Mijn Eerste Indische Sint Nicolaas door Sally (Uit-Eigen Haard 1880, p. 479-481) "Het St. Nicolaasfeest"een 18e eeuwse plaat van Cornells Troost. Naar een dergelijk tajereel zullen de gedachten van de schrijfster van dit stuk stellig zijn uitgegaan hij haar eerste Indische St. Nicolaas. Sedert zes weken was ik in Indië en hoewel het in de regenmousson was, had ik mij nog geen ogenblik te Batavia verveeld. Alles was nieuw, alles was aardig. Wij - mijn man en ik - leefden als vorsten, of lie ver hadden een in onze ogen vorstelijk leven, zooals wij gelogeerd waren bij den heer Varens, den chef van een der grootste handelskantoren, die een der mooiste hui zen op Salemba bewoonde. Karei, mijn man, wachtte op een plaatsing bij het gouverne ment, en wij genoten en attendant de gast vrijheid van de familie Varens, welke familie bestond uit mijnheer, zijn echtgenoote, eene dame van 't land, en drie aardige kinderen, die reeds binnen kort mijn beste vrienden werden. ,Heb je wel eens van St. Nicolaas gehoord?' vroeg ik hun een der eerste dagen van December. 'Sinteklaus!' riep nonnie ('t kleine meisje), verschrikt omkijkende. 'Dat is een genderoehoe' (spook of booze geest). 'Wie zegt dat?' 'O! baboe!' antwoordde de oudste jongen voor haar. 'En wat zegt mama?' 'Ma? wel, ma zegt Sinterklaas is een 'dag'. Dan krijgen wij presenten, zoo als de kindertjes van mijnheer Stanley hier naast ze op kerstmis krijgen. Anders niks.' Ik, echt kind van Holland, voelde dat ik de eer van onzen goeden Sint op moest hou den, die door de eene voor een spook, en door de andere voor een 'dag anders niks' werd uitgemaakt en vertelde hun haarfijn, wat mijn goede moeder en mijn kindermeid mij van hem hadden verteld. En ik was over mij zelve voldaan, toen ik de kinderen 's a- vonds naar bed zag gaan en hen overtuigd had, dat Sint Nicolaas met mij op het stoom schip was meegekomen, om alle zoete kin deren een presentje en alle stoute kinderen straf te brengen. 'Wij moeten eens een echten St. Nicolaas- avond voor hen maken, Karei,' zei ik den dag van den vierden tot mijn man. Jij moest St. Nicolaas zijn, ik zal wel een mijter voor je maken en een mantel ook van rood katoen. Als je dan een witte kabaai en een laken als rok aandoet, met een sjerp om je lijf en een valschen baard, zal je er volmaakt goed uitzien. Gelukkig, dat ik al de presen tjes voor de kinderen, die ik uit Holland meenam nog niet gaf. We kunnen er meer genoegen van hebben.' Maar daar er gestrooid moest worden, gin gen wij dien morgen toch nog met een huur wagen uit. Wij vonden bij Leroux en Cava- dino alles even duur. De hollandsche gewo ne pepernoten en moppen, die in glazen stopflesschen uit Holland waren gekomen, kostten ons evenveel guldens als daar stui vers. De ulevellen en suikerboonen even eens; zoodat we met heel wat lichter beurs terug kwamen, dan wij gegaan waren. De avond brak eindelijk aan. Wie de meeste verwachting daarvan had, de kinderen of ik, weet ik niet. Maar 't kwam mij toch zoo on eigenaardig voor, die groote open galerijen, de lauwe drukkende warmte buiten. Geen vroolijk vuur, ai was er verlichting genoeg door de vele schitterende gasvlammen, die in de wit marmeren voorgalerij en in de bin- nengalerij waren ontstoken. Mijnheer en me vrouw Varens zaten elk in een schommel stoel in de voorgalerij en mevrouw lachte mij uit om mijn animo bij dat kinderspel en noemde mij gila-gila. Maar ik liet haar vrij lachen en bleef bij de kinderen. Daar kwam Sint Nicolaas