de meesten blijkbaar thuis niet ont beten hebben. Nu weer vaatwerk spoelend, dan schavend met een blok ijs uit het zaagselkistje, snel daarna schenkend en roerend in stroopjes met glibberige selaseh-pities, converseert restaurateur Amat gemeenzaam met belangrijke mensen als b.v. de burgemees ter van het gehuchtje Djeroekpoeroet en de hoogsaangeslagene van het vlek Doekoeh, waarbij genoemd Hoofd van Plaatselijk Bestuur te Djeroekpoeroet, in het gezelschap onaanzienlijk op de grond neergehurkt, met een lucifer afwisselend in het zand en tussen zijn kiezen peutert.' Intussen telt binnen in het rechtsgebouwtje op het lang-ontgroende laken een klerk getuigengelden uit, netjes en voorzichtig als om de centen niet te kreuken En dan kan langzamerhand wel ambtelijk-bedaard de komst worden afgewacht van de voorzitter en griffier van de Landraad, die res pectievelijk uit Soerabaia en Grisee zullen komen. Met de trein...... Nog even... en dan: naaah!: Daar wordt door een heel lang uit joelende, klagende fluittoon van het spoorlocomotiefje hun komst al aangekondigd!... 0, wat leuk kunnen die inheemse machinisten toch spelen met hun tierefuretoereliere stoomfluit!... Er komt nu in de wachtende menigte een zekere beweging van toenadering naar het primitieve optrekje, uit houten palen, bamboe en dakpannen samengeknutseld. 't Kan echt nog niet een 'Paleis van Justitie' heten. Maar, och, what is in a name? Er zit juist iets aantrekkelijks en gezelligs aan dit sobere hol van de beul. O, zie!: daar in de kanarielaan verschijnt, vanaf het station gekomen, deugdzaam opgevouwen in een dos-'a-dos met licht- ovale wielen: ZijnEdelAchtbare, de President van de Landraad! Hij zit in de kleine dogcar overheersend groot, omsloten door 'mees terlijk' verworven zelfvertrouwen en gewapend met eeneh -o, dat is wel uitzonderlijk:- met een tennisracket!; dit laatste volgens afspraak met de Controleur B.B. ter ontspanning na 't 'gerecht'. Schuin vóór hem, achterin het onwijs-wiegelend vehikel zit een bedeesd Indo-Europees kereltje grote kringen in de lucht te kijken: de buitengewoon-substituut-griffier! Blijkbaar nog ont steld overpeinst hij, waaroor hij 'buitengewoon' werd. Het dogcar-paard, dauwdronken, sliert zwierig over de weg, atta queert haast een slordig Fordje!; schrikt even in een mooie boog opzij over de stoffige straat en stopt dan pal vóór het Landraads stulpje; stopt zó bruusk, dat het doorknikt en voorover valt! De dogcar wipt vooruit omlaag, prikt z'n bomen in het makadam, en doet het prestige van de Kandjeng Toewan Perésidên' Landrad waardeloos tegen de koetsier opbotsen! De 'Buitengewoon' imi teert met z'n benen in de lucht een plaatje uit een moppenblaadje? terwijl de koetsier met teugels en de zweep in de hand verschrikt "È'-è-è'!"-roepend, hoeksgewijs zich tegen de billen van zijn paard op de bok houdtDe klucht is volmaakt. Maar wie zou er open lijk om durven te lachen!? Pas op!, hoorToch kunnen enkelen zich zelfs gebrekkig niet bedwingen, maar die maskeren dan hun lol - hoewel juist extra opvallend - door met een hand vóór de mond een breed-glinsterende glundering van verstandhouding met een buurman te wisselen. Het decorum wordt evenwel snel hersteld. En dan schrijdt de rijzige gestalte van de schrager der Gerechtigheid alweer heel imposant tussen zijn onderdanige klanten-met-aanhang door naar het 'prieeltje', waarin de zitting gehouden zal worden. Toewan 'Grepier' volgt hem op de voet. En Mas Oppas, achteraan, draagt gebukt van ontzag het koffertje na, waarin zich bevinden: 's voorzitters toga, processtukken, en tennisschoenen; alsmede ZijnEdele's verpakte, belegde kadetjes en een thermosfles; de laatste artikelen bestemd voor de lunch in de pauze van gerechtig heid. Landraadsleden, Penghoeloe en Djaksa neigen plechtig naar het stoetje, waarachter waarachtig meestapteen hondje! Geen juridisch woefje, nee: zomaar een doodgewone, kleine straat-gla dakker! Let op!:het blaft waf!, wéf! tegen de karbouw op, recht af op de machtig-gehoornde kop van de kolos!O, heden! Een onheilspellend gesnuif dreigt een logge stormloop in te leiden! Maar gelukkig bezweert een 'prabot-desa' rampzalige gevolgen door met een scherp keitje precies het schelle kef-bekje weg te mikken! ...Jammerjankend holt het viervoetige mekaniekje ver weg En als na de korte consternatie de vrede is weergekeerd, en ieder overeenkomstig zijn rol het toneel voor het geding heeft betreden, poogt de Landraad indrukwekkend plaats te nemen achter twee keukentafeltjes, waarover het eenmaal-groene laken- veld (door hele motten-kolonies nijver doorploegd,) nauwelijks een schijn van glorie weet te spreiden, 't Gerecht zit wel op een koopje. Enfin... Dat het nochtans 'in naam der Koningin' zetelt, blijkt doordat een geelbleek beeld van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina aan de wand achter het college dreigend-vér voorover hangt; haast als iets origineels van een meer-moderne Damocles. Tik!: Met één enkele hamerslag verklaart de voorzitter de zitting openbaar, bijna geluidloos, want de openbaarheid straalt er al onmiskenbaar van af. Beklaagde no. 1., overluid afgeroepen op drie meter afstand van hem, treedt vóór.: "Pa Asoep alias Kartawi" erkent hij te heten. In orde. Hij zinkt siló (kruisbeens) neer op het matje. Oppas blauwbril, nog fris in functie, zet zich als een waakzame Boeddha achter hem. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 16