De Goedaardige Tokèh
Si Boeloes
voor controle, maar in die tussentijd was
alles wederom ingepakt, en verborgen!
Opnieuw werd na enige tijd alles opgesteld
en afgeregeld en wederom werd er elke
avond muziek uitgezonden. We begonnen
te voelen, dat het feitelijkoverbodig
werk scheen te zijn, desondanks gingen we
door! Ook het luisteren naar ons in Tjimahi
en Bandoeng ging door en toen op een
zondagmorgen ongeveer juli 1925 had op
300 meter het eerste radiogesprek plaats
tussen GHR (wij) en XXP (de Bont). Dit mag
het eerste radiogesprek genoemd worden
tussen twee indische radio-amateurs. En
zoals later bleek, hoorde "Andir" ons ook
goed.
Reeds te naastenbij een half jaar waren wij
nu aan het zenden, toen op een middag,
tegen half zes, - wij waren juist gereed met
het sluiten van de theefabriek en van plan
huiswaarts te keren - toen een merkwaardig
vehikel het emplacement stapvoets op kwam
rijden; een grote auto met een bamboemast
van dr 3 meter schuin achterwaarts gericht
en vooraan de auto een idem schuin voor
waarts aangebracht, waartussen een anten
ne hing en op de achterbank iets wat een
ontvanger moest verbeelden en dit voertuig
hield stil - pal onder de mooie 18 meter
hoge dubbeldraads-antenne en daaruit stap
ten 2 heren. De één in europees tenue, de
ander gestoken in een planterspak.
Wij traden op hen toe en vroegen: "Wat
wensen de heren? Weet U, dat U ^ich
bevindt op verboden particulier terrein?"
Eén en ander werd toen terstond door ons
in verband gebracht met de peiling naar
ons door "Andir". Zodoende was onze
stemming verre van hemel-hoog juichend,
want zo dachten wij: "Nu zijn wij dan toch
gevonden!!"
Maar toen de heren zich ontpopten als
radio-amateurs, was het ijs spoedig gebro
ken. De ene heer genaamd "Bleiker" was
fabrieksemployé van de naburige thee-on
derneming "Sinagar", ongeveer 6 km. van
ons af en die ons "hard" hoorde op zijn
4 lamps-ontvanger en was een goede vriend
van de heer van der Horst (naar zijn zeg
gen, directeur van de Bataviasche Verkeers-
maatschappij). De heer Bleiker had hem
telefonisch van het "grote" nieuws ver
wittigd, dat er hard radiotelefonie was te
horen. Ook Batavia werd toen attent op
onze avond-uitzendingen. Dit bericht ging
als een lopend vuurtje van de ene naar de
andere amateur.
Tot dan toe waren de radio-amateurs slechts
aangewezen op de ontvangst van PKB
(Mangarai) en scheepstelegrafie op de 600
meter golflengte. Maar nu was er muziek
te horen!
Dat was voor die tijd iets formidabels! En
zonder, dat wij er iets van wisten, zat Ba
tavia elke avond naar ons te luisteren on
danks hevige luchtstoringen, zo tussen 7 en
8 uur. Men vroeg zich af: "Wie is die
G.H.R." (de letters van Goenoeng Haloe,
Rongga - het roepteken, dat we met onze
vonkzender reeds voorheen bezigden.) Na
tuurlijk was het geluid zwak, uiteraard
want tussen ons zat een afstand van
100 KM. luchtlijn en bovendien bergterrein.
Toen de heer van der Horst hoordé, dat op
"Sinagar" de ontvangst sterk was, was de
logische gevolgtrekking, dat de G.H.R.-
zender daar in de buurt moest zitten. Een
aftasting van alle wegen vanuit Soekaboemi
bracht hen op "Pasir Datar".
Het werd een zeer geanimeerde avond en
de heer v.d. Horst richtte via onze micro
foon het woord tot de Bataviasche ama
teurs met de mededeling: "Jongens, wij
gaan een radio-vereniging oprichten." De
volgende ochtend, na genoten nachtrust,
keerden zij huiswaarts.
Omstreeks 14 dagen na bovenvermeld
evenement kwam er een telefoon van de
heer van der Horst met de vraag, of wij
niet een kleine zender zouden kunnen ma
ken voor een proefuitzending van één avond
in Batavia "om de lui daar warm te maken
voor een op te richten radiovereniging?"
Goede raad was duur. We hadden er géén
plezier in om maar voor één avond onze
zender, die vast op tafel was gemonteerd,
wederom af te breken en per auto naar
Batavia te transporteren. Evenmin wilden wij
opnieuw 3 zendspoelen vervaardigen voor
maar één enkele avonduitzending. Maar
toen kwamen wij op het idee, om onze
honingraatspoelen daarvoor te gebruiken.
Een proefje op tafel leerde ons, dat de
resultaten bevredigend waren en met dit
zendertje met honingraatspoelen werden wij
door de heer van der Horst per auto af
gehaald.
Met een antenne, gehangen aan een asem-
boom, een dakzink als aarde kregen we
100 ma antennestroom, de grammofoon
was eveneens beschikbaar en om 7 uur
's avonds, evenals altijd, werd nu in Ba
tavia muziek uitgezonden en om rapporten
gevraagd, in te dienen per telefoon van de
heer van der Horst.
