Afschrijvers, saluut! D./ Soerpanaka had hier wel oren naar, maar Laksmana zei, dat hij slechts Rama's slaaf was en ze wilde toch zeker met de vrouw van een slaaf worden Ze moest het nog maar eens bij Rama proberen. Die zou zeker wel bezwijken voor haar onvergelijkelijke schoonheid en de lelijke Sita verstoten. Soerpanaka, die nu begreep dat zij voor de gek gehouden werd, vloog op Sita af om haar te verslinden. Maar Laksmana sloeg haar neus en oren af en gillend snelde Soerpanaka het bos in. Ze vloog regelrecht naar Rawana en vertelde hem dat er drie menselijke indringers in het Dandakawoud waren, die haar beledigd en verminkt hadden en zei eiste van Rawana dat hij haar zou wreken. Rawana was daartoe bereid, doch werd gewaarschuwd, door zijn vriend Maricha, dat een strijd tegen Rama het begin van het einde zou zijn en hij vertelde hem dat Rama hem een keer de zee in geschoten had. Soerpanaka drong echter zeer bij Rawana aan en zei dat hij, die de schone Sita bezat, heerser over de hele wereld zou worden. Dit argument woog zo zwaar bij Rawana, dat hij tegen Maricha zei: "Ik ga die Sita roven. En daar moet jij mij bij helpen. Jij moet je veranderen in een mooi gouden hert en Rama en Laksana weglokken; dan kan ik met Sita doen wat ik wil." Maricha voelde er niets voor, maar Rawana eiste gehoorzaamheid, dus veranderde Maricha zich in een mooi gouden hert met edelstenen in zijn horens, begaf zich naar de hut en begon voor Sita heen en weer te springen. Sita raakte onmiddellijk onder de bekoring van zoveel schoons en riep Rama en Laksmana erbij en vroeg hun, dat mooie hertje voor haar te vangen. "Laat je niet beetnemenzei Laksmana. Er bestaan in het bos geen gouden herten die schitteren met edelstenen. Dat is geen hert, maar dat is een boze demon. Dat is een reus in hertengedaante. Geloof je ogen niet, Sita. Sita, geheel onder bekoring van het mooie hertje, en beto verd door de reus, wilde niet naar de verstandige woorden van Laksmana luisteren en riep maar steeds om dat mooie diertje. Levend of dood wilde ze het hebben. Toen beval Rama Laksmana bij Sita te blijven, en ging het dier achterna. Maar hij werd door Maricha hoe langer hoe verder van Laksmana en Sita weggelokt. Telkens als hij het dier wilde grijpen, snelde het verder het bos in. Eindelijk nam Rama een pijl en schoot het dood. Maricha, die nu dodelijk ge troffen was, riep stervende, terwijl hij de stem van Rama nabootste: "Laksmana! Help! Help!" Deze stem, klaaglijk als van iemand in doodsnood, drong tot Sita door en ze zei: "Vlug. Laksmana, vlug, ga hem helpen! Hij moet in doodsgevaar zijn!" "Geen nood!' zei Laksmana. "Rama is sterk; en nooit in gevaar. Hij kan iedere vijand aan. Dit is een truc van de een of andere demon. En, je hebt zelf gehoord dat ik je niet alleen mag laten. Hij' komt gauw genoeg weer terug: veilig en wel." Maar alweer wilde Sita niet naar goede, wijze woorden luisteren. Ze overlaadde Laksmana met de bitterste verwijten: "Hoe kan je hier blijven, als Rama je roept? Wil je wel dat hij sterft? En wil je soms met mij trouwen als hij dood is? Ga hem dadelijk helpen!" Laksmana was zeer gegriefd door haar woorden, en de Goden biddende haar te beschermen, verliet hij haar in de richting vanwaar het geluid gekomen was. Toen hij Rama tegenkwam, was deze zo gezond als een vis en erg boos, dat Laksmana Sita alleen gelaten had. Hij had zich van haar woorden niets moeten aantrekken. Er was echter