BELEVENISSEN VAN EEN RECHTER IN VOORMALIG
NEDERLANDS-OOST-INDIE (IX)
DOOR MR. M. J. A. OOSTWOUD-WIJDENES
Een Landraadszitting met
verrassend slot (vervolg)
Eindelijk is de Landraad zo ver gekomen, dat aan 'Alias' gevraagd
kan worden, of zij wel eens bestolen is.
Zonder bevestigend antwoord telt zij direkt met de rechterwijsvin
ger in de linkerhand af, wat gestolen is: "één kip, één diamanten
ring, één gouden mandolioen of bros broche), één zilveren hor
loge, één badjoe kosenzovoort; nogal prijzig-klinkende zaken,
maar volgens de getuige-zelf een totale waarde vertegenwoordigend
van f 8,50! Elke inflatie of devaluatie is aan dit bedrag vreemd;
maar de opgave valt ook wel mee, als 'diamant, goud en zilver'
blijken 'glas, koper en nikkel' en dan nog tweedehands te zijn.
De sieraden zijn weggenomen van onder de mat, waarop zij lag te
slapen!, zo vertelt vrouw Alias.
"Werd je daar niét van wakker?"
"Pas later; toen de dief al weg was."
Slaap je 'altijd zo vast? Of had de dief je ketjoeboeng (een ver
dovend stuifmeel) ingeblazen?"
"TahoeWeet ik het)"
"Waar lag je gestolen horloge?"
"In de kastIn een doosje."
'Moet de dief geweten hebben, waar je je kostbaarheden bewaar
de?"
Masa tida tahoe Hoe zou hij het niet weten); hij heeft ze toch
gestolen! (Misschien was de vraag weer niet duidelijk genoeg
gesteld. Maleis is niet zó eenvoudig als het soms lijkt. De voor
zitter probeert het eens op een andere manier: "Was deze be
klaagde, Pa Asoep, wel eens bij je in huis geweest?"
"Pa Asoep? Vast en zeker!"
Wat bedoel je? Hoe weet je dat? Je hebt vóór je beëdiging toch
gezegd, hem niet te kennen! Denk erom: Nu vertel je alles onder
ede! Heb je hem vóór deze zaak wel of niet gekend?"
"Kenal. gekend)", zegt getuige; zij vindt dat erg genoeg.
"Zo! Nou, wanneer is hij dan bij je in huis geweest?"
"Né de diefstal; met de politie."
'Houdt ze me voor de gek, of is ze zo dom?' denkt de voorzitter.
"Mens, ik wil weten, of de beklaagde vóór de diefstal wel eens bij
je kwam en kon weten, wat je zoal bezat?" Als getuige met een
antwoord aarzelt, tracht hij zijn doel te bereiken met: "Denk je,
dat hij je bestolen heeft?"
"Daar zit hij hier toch voor", antwoordt zij verontwaardigd en kijkt
naar buiten. Wat wil die toewan-blanda toch met z'n vreemde
vragen! Waarom moet ze nou nog méér vertellen dan wat haar ont
stolen isMaar de president laat zich niet van de wijs brengen
en verzoekt aan de Djaksa: "Vraag haar eens in het javaans, of
deze Asoep vóór de diefstal ooit bij haar in huis is geweest."
Het blijkt wel eens goed te zijn om het niet te gauw op te geven;
want vrouw Alias klakt ten antwoord eerst met de tong; friemelt
wat aan de mat; zegt dan, dat de beklaagde heel vroeger wel bij
haar in huis kwam, vóór zij met haar tweede man trouwde, die
kort vóór de geboorte van de baby-aan-haar-borst overleed.
Hoor eens, dame"; zegt de president in het Hollands, het verhoor
weer overnemend en in het maleis vervolgend; "Dat had jij onder
ede eerder behoren te vertellen! Denk er aan: Voor meineed kun
jij in de gevangenis terecht komen!" Vrouw Alias schrikt! Kan je
dat óók nog overkomen als bestolen bent! Zij vindt de president
gewóón gevaarlijk! En als hij vervolgt: "Je tweede man, zei je
Zeg, was Pa Asoep somsdan vult zij maar gauw aan: "Daar
ben ik van gescheiden; ('talaq" verstoten) vier jaar geleden
Aha!", zegt de voorzitter niet erg toepasselijk, maar tevreden
ietwat wijzer geworden te zijn. "Zit het zo!" (Tja, zulke familiege
heimen vertel je niet zo gemakkelijk op een openbare zitting. Maar
de beklaagde komt er wel wat zwakker voor te staan). Het verhoor
nu maar over een andere boeg gooiend, informeert hij bij de qe-
tu'ge: Was de kast, waarin dat doosje met je horloge stond door
de dief gemakkelijk open te maken?"
"Nee, de kast was gesloten met een hangslot."
En heeft de dief dat hangslot opengebroken?"
"Ja. Het lag op de grond."
„Z.°^,Maa,r ^as het kapot? Kon het niet meer gesloten worden?"
t Was dicht, maar kon niet meer open."
"vAf'^0^ Z'i djt? Dicht?Met de kasthengseltjes er aan?"