Weldra stond de telefoon, bediend door
Mevrouw en dochter van der Horst rood
gloeiend - het was niet meer bij te houden.
Tegen 9 uur, toen heel de amateur-wereld
in Batavia er weet van had gekregen, werd
het bijkans een gekkenhuis. De heer van
der Horst had op zich genomen de binnen
gekomen rapporten onder naam en adres
op te tekenen, terwijl schrijver van dit ar
tikel voor de zender en de grammofoon
zorg droeg. Aan de maaltijd werd niet meer
gedacht, dat gebeurde staande en lopende.
En tussen de platen door, zei de heer van
der Horst steeds maar weer opnieuw:
"Jongens, geef je nu alvast op als lid van
"onze" Bataviasche radiovereniging, maar
eerst gaan we een oprichtingsvergadering
beleggen."
De animo was daverend. Niemand dacht
meer aan een luisterverbod. Tegen 10 uur
hadden we geen platen meer - maar een
verzoekje bracht ons in een minimum van
tijd 2 auto's met grammofoonplaten!
Tegen 11 uur gingen we om geld vragen.
Telefonisch toegezegde bedragen stroom
den binnen en telkens werden de binnen
gekomen bedragen voor de mike bekend
gemaakt en tevens het totaal verantwoord.
De één bood al hoger op tegen de ander
en zo hadden wij tegen 3 uur 's nachts
f 4000,(vier duizend gulden) binnen. De
toekomstige Bataviasche radiovereniging
kreeg hierdoor een behoorlijke financiële
basis en kon daarmede rustig de toekomst
tegemoet zien! Ze zat toen reeds op rozen.
Uit de krant vernamen we, dat enkele we
ken later, staande de vergadering, de Bata
viasche Radiovereniging met de heer van
der Horst als Voorzitter, was opgericht.
Maar daar waren wijzelf niet bij aanwezig.
We konden van de onderneming hiervoor
geen verlof krijgen.
Een brief van onze vriend Hauschildt, enkele
maanden later, bevatte de uitnodiging om
naar Bandoeng te komen, om ook daar de
oprichting- van een Radiovereniging bij te
wonen. Ook dit feit gebeurde met Ir. Lan-
gendam als Voorzitter.
Over de oprichting van de Radiovereniging
van Semarang, Solo, Jogja en Soerabaia
kunnen we niets mededelen, aangezien we
daarin geen werkzaam aandeel gehad heb
ben.
En nadat door het vele werk (geheel con
amore) van die radioverenigigen alle namen
van de luisteraars bekend waren, toen kwam
de oprichting van de NIROM, die het reeds
ontgonnen gebied ging afromen en daardoor
ook een bedreiging ging vormen voor het
bestaan van de verschillende radiovereni
gingen en die later dan ook hierdoor een
min of meer noodlijdend bestaan gingen
leiden.
Vanzelfsprekend verspeelde de NIROM
hierdoor de sympathie van de radio-ama
teurs, maar zij had de steun van de P.T.T.
en die amateuren wilde, kon zich niet ont
trekken aan de betaling van de NIROM-
bijdrage. Ook in deze kwestie had schrijver
geen werkzaam aandeel.
Uit bovenstaande mag de conclusie getrok
ken worden, dat de G.H.R.-zender van de
schrijver de voorloper is geweest en de
stoot heeft gegeven tot het ontstaan, eerst
van de radioverenigingen en als gevolg
daarvan het ontstaan van de radioomroep
in Nederlands-lndië.
A. C. de Groot
Mijn ervaring met zo'n tokèh heeft me
geleerd, dat, evenals elk ander dier,
het beestje niet agressief is, zolang je
het niet sart of tart.
Als kind woonde ik in een heel groot
huis. In de binnengalerij stond een gro
te tafel, waaraan ik mijn huiswerk
placht te maken. Het liefst werkte ik in
de avonduren, als alles stil was en je
dus beter je aandacht kon concentre
ren op hetgeen je deed.
Tot de regentijd aanbrak, kon ik rustig
werken, maar helaas, toen de eerste
regen doorkwam, was het met de rust
gedaan. Want zwermen larons kwamen
het huis binnengevlogen, aangetrokken
door het gaslicht. Mijn tafel was binnen
een mum van tijd één en al laron.
Ik wilde net order geven, een bak wa
ter op de tafel te zetten, toen ik tot
mijn grote schrik over de rand van de
tafel een afgrijselijke kop zag.
Ik hield me doodstil, want ik verwacht
te een slang, hield mijn lineaal al ge
reed om 't beest daarmee een klap toe
te diennen, maar het was niet nodig;
want de kop bleek aan 't lijf vast te
zitten van een doodgewone tokeh.
Toen hij zich boven op de tafel bevond,
begon hij onmiddellijk aan zijn maaltijd.
De tong 7,5 cm. lang, plukte letterlijk
de larons van het tafelblad. Ik vond het
machtig interessant en het boeide me
zó, dat alle larons verdwenen waren,
zonder dat ik er erg in had. Wat over
bleef, waren de doorzichtige vleugel
tjes.
Na zijn zwelgpartij kroop de tokèh rus
tig tegen de muur op en liet uit pure
blijdschap vanwege z'n gevulde maag,
zevenmaal de roep "tokeh!" horen.
17