BIJ DE VOORPLAAT
"Er bestaan geen zorgen meer...."
<2)e minerale ruót der firmamenten
Ook wie het voorrecht heejt gemist, het berglandschap op onze voor
pagina eigener oog te aanschouwen kent het van de duizenden
afbeeldingen die van dit majestueuze schouwspel in de loop der jaren
in tijdschrift en boek zijn verschenen: de Zandzee met Bromo en Batok,
begrensd door de Ider-lder met op de achtergrond die reus onder de
reuzen de Smeroe, hoogste berg van Java. In Oost-Java, ruwweg een
honderd kilometer zuid van Surabaya. In de overvloed van bergen-
weelde van dat heerlijke land het meest grootse, in al zijn grimmigheid.
Ofschoon een orang Betawi in hart en nieren heb ik vaak mijn vacantie
in het gebied van Tengger en Smeroe doorgebracht: het oefende een
onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit.
In de onmiddellijke omgeving van Djakarta bieden de Gedeh en de
Salak voor bergsportliefhebbers toch ook al een overvloed van aan
trekkelijkheden. Toch trok mijn hart altijd weer naar dat machtige
complex in het oosten. De foto is kennelijk genomen van de G.
Penandjakan, in het noorden van de ringwal die de Zandzee omsluit.
Gemakkelijker was de toegang tot de Zandzee via de Munggal-pas in
het westelijk deel van de ringwal en zonder veel klimmen bereikbaar
vanuit Tosari en Nongkodjadjar.
Door de Zandzee of via de ringwal bereikte men de pas in het
zuidelijk deel die leidde naar de hoogvlakte waar vader Gisius (zaliger
gedachtenis) resideerde: de Smeroehoeve, bekend bij ieder die de
stoute schoenen aantrok en een poging waagde de Smeroe - 3600 m.
hoog - te bedwingen. Een niet geringe opgave: tot aan de voet van de
askegel op 3000 m een forse bergwandeling, maar daarnaHet waren
de laatste zeshonderd meter die menig onvoldoende voorbereide toerist
de das omdeden.
Een prachtige foto van een prachtig landschap en een herinnering aan
de vreugde en voldoening die bergtochten op Java boden - en wellicht
nog zouden bieden wanneer zich daar weer een organisatie als de
voormalige Nederlands-Indische vereniging voor bergsport er zich achter
zette. Want de fraaiste juwelen van het Javaanse landschap zijn ver
borgen in de diepste binnenlanden, op de hoogste toppen. Hun verruk
kingen zijn in enthousiaste, ja, geexalteerde bewoordingen beschreven
in de inleiding tot de Gids voor bergtochten op Java (1930) samen
gesteld door de vulcanoloog dr. Chr. J. Stehn. De schrijver is niemand
minder dan C. O. van der Plas, befaamd bergbeklimmer en niet minder
befaamd bestuursambtenaar. Ik wil U dit citaat niet onthouden.
Hij schreef:
"Het boek van Dr. Stehn zegt u, lezer, hoe gij de voornaamste
bergen van Java kunt beklimmen. Het zegt dit zakelijk en sober.
Maar weet gij, wat het zeggen wil, indien gij uit de heete, voch
tige kustvlakte stijgt de koelte tegemoet? Hoe het vermoeiende
witte licht der vlakte al klaarder wordt, schaduwen gaan donke
ren en op de bladeren steeds helderder glans komt schitteren?
Tot eindelijk gij gaat door stralend lentelicht, hartverrukkend
reeds in het Vaderland en in Europa's bergen, maar honderd
voudig hier, waar het u zo lang onthouden, de overgang zo snel
is. De koelte in den vroegen morgen tot striemende koude toe,
de lichte droge lucht. Stijgend naar Java's toppen beseft gij
eerst, welk een last beneden loodzwaar op u heeft gerust. Want
geleidelijk valt die van u af, tot gij eindelijk zelfs de herinnering
daaraan verliest. Er bestaan geen zorgen meer, de heugenis van
tobben is voorbij, het leven is licht en zonnig, alles kunt gij
Nergens zo als op Java's hoge toppen voelt gij hoe klein de
mens is en hoe onmetelijk wijd de mensenziel!