op een heusch paard het hek inrijden, gevolgd door zijn zwarten knecht, naar wien we niet lang hadden te zoeken gehad, daar hij in natura op het erf zelf was te vinden geweest in den persoon van den afrikaanschen man door, die dolle pret in de heele geschiedenis had en met zijn grooten toedoeng (chinee- schen hoed) en de sapoe lidi er zoo afschu welijk uitzag, dat hij mij, laat staan de kinde ren, naar bed zou jagen. Maar toen Sinter klaas, die was afgestegen, na de gebruike lijke vragen, in zijn zak tastte en aan 't strooien ging, was 't een pret en gejuich zonder eind, een gekrioel en gerol en ge- kruip over de gladde rothan matten der binnengalerij, dat ik mij bijna voor een oogenblik in Holland waande en zag, dat alle kinderen, 't zij in Oost of West, toch de zelfde zijn. Althans in sommige opzichten. En na mij hadden de inlandsche bedien den, die in de achtergalerij verzameld waren en stonden te grinniken bij dit hun onge woon tafreel, er zeker 't meeste pret van. Maar aan al dat gejuich kwam een einde, toen mevrouw Varens riep: 'Soedah, kinde ren, nu naar bed!' Mevrouw hield niet van luidruchtigheid. In dische moeders, die nooit hebben geweten wat een kinderkamer is, wier kinderen nooit stoeien dan achter op het erf bij de bedien denkamers, zijn aan dat woelig leven in haar onmiddellijke nabijheid niet gewoon en kunnen er ook niet tegen. 'Als je nu nog wat wilt gaan nontong, Marie,' zei mevrouw Varens, 'wij gaan.' En daar men in Indië zich den vijfden December niet hoeft in te pakken om eens winkels te gaan zien, zooals ten onzent, trok ik mijn witte handschoenen aan, sloeg de kanten sjawl om mijn luchtig kleedje en wij stapten in den open vis a vis die gereed stond. Wei nige oogenblikken later reden wij weg naar de Bazaar, het middelpunt waar alle "chic" zich op Sint Nikolaas concentreert. 't Was er waarlijk prachtig! Het voorste ge deelte was voor stoffen en modeartikelen, het achterste gedeelte echter, eene groote zaal, voor luxe-artikelen en speelgoed in gericht. Wij konden haast niets zien en ons niet verroeren, zoo vol was het er. De meeste dames waren in groot toilet of hadden althans veel toilet gemaakt, daar het dien dag tot nog toe droog was gebleven. Wij raakten zoetjes aan van onzen gastheer en zijn vrouw af. Maar ik zag mijnheer Va rens toch met een ander heer druk aan 't discussieeren over brieven, die zij met de mail ontvangen hadden, en mevrouw praatte met andere dames. Precieus en moois was er genoeg bij die uitstalling. Mar toen ik naar eenige stukken speelgoed vroeg en de ongehoorde prijzen hoorde, die deze dingen daar kostten, zonk mij de moed in de schoenen en dacht ik met weemoed aan mijn laatsten St. Nicolaas thuis, toen wij met zoo weinig kosten zoo veel aardigs verzonnen hadden. Kleine plagerijen, piquanterieën, insinuaties, waar voor men met een paar gulden al heel ver kwam. En hier? Ik zag met de grootste ver bazing jonge officiers en ambtenaarsvrou wen luxe-artikelen koopen, daar ik niet eens naar durfde vragen. Trouwens, zij vroegen er ook niet naar, althans niet naar den prijs, en kochten 't maar. Après nous Ie délugel En al meer en meer nam het gedrang toe, al meer en meer verlangde ik naar frissche lucht of een huiselijken St. Nicolaas. Daar weten de indische families op Batavia echter niet van af. Voor hen bestaat die avond in een bezoek aan de Bazaar en Cavadino. 'Ajo!" riep mevrouw haar echtvriend toe, 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 8