„NEDERLANDSE
KUNSTENAARS IN
DE OOST"
nog geen electriciteit. En bovendien
spookte het er want het internaat was
natuurlijk uitgerekend gebouwd op een
oud kerkhof, zei men.
De hele kleintjes hadden ook hun
taak, hen opgelegd door de ouderen,
zoals schoenen poetsen, controleren
wie er een vieze wind gelaten had,
muskieten wegjagen van de Herente
nen tot ze insliepen en af en toe als
gladiator optreden, desnoods tegen je
boezemvrind. Mijn slapies waren Wim-
pie de Wisplaire, die een Belgische Pa
had, en Prongos, zo genoemd naar zijn
vooruitstekende tanden. Beugels waren
toen nog onbekend. Zijn ware naam is
onbelangrijk en ben ik vergeten. De
beloning voor ons werk was een boter
ham op zondagavond, die speciaal voor
ons werd uit de mond gespaard. Nu
wordt zoiets weggegeven aan vogels,
aan mussen, die het vaak nog versma
den ook in onze welvaartsstaat. Een
boterham met boter en suiker of kaas
of gecondenseerde melk, dat was toen
luxe voor ons en dus een zeer behoor
lijk weekloon voor die onbenullige kar
weitjes.
Als ik aan de maaltijden terugdenk
ben ik minder enthousiast. De enige
onaangename herinnering aan bet ver
blijf in het gesticht. Het wordt niet weg
genomen door te denken aan de hoge
schaduwrijke ketapangbomen, en kena-
ris met hun heerlijke nootjes die wij
zo naarstiglijk tussen twee stenen ka-
potsloegen met kleine tikjes om de
inhoud niet te verkruimelen. Men gaf
nl. geen pardon en de ijzeren wet luid
de: geen nonsens, alles opeten! Voor
de grote massa was dat niets, maar
voor de verfijnde enkelingen als mijn
broer Allie, Wimpie de Wisplaire en ik
een dagelijkse marteling, 's middags en
's avonds, maand in maand uit. Het
vlees en wat er voor doorging moest
op. Wij lustten het niet.
Dus moest het er als medicijn in alvo
rens de echte maaltijd begon, een uur
daarvoor. Wij gingen hiervoor op onze
plaatsen zitten, Allie tegenover mij en
Wimpie naast mij met voor elk van ons
een speciaal bordje met 20 of 30 vier
kante blokjes van allerhande griezelige,
grauwe, walgelijke dingen, elk blokje
moest als een pil worden ingeslikt,
kokhalzende, onder strenge controle!
Wij hebben toen leren slikken, een
hele hoop leren slikken, en het heeft
ons geen kwaad gedaan, maar prettig
was het niet. Na dit zure uurtje kwamen
de anderen pas binnen en begonnen
wij aan het eigenlijke smakelijke maal.
Zondagavond nog een klein puddinkje
van agar-agar met vanillesaus en eens
in de week ook nog vruchten, één maal
per jaar mangga.
Wij werden wel taaie harde rekeltjes
en waren op onze manier echt wel ge
lukkig. Hoe zou het ook anders kunnen
met zo veel vrienden!
Wij hadden iets voor op de andere,
de vrije kinderen. Wij hadden iets bin
nen in ons wat zij misten. Wij hadden
het grote verlangen, het verterende
verlangen: met vacantie naar hu<is
gaan. Het begrip "thuis" zegt velen
niets. Het Huis, met Pa en Ma, zijn
veilige sfeer, zijn kleuren en vormen,
zijn geluiden en geuren. Iedere keer
opnieuw bij aankomst thuis die speur
tochten, de eerste dag, elk hoekje en
gaatje, de woonruimte, de slaapkamers,
de kasten met kleren, de keuken, de
stallen met de ons bekende paarden,
de honden altijd om en bij ons, alles
werd opnieuw geproefd en genoten.
Dit zijn onvergetelijke herinneringen,
dit is een rijkdom zoals slechts weini
gen bezitten, een stille vreugde die niet
te evenaren is.