Amen! J.H.R.
Negen van de tien beschouwers van foto's als deze zullen de bekende
woorden prevelen: "Ueber allen Gipfeln ist Ruh", maar heel weinigen
weten in welk verband deze woorden uitgesproken zijn en door wie.
Het "door wie" zijn we blijvend vergeten en wie onze herinnering
wil opfrissen, is zeer welkom.
Het was Herman Bongers (die ons deze foto opstuurde naar een
opname die hij zelf in de dertiger jaren "schoot") die ruimer wist
te citeren:
Ueber allen Gipfeln ist Ruh'
In allen Gipfeln spürest du
Kaum einen Hauch.
Die Vöglein schweigen im Walde,
Warte nur, balde
Rubest du auch.
Boven alle toppen heerst rust.
In alle toppen bespeur je
Nauwelijks een zuchtje.
De vogels zwijgen in 't woud.
Wacht maar, spoedig
Rust je ook.
Ook al komen we allemaal uit Indiê, bergklimmen hebben we erg
weinig gedaan - daarom plaatsen we ook met vreugde de persoonlijke
herinneringen aan deze berg van Jan Ritman - maar herinneringenaan
"ergens hoog in de goenoengj' hebben we allemaal tóch wel, en deze
herinneringen van sereniteit vergeten we nooit.
Toch zijn de dichtregels minder geassocieerd met wérkelijke bergtoppen
als wel de "geestelijke bergtoppen" waarnaar wij stijgen bij het ouder
worden. En wij langzaam maar onvermijdelijk uitgroeien boven zovele
menselijke beslommeringen als menselijke twisten, politieke en reli
gieuze onverdraaglijkheden, racisme, rancune, haat, angst, hebzucht,
eerzucht, egoismeal die „zuchten" en „ismen" die ons in het hele
leven bezig houden, boeien en vaak achtervolgen, maar óók ons leven
onrustig maken en ontevreden.
Is het immers niet zo dat wij NU al vaak beu, misselijk, ziek, zijn van
die schijnbaar nooit aflatende verstoringen van de genietbaarheden van
het leven door mensen die het alsmaar genietbaarDER willen maken
en daardoor eindeloos bezig zijn met kwaadspreken, kivaadwillen,
veroordelen, straffen, corrigeren, terwijl zoveel verkeerds al uit zichzelf
zou verdwijnen als we ons er niet mee zouden bemoeien? Het kwaad
VAN ONSZELF is kwader dan het kwaad dat wij elders waarnemen.
En men ziet dat helaas nooit in; het is EEN CONDITIE VAN HET
BESTAAN.
Alleen hij die boven alle menselijke bemoeisels UITSTIJGT wint een
soort wijsheid en onberoerdheid voor kleinere menselijke emoties, die
wij allen voelen als het hoogst begeerde eindpunt van elk welbesteed
en diep doorleefd leven, waarbij men zijn angsten en smarten ook
heeft leren te overwinnen en a.h.w. even onaanraakbaar en sereen
boven het alledaagse leven staat als gindse bergtop.
Ja, een eenzaamheid en immobiliteit bereikt wordt als in het Voor
portaal van de Eeuwigheid, waarin ons de minerale rust der firma
menten deelachtig wordt - dat is de laatste, kalme stap van het leven:
de terugkeer tot stof.
Dit lijken mooie, wijze woorden, maar echt, het zijn UW gedachten,
want U bent net als ik uit het Land der Bergen. En deze woorden
kennen wij als werkelijkheids-herinneringen: de fijne fluisteringen
van de bergtjemara's waarin allengs steeds duidelijker bekende woorden
herkenbaar worden, een refrein uit een kinder-liedertijd:
De frontpagina van dit Kerstnummer werd door
Dr. H. Bongers indertijd in Indië gemaakt en aan
Tong Tong beschikbaar gesteld.
Naar Uw bergen keer ik weer,
Naar Uw bergen keer ik weer.
T.R.
3