De tentoonstelling: Nederlandse schilders en
tekenaars in De Oost
door Dr. H. J. de Graaf
De tentoonstelling van Nederlandse schil
ders en tekenaars in de Oostdie wij in
Tong Tong reeds aankondigden, trekt zeer
de aandacht. Overtuigd van onze belang
stelling ontvingen wij al aanstonds drie
aankondigingen van de opening! Eén van
collega Schaap - waarvoor onze dank -
een uitvoerige beschouwing van onze mede
werker dr. De Graaf, die wij hier laten
volgen en tenslotte een nogal kritische kant
tekening van collega Van Gelder, die wij
alsnog zullen plaatsen in ons nummer van
1 december. Wel wat laat, helaas, maar niet
tè laat om er zijn voordeel mee te doen als
men de tentoonstelling, die 10 december
sluit, nog wil gaan zien. Hier nu allereerst
het woord aan dr. De Graaf.
Voor wie het niet weet', het Rijksmuseum
is geopend van 10 tot 17 uur', zondags van
13 tot 17 uur. op dezelfde verdieping als
de tentoonstellingszaal is opzij een hal waar
onder meer de katalogus gekocht kan wor
den ad 1,30 per stuk.
Het museum ligt aan de Stadhouderskade
42; bereikbaar met tramlijn 7 en 10 (halte
op de Weteringschans vlak bij 't Leidse-
plein). Voor de tentoonstelling 'Uit de
Oost' neme men de LINKER ingang.
Wanneer men aan Indische schilderijen
denkt, ziet men een sawahgezichtje voor
zich met wuivende bamboes links en vlam
mende flamboyants rechts en daartussen
een zwoegende, ploegende tani. Zo werden
voor de laatste oorlog talrijke middelmatige
kunstwerkjes langs de voorgalerijen gevent,
waar de familie aan de middagthee zat.
"Gambar lijst", heette dat dan. Indertijd
heeft een zekere Minahasser Kasenda een
hele vracht van dit soort kunst op de markt
gesmeten en hij wist zijn prullen niet alleen
te verkopen, maar ze zelfs in de Bataviase
Kunstkring geëxposeerd te krijgen.
Niets van dit alles ziet men op de boven
genoemde tentoonstelling in het Amster
damse Rijksmuseum, die tot 10 december
a.s. geopend blijft. Zowel de oud Indisch-
gast als de baar zullen een gans vreemde
wereld ontmoeten. Immers, deze schilde
rijen en tekeningen waren her en der ver
spreid in donkere gangen van musea, bij
particulieren, in kantoren, en het is de
eerste maal, dat er van dit soort tropische
schilderkunst een tentoonstelling wordt ge
organiseerd, die een drie en een halve eeuw
bestrijkt.
De aanleiding tot deze tentoonstelling gaf
net zeer lezenswaardige boek van mevrouw
J. de Loos-Haaxman, "Verlaat Rapport In-
dië", welks verkorte titel niet zou doen ver
moeden, welk een kostelijke inhoud het be
vat: „Drie eeuwen Westerse schilders, te
kenaars, grafici, zilversmeden en kunstnij-
veraars in Nederlandsch-lndië", zoals de
ondertitel ons verklaart. De Stichting Cul
tuur-geschiedenis van de Nederlanders
Overzee (C.N.O.), die Indische kunstvoor
werpen (schilderijen, meubelen, zilverwerk
enz.) voor ons land poogt te bewaren of te
herkrijgen, verleende aan dit plan gaarne
haar medewerking, waarna deze gedachte
door het Rijksmuseum werd overgenomen.
Een kleiner, particulier museum, dat aange
zocht was, had reeds om zuiver zakelijke
redenen van het plan, om de tentoonstelling
binnen haar muren te ontvangen, moeten
afzien.