Wij waren maar zelden bij onze ou
ders thuis. Het levenspad van kinderen
van planters ging niet over rozen. We
moesten met zes jaar al van huis en
konden maar twee maal per jaar terug,
met Kerst voor tien dagen en in de
"grote vacantie" voor drie weken. Hoe
werden de dagen geteld! Later op de
middelbare school werden 'het zes we
ken, maar toen was het eigenlijk al te
laat, toen hadden we leren berusten,
toen was er zeker nog vreugde, diepe
vreugde, maar het onmetelijke geluks
gevoel was weg.
Aan het einde van deze paradijs
achtige vacanties werden wij losge
scheurd, vaak letterlijk weggesleurd
van onze bodem en dat deed pijn, een
pijn die je verstikte als je na een hele
dag reizen weer in het vreemde bed
lag. In de loop der jaren wordt evenals
de vreugde ook de pijn minder, het
onontkoombare beter te dragen. Die
wilde wanhoop van het vertrek, dat je
al dagen had zien naderen, ach wat
moet Ma vooral toen telkens opnieuw
een verdriet hebben gehad! De mach
teloze opstandige woede bij aankomst
in het Gesticht, die herinner ik mij nog
heel goed, natuurlijk, zoiets vergeet
men niet.
Maar boven alles uit herinner ik mij
de thuiskomst, als de laatste kilometer
komt, als je de desa plotseling vaag in
de verte ziet opdoemen na de laatste
bocht in de weg, een bocht waar je
naar uitkeek, als je de bergwind hoort
suizen in de boomtoppen, de ajam-alas
>in de verte kraait, als je de reuk van
de houtvuurtjes en de geur van de
kajoe-poetib bomen weer opsnuift en
de snelle kali hoort bruisen, als je hart
helemaal open gaat, als je tomeloos
duizelig gelukkig wordt
F.C.
piiiiiiiiiliiniiiiiillilillllllllillliiiiiiiiiiiiiiiiiilliliiiiui
GELD NODIG?
voor ieder doel beschikbaar.
Afl. 1-4 jaar tot 10.000,
FINACRO, Noorderhaven 12
Groningen, tel. 050-13 12 34 b.g.g.
of na 17.30 u. 77 02 37.
Amsterdam, 020-79 24 73.
Veel schilders, die in de 17e eeuw in Indië
werkten zijn anoniem gebleven. Dat er toch
voortreffelijke kunstenaars onder zijn geweest
bewijst dit charmante portret van een meisje.
Het vermoeden, dat dit een afbeelding zou zijn
van een dochtertje van Van Riebeeck, heeft
lang bestaan, maar wordt de laatste jaren
sterk betwijfeld. (Te zien op de tentoonstelling
"Nederlandse kunstenaars in de Oost", Rijks
museum 19 October - 10 december.)
DE WERELD IS MAAR KLEIN
Bij de advertentieafdeling van Tong
Tong kwam dezer dagen een brief
binnen met het verzoek een Ting Ting
te plaatsen, waarin o.a. te koop werd
gevraagd het boek "De Soldatendo
minee" van ds. Van Hamel. Dit boek is,
volgens de dame, die onze advertenties
behandelt, intussen nergens meer te
vinden. Ze belde dus de inzender van
de advertentie op om hem te waarschu
wen, dat deze advertentie helaas wei
nig uitzicht op succes bieden kon. En
nu ontspon zich het volgende gesprek:
"Hoe weet u zo zeker, dat "De Solda
tendominee" niet meer te krijgen is?"
"Wel, ik heb het zelf getracht te be
machtigen voor mijn zoon, die de domi
nee goed gekend heeft, toen hij krijgs
gevangene was in Burma."
"Wat? Hoe heet u dan?"
"Mijn naam is zo en zo en mijn zoon's
voornaam is
"Oh hij!! Ik herinner me hem heel goed
Maar mevrouw, nu ik uw naam
hoorweet u niet meer dat ik jaren
geleden bij u op de Handelsschool ge
weest ben. De diploma's heb ik nog...!"
Inderdaad: it's a small world.
A propos: beschikt één onzer lezers
nog over "De Soldatendominee?" Er
zijn twee candidaten
19