Wat bedoelt de toewan?", vraagt Alias aan de Djaksa.
16
"De Kandjeng bedoelt: Waren de hengsels mét het hangslot van
de kast af getrokken? zo legt de Djaksa uit, waarop de voor-
zitter .nog aanvult: "Was er verbreking aan de kast-zelf gepleegd?"
Nee", zegt Alias onverschillig, "het hangslot was er af zei ik
immers."
Ja, mens, maar hoe was dat hangslot van de hengsels aan de kast
afgekomen?" - Geen antwoord. - "Had je de sleutel er noq van?"
"I-ja!"
En kon je het daarmee niet open krijgen?"
"Nee."
Nou, dan haperde er toch iets aan. Hoe had de dief het open
kunnen krijgen?" - Getuige haalt de schouders op; kijkt naar de
beklaagde, als of zij het hem wil vragen - "Nee!, achi" komt de
voorzitter tussenbeide, "Pa Asoep ontkent de dief te zijn geweest".
Maar ik vraag het hém toch ook niet, maar jou: Hoe was nu dat
gesloten hangslot van de kasthengsels afgehaald!?"
"Misschien met de sleutel."
En die had jij!? Bedoel je een valse sleutel?"
Waarom? 't Zal wel de echte geweest zijn."
Hoe heb ik het nou?: En jij hebt nét gezegd, dat jij de sleutel zélf
nog had!"
"Dat was een andere sleutel
"Een twééde sleutel? En daar kon je het slot niet mee open krijgen
zei je. Zeg, Alias, hoe zit dat nu toch: Had jij twee sleutels voor het
hangslot?"
"Néé, toewan, achik had alleen nog de sleutel van de kast-
zelf.
"Ooohl", zegt het oudste Landraadslid, blijkbaar begrijpend. Maar
als de president, voor misverstand door taai-verschil vrezend hém
uitvoerig vraagt: "Wat was nu precies het geval? We moeten voor
de strafmaat-bepaling immers weten, of er braak, of verbreking
gepleegd is, of met een valse sleutel gewerkt. Was er nu aan de
,kast zelf-, aan de hengsels-, of aan het hangslot iets kapot?; of
had de dief het hangslot met een valse-, of met de echte sleutel
open gemaakt en het dan blijkbaar weer dicht gemaakt, want ge
tuige zegt toch, dat het gesloten op de grond lag." Dan antwoordt
het 'begrijpend' lid alleen: "Ja; zij zegt van wel",waar Z. Ed. Acht
bare geen haar wijzer van wordt. "Begrijpt u het?, Djaksa?", vraagt
Nee; zij begrijpt het niet", zegt de Djaksa. Maar de voorzitter geeft
het op. Eerst dat mens maar over iets anders verhoren:
Hé, Alias; hoe is de dief bij je in huis kunnen komen?"
Gemakkelijk".
"O, lala, verschrikkelijke vrouw! (dit in het Hollands, dat zij wel
niet machtig zal zijn). Hóé kon hij gemakkelijk binnen?"
Hij heeft met zijn hand door de wand heen de sluitboom van de
deur weggetrokken."
,,^>00r de wand heen? Zat er dan een opening in de wand?"
"Nééé, maana (hoe komt u daar nou bij), toewan: De wandplaten
van bamboe kon je gemakkelijk van de huisstijlen los trekken."
(Het nut van de sluitboom werd minder evident! En het straf-ele-
ment van 'braak' aan de woning leek zo ook niet al te ernstig.)
Heeft de dief nog goederen in je huis niet weggenomen?"
^en vragende blik uit wijd-open ogen.
Waren er dingen, die de dief in je woning heeft laten staan of
liggen; dus niet gestolen heeft?"
Ja; zijn piso belati (gewone mes) lag bij de deur."
"Dat mes was niet van mij!" interrumpeert beklaagde, opstuivend
Maar ben jij wel in haar woning geweest?", vraagt de voorzitter,
rustig erop ingaand." Dan bindt beklaagde in en bromt: "Nee; zij'
liegt Zij zei toch niet, dat het jouw mes was", merkt de president
op, maar dan valt vrouw Alias hier weer op in:
Het mes is wél van hem!" en beklaagde weer: "Je liegt'waarop
de voorzitter tot kalmte maant en vraagt:
Hoe weet je, dat het zijn mes is, vrouw Alias?"
Omdat hij mij bestolen heeft!"
"Dat zijn we nog aan het onderzoeken, mevrouw. Maar ik wilde iets
anders van je weten: Is er méér dan wat je opgenoemd hebt in je
woning misschien niet zo voor de hand liggend, dat gestolen kón
«rhn'h uU'cge d6nkt ®Ven navraa9t dan over haar
schouder heen heftig aan de beklaagde: "Wat heb je nog méér
weggenomen? a
Deze radikale negering van Pa Asoeps ontkentenis van schuld
brengt hem wel in verlegenheid, maar de rechter beseft onbe
vooroordeeld ook beklaagde's advocaat te moeten zijn; deelt hem
voorkomend mee: Daar hoef je niet op te antwoorden Pa Asoep"-