KL AT EN
(Herinneringen uit mijn jeugd)
Tussen de steden Soerakarta en Djoc-
jakarta, hoofdplaatsen van de gelijkna
mige zg. Vorstenlanden ligt Klaten. Hier
woonde vroeger in een bescheiden
huisje aan de Djalan Blateran onze
oma.
Tegenover haar huis was een grote
aloon-aloon, begrensd door de postweg
Djocja-Solo en fort Engelenburg met
brede gracht, terwijl de twee andere
zijden beplant waren met regenbomen.
In oma's tuin stonden mangga's, djam-
boe's, een eenzame klapper, een rijtje
moerbeien, maar best of all was de
djeroek-bali. De vruchten die deze bo
men voortbrachten waren alleen en
uitsluitend bestemd voor de tjoetjoeks
uit het verre Soerabaja als die met
vacantie kwamen. Die tjoetjoeks waren
mijn beide zusjes, broertje en ik.
O ja, in een hoek van de tuin was de
badkamer met er naast een ontzettend
diepe put. U weet wel, zo'n prachtige
soemoer waaruit je water haalde met
een hevig lekkende oude emmer, be
vestigd aan een lang touw, dat op zijn
beurt vast zat aan een dikke, sterke
bamboe met aan de andere kant een
mandje met bakstenen als kontra-ge-
wicht. Het geheel met tali doek gebon
den aan eerder genoemde djeroek-bali
"Ajo Gerrit, je bent zo sterk. Vul de
mandibak even". En Gerrit, hoewel hij
zich zwaar genomen voelde vanwege
het "even", was aan de andere kant
zo gevleid met de kwalificatie "sterk",
dat hij ijverig aan het nimbo sloeg.
Krakend en piepend, botsend tegen de
putwanden ging de emmer omlaag, liep
door de vele lekken subiet vol, trekken,
trekken, snel ophalen, het water
stroomde ondertussen even hard weg
als het erin gekomen was, enfin een
pietseltje restant ging in de bak. Als je
nou maar lang genoeg bezig bleef,
kwam deze heus wel vol.
Met de vacantie, meestal in de maand
november, gingen wij naar oma. De
"snel" bracht ons eerst van Soerabaja-
kota naar Solo. Hier stapten we uit en
reden per andong naar Poerwosari,
waar we met een sepoor kloetoek ver
der gingen naar Klaten. De loc van dit
treintje of stoomtram zag er ongeveer
zo uit als de 19de eeuwse Western
machines die je wel eens in cowboy
films ziet. Compleet met bel en git
zwarte smook brakende schoorsteen.
Alleen de machinist was niet gewapend
met een Colt Frontier of Winchester
seventy three om zich eventuele rood
huiden van het lijf te pillen.
Desalniettemin moest behoorlijk wor
den uitgekeken, want er dreigden voor
hem andere, eveneens dodelijke, geva
ren, nl. de op de baan pittende kam-
bings en sapi's Hier moest natuurlijk
voor gestopt worden als hevig bellen
en fluiten niet hielp. Stel je voor dat
bij een tabrakan de trein met inhoud
in een slokan terecht zou komen! Warm
dat het was! Warm! En benauwd van
wege het rond dwarrelende stof. De
trein stopte ook bij zulke verrukkelijke
plaatsen met goed klinkende Javaanse
namen als Troetjoek, Gawok, Tjepper
en Delanggoe, maar eindelijk, eindelijk:
Klaten. Twee andongs brachten ons bij
oma, die al wachtte met een paar enor
me glazen koele klapa kopjor. 's Mid
dags aten we blanc manger of smeer-
prop!
Klaten. We mochten er heel graag zijn.
Je kon fijne trips maken, bv. naar de
ommuurde en behoorlijk afgesloten
badplaats Geneng. De sleutel om erin
te komen moest gehaald worden bij de
administrateur van de tabaksonderne-
Ji.
Gezellige drukte op de aloon-aloon van Solo tijdens een sekaten
26
ming Gajamprit. Vroeger was hier baas
'n oom van ons, Harry Legrand. Hij was
gehuwd met een van oma's zusters.
Ook fietste je wel op je dooje eentje
en Hima naar Jogja. Bij Prambanan
stapte je af om de tempel te bekijken
en een praatje te maken met de oude
djaga. Die kon zo mooi vertellen van
knappe prinsen, nog knappere prinses
sen en machtige vorsten uit lang ver
vlogen tijden. In Jogja bezocht je een
vriendje, maar uiteindelijk kwam je
toch terecht op de pasar om er te smik
kelen van typisch Jogjase heerlijkhe
den. Je kon vanuit Klaten ook de ande
re kant op en dan kwam je in Solo
terecht. Meteen naar Djiran om iets
kouds te drinken. Mijn beide lieve ou
ders zijn in de Vorstenlanden geboren,
vader in Jogja, moeder in Masaran Ki-
doel, vandaar dat ik naast Soerabaja
voor deze landen een zwak plekje heb.
In Klaten was ik heel vaak 's morgens
om een uur of tien op het stations
emplacement te vinden, om de snel
trein Soerabaja-Bandoeng voorbij te
zien denderen. Dat vond ik altijd zo'n
imposant gezicht, dat ik dit niet wilde
missen. Ik hou niet van electrische
treinen. Ze kunnen voor mijn part erg
efficient zijn en zo, maar ik vind ze te
glad, gluiperig, koud, maar bovenal ge
speend van elke romantiek. Je schar
relde maar een beetje rond op dat
stille en verlaten emplacement, totdat
iemand op het perron schreeuwde
AWAS, AWAS en hiermee de nadering
van de trein aankondigde. Even later
was het zover. Met ontzag keek je naar
het aanstormende, zwarte, dreigende
monstermet voorop de geweldige
schijnwerper en daar achter de korte,
stompe schoorsteen... de lange, slanke
locals razend wentelende drijf-
wielenvoor-en achterwaarts blik
semende zuigerstangenontsnap
pende sissende stoomin een wolk
van stof en geweld daverde de Winter-
thur 1D D voorbij. Je moest je schrap
zetten om niet door de luchtdruk mee
gezogen te worden.
Ik herinner het mij nog goed. Op de loc
stond een sympathieke, jonge Indische
machinist met zwarte roetvegen op z'n
gezicht. De linkerhand hoog aan de
sirene-handle, shirt van voren open,
wapperende haren, het bovenlichaam
half naar buiten gebogen om beter te
kunnen zienzien wat daar verder
op de baan gebeurdedit was een
emplacementdie razende machine
is de baan veiligEen toon
beeld van oplettendheid en plichtsbe
trachting, deze kerel, die gewend was
met vuur en staal om te gaan. In een
flits zag hij mij en beantwoordde la
chend mijn wuiven. Hij had spierwitte
tanden. Ah, dat was vroeger mijn djago.
De dag was goed, als ik hem en zijn
snelle Sba-Bdg machine had gezien.
Nog even hoorde je het snel wegster
vende klik-klik, klik-klik van wielen o-
ver rail overgangenhet laatste rij
tuig, een restauratie wagen met op het
achterbalkon een djongos die met een