De dam naar Langka wordt gebouwd. Rechts de zeemonsters die de stenen opslokken.
zou gaan, plaatste hij onder leiding van Hanuman.
Toen Hanuman aan het zuiderstrand kwam liet hij daar zijn
leger achter, en nam zelf een reuzensprong, tot hij op het
eiland Lanka belandde. Hier begon hij zijn speurtocht naar
Sita en kwam uiteindelijk in een bosje, waar hij Sita vond,
die - bewaakt door reuzinnen - om Rama zat te treuren.
Hanuman klom eerst in een boom, en begon zacht te zingen.
Hij zong de geschiedenis van Rama en hoe ongelukkig Rama
was omdat hij Sita kwijt was. De drie bewakende reuzinnen,
die Sita welgezind waren, merkten hem op en maakten Sita
op hem attent. Hierop riep Sita de aap naar beneden. Hanu
man overhandigde haar Rama's ring, ten bewijze dat hij
werkelijk een afgezant was van Rama, en vertelde haar, dat
haar gemaal spoedig zou komen om haar te verlossen.
Toen gaf Sita Hanuman een prachtige edelsteen, die zij van
Rama had gekregen en die zij in haar kleed verborgen had
gehouden. Dit zou voor Rama een bewijs zijn dat Hanuman
haar werkelijk gevonden had en ze verzocht Hanuman, Rama
tot spoed aan te sporen.
Hanuman verliet daarop het Asoka-bosje en lokte een strijd
met de reuzen uit, die hem vingen en zijn staart in katoenen
lappen wikkelden om die in olie te drenken en in brand te
steken. Hanuman rukte zich echter los toen zijn staart begon
te branden en terwijl de god van het vuur er voor zorgde
dat zijn staart geen pijn deed, sprong Hanuman van huis
tot huis, van het ene paleis naar het andere en stak ze allemaal
met zijn staart in brand.
Toen hij er genoeg van had, sprong hij naar het strand,
doofde zijn staart in het zeewater en sprong terug naar de
kust van het vasteland, waar zijn soldaten nog steeds op
hem zaten te wachten.
Toen Hanuman bij Rama en Sugriwa teruggekomen was,
rustte Sugriw.a een groot leger uit en trok naar de zuidkust.
Daar aangekomen stonden zij voor het probleem hoe ze met
hun hele leger naar Lanka konden komen. Hanuman had
kunnen springen, omdat hij de zoon van Djambawan de
windgod, was, maar de andere apen zouden op een andere
manier de zee moeten oversteken.
Toen smeekte Rama de zeegod te verschijnen om hem raad te
geven, maar na een gebed van drie dagen was de zeegod nog
niet verschenen. Rama werd boos, nam zijn boog en dreigde
hem zijn hele zee droog te schieten. De zeegod, beangst voor
dit dreigement, verscheen en gaf Rama de raad een dam te
bouwen van Lanka (Ceylon) naar het vasteland.
Alle apen begonnen nu rotsblokken aan te dragen om de
dam te bouwen, terwijl vissen en zeemonsters probeerden
dit te verhinderen.
Maar het werk kwam klaar en toen de dam gereed was, trok
ken de apen er overheen en omsingelden Rawana's stad. Ra-
wana trok dadelijk met een grote troep reuzen de stad uit en
spoedig was het gevecht in volle gang.
De strijd woedde hevig met wisselend succes. Ik kan U er
slechts twee dingen van vertellen:
Een van Rawana's broers, Koembakarna, die het grootste
deel van het jaar sliep, werd gewekt door hem met schelpen
in zijn oren te toeteren en hem met olifanten aan zijn haar
te trekken. Hij moest Rawana helpen, doch sneuvelde in een
strijd met Laksmana.
Het tweede dat ik U vertellen zal is dat Rawana's zoon In-
drajit, die een groot tovenaar was, met onzichtbare pijlen,
die in giftige slangen veranderden, op een gegeven moment
een groot aantal van de aanvoerders van het apenleger, waar
onder ook Rama, Laksmana en Sugriwa, gedood had. Hanu
