Het Ramayana (slot) Links: jatayoe (die hier springlevend is, omdat de beeldhouwer hem niet graag stervende ajbeeldde) geeft Kama de ring die Sita hem gegeven heeft. Rama is wanhopig, Laksmana probeert hem moed in te spreken. Rechts: Rama doodt Kabanda, de hemeling wiens hoofd door Indra in zijn huik was geslagen. De beeldhouwer, heeft hem om esthetische redenen ook nog een hoofd op de normale plaats gegeven. Naverteld door Dr. H. Bongers KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Rama en zijn broer Laksmana zijn verbannen uit het ko ninkrijk Ayodia in India, waar hun vader, Dasaratha koning is, en hehben zich als kluizenaars teruggetrokken in het woud. Op een kwade dag wordt Sita, Rama's gemalin, door Rawana, de reuzenkoning van Lanka (Ceylon) ontvoerd, jatayoe, de koning der gieren valt Rawana aan, wordt verslagen maar Sita reikt hem haar ring over in de hoop dat jatayoe die aan Rama zal kunnen geven zodat Rama zo haar spoor zal kunnen vinden. Nu vloog Rawana verder, en toen ze, ver over zee, op het eiland Lanka waren aangeland, sloot Rawana haar op. Toen Rama en Laksmana bij de hut terugkwamen, en Sita niet vonden, zochten zij haar overal en vonden haar niet. Zij vonden alleen Jatayoe, die hun stervende vertelde wat er gebeurd was. Hij gaf Rama Sita's ring, ten teken dat hij de waarheid sprak, en gaf kort daarop de geest. Rama en Lasmana vertrokken nu naar het zuiden, want Jatayoe had hun gezegd dat Rawana in zuidelijke richting met Sita was weggevlogen. Spoedig werd hun de weg versperd door Kabanda, een ge drocht, een demon zonder hoofd. Zijn hoefd was hem door Rama schiet door zeven palmbomen om Soegriwa zijn kracht te bewijzen. Indra in de buik geslagen. Deze Kabanda was een hemeling die door Indra gestraft was. Hij moest met zijn hoofd in zijn buik blijven lopen tot hij door Rama bevrijd zou worden. Hij versperde het tweetal de weg en Rama schoot hem dood. De hemeling steeg bevrijd ten hemel, nadat hij Rama en Laksmana de raad gegeven had steeds naar het zuiden te trekken, tot zij op een berg vijf apen zouden vinden. Met deze apen moest Rama vriendschap sluiten. De twee broers trokken nu verder tot zij tenslotte een grote aap tegenkwamen, die hun vroeg wat ze in het bos deden. Rama vertelde hem wie hij was, hoe hij verbannen was en hoe hij met Lasmana op zoek was naar de geroofde Sita. Deze aap, Hanuman geheten, woonde in een spelonk op een berg, met Sugriwa, koning der apen, die uit zijn rijk ver dreven was door zijn broer Wali, die thans koning der apen was. Hij bracht de twee broers bij Sugriwa, die hen welkom heette. "Ik ben ook verbannen," zei Sugriwa, "en ik ben ook mijn vrouw kwijt: die is mij door mijn broer Wali afgeroofd. Wij zijn broeders in ons verdriet. Als jij mij helpt weer koning van mijn rijk te worden, dan zal ik jou helpen Sita terug te vinden. Rama stemde hier in toe. Nadat Rama aan Sugriwa een bewijs van zijn grote kracht had gegeven door met één pijl zeven op een rij staande palm bomen te doorboren, trokken ze naar Kiskinda, de hoofd stad van het apenrijk. Bij de poort daagde Sugriwa zijn broer Wali uit tot een tweegevecht. Het eerste gevecht bleef echter 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 14