niets meer aan te doen. Gauw terugkeren was het enige. Sita had spoedig spijt dat ze Laksmana had weggezonden, want nauwelijks was hij weg of Rawana vertoonde zich, in de gedaante van een kluizenaar. Hij gaf haar bloemen en vroeg haar te drinken. Angstig keek Sita rond of ze Laks mana niet ergens ontdekte, maar die had ze nu eenmaal weggestuurd. Omdat ze tegen haar gast - want ze wist niet wie het was - niet onbeleefd wilde zijn, begon ze te vertellen wie ze waren en wat ze deden, en ze vroeg de eerwaarde kluizenaar te rus ten en te wachten tot haar 'man en zijn broer teruggekomen waren. Toen vertelde de kluizenaar dat hij de gevreesde reus Rawana was, de tienhoofdige heerser van Lanka, en dat hij haar mee wilde nemen naar zijn paleis, waar ze zijn Koningin zou zijn: de mooiste van al zijn vrouwen. Woedend keek de beledigde Sita hem aan. "Dat kost U het leven!" sprak ze. "Wie Rama's gemalin een dergelijke belediging aandoet, zal niet ongestraft blijven. Ik waarschuw U, laat mij in vrede en ga heen Toen nam Rawana zijn verschrikkelijke reuzengedaante aan, ereep haar beet en verhief zich in zijn hemelwagen in de lucht. Maar daar kwam Jatayoe, de koning der gieren, aanvliegen. Hij was een vriend van Rama's vader geweest en kende Rama heel 'goed. Hij viel Rawana aan en lang duurde het gevecht. Rawana's wagen werd vernield, maar Jatayoe werd verslagen. Stervend viel hij ter aarde. Terwijl zij werd weggevoerd, reikte Sita aan Jatayoe haar ring over in de hoop dat hij die aan Rama zou kunnen geven en dat Rama aldus haar spoor zou vinden. (wordt vervolgd) Tot onze grote spijt zijn wij genoodzaakt het verhaal hier af te breken in verband met de in dit Kerstnummer op te nemen hoeveelheid speciale copie - Red. Alle foto's van tempel-reliefs bij dit nummer werden afgestaan door het Kon. Inst. v.d. Tropen. De opnamen werden gemaakt door H. Bongers. In de maand november kwamen ruim 200 afschrijvingen van ons blad binnen, ook van sobats die we al heel erg lang als abonnee hadden. We begrijpen dat voor hen het afscheid van onze lezerskring "berat" moet zijn. Laat ons op deze plaats getuigen dat dit ook voor óns geldt. Want onze Tong Tong Kring is v^e' en veel meer dan "een periodiek met betalende abonnees" zoals er zovele zijn. Onze lezers zijn betoel onze sobats! We begrijpen dat er voor ieder mens en in iedere zaak bij elke leeftijd érgens een "genoeg is genoeg"komt.. Voor velen onzer geldt dat uiteindelijk ook voor Tong Tong. Daarbij beseffen wij dat ook al is het abonnee-schap voorbij, de vriendschap blijven zal, omdat wij blijven behoren tot één grote Familiy of Life waarvan wij "adiks" blijven! Ook al gaan ze van ons weg tegen wil en dank, zoals ook wijzelf weggingen van Indië, omdat het "zo zijn moest". Wegbrengen, zo beseffen wij bij het ouder worden steeds dieper, behoort bij het leven, zelfs al houdt dit soms in: „partir e est mourir un peul" We blijven ze nog lang na groeten, zoals we toen froeher deden als we goede sobats wegbrachten naar Priok. "Kipas lenso putih", weet je nog? En we groeten net als vroeger kort, zonder sentiment en kordaat: "Saluut, lui, saluut!" Redactie Tong Tong BLADVULLING Een adelaar vangt geen muggen - La tijns spreekwoord Die man moet wel een grote domoor zijn: hij weet een antwoord op alles, wat men hem vraagt - Voltaire De arbeid heeft bittere wortels, maar zoete vruchten - oud spreekwoord. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 8