Lang is het geduld der initiatiefneemster op
de proef gesteld. Aanvankelijk zou de ex
positie in hef jaar 1971 geopend worden,
doch toen men sommige der in aanmerking
komende schilderijen eens nauwkeurig be
keek,-bleken zij een grondige restauratie
Het weeshuis in de wijk Vlaardingen in Makassar, geschilderd door de Belg A. A. J. Payen
in het begin van de vorige eeuw. Aan de rechterkant van de weg de twee Hollanders met
hoeden die onder een door een - bediende opgehouden pajong met elkaar staan te praten.
van node te hebben. Deze kunstbewerking
heeft in het jaar uitstel kunnen plaats vin
den en wel op kosten van het Prins Bernard-
fonds, dat daarmede een aantal kunstwerken
voor verder verval behoedde. Met man en
macht zijn de beschikbare restaurateurs
aan het werk getogen en het resultaat is, dat
menig schilderij er als herboren uitziet. Zelfs
het vrij nieuwe schilderij van de Balische
barisdanser door Sayers moest onderhan
den genomen worden, en zelfs verdoekt.
Tevens kon nu rustig doorgewerkt worden
aan een prachtige catalogus, degelijk sa
mengesteld, rijk geïllustreerd met 44 fraaie
reproducties, die een schat van gegevens
bevat omtrent oude en nieuwe Indische
meesters. Samenstellers waren: in de eerste
plaats mevr. drs. J. Terwen de Loos, doch
ter van mevr. de Loos-Haaxman, en daar
naast ook mr. C. J. de Bruyn Kops, wiens
naam alle oud-Batavianen vertrouwd in de
oren moet klinken.
Het zal daarom voor mevr. de Loos-Haax
man een grote voldoening zijn geweest,
toen zij op de dag der vóórbezichtiging
(18 oct. j.l.) mocht aanwezig zijn. Immers,
zij kon deze tentoonstelling min of meer
als de bekroning van haar levenswerk be
schouwen.
Eertijds lerares te Batavia, kreeg zij de
zorg voor 's Lands schilderijenverzameling,
waarvan de befaamde landvoogdenportret
ten de hoofdschotel vormden. Menigeen
zal bij recepties ten paleize of door een
opzettelijk bezoek, bij het doorwandelen der
statige hallen te Weltevreden wel een zeke
re vluchtige indruk dezer merkwaardige col
lectie gekregen hebben.
Mevrouw de Loos-Haaxman liet het niet bij
het conserveren dezer eerwaardige portret
ten, zij legde zich tevens op de studie daar
van toe, poogde de herkomst en makers
der konterfeitsels na te speuren, er de
aesthetische waarde van te bepalen en het
resultaat was een tweedelig werk: De
Landsverzameling Schilderijen in Batavia,
Landvoogdsportretten en Compagniesschil
ders (Leiden 1941). In dit boekwerk worden
alle portretten onzer gouverneurs-generaal
niet enkel besproken, doch ook afgebeeld.
Het is een merkwaardige collectie portret
ten van gezagsdragers, enig in de wereld.
In Goa, waar de Portugese onderkoningen
resideerden, moet ook zulk een verzameling
bestaan hebben, maar ik heb er nooit vol
doende zekerheid over kunnen verkrijgen.
Deze Portugese reeks portretten zou wel
licht de Bataviase tot voorbeeld hebben
kunnen strekken. De laatste tijd was men
ook in Colombo bezig een reeks portretten
van Nederlandse gouverneurs van Ceylon
te construeren. De Engelsen zullen, eerst
in Calcutta, en daarna in Delhi wel evenzo
een rij portretten van onderkoningen hebben
hangen, doch die kon pas in het eind der
18e eeuw beginnen, toen de Nederlandse
reeks al ruim anderhalve eeuw oud was.
In Nederland teruggekeerd, heeft mevr. de
Loos-Haaxman nog het reeds vermelde
werk over de Indische schilderkunst ge
publiceerd, het eerste in zijn soort dat ons
in kennis brengt met een rij van bijkans
vergeten kunstenaars en over hen en meer
bekende kunstbroeders een schat van we
tenswaardigheden uitstort, deels gegrond
op archiefonderzoek. Met name op de fi
guur van de velen bekende kunstschilder
(voluit) raden Saleh Sarief Bastaman, die
geen 100% Javaan was, wordt veel eigen
aardig licht geworpen.
Behalve genoemde werken heeft mevr. de
Loos-Haaxman nog talrijke andere publica
ties op haar naam staan. Het is daarom be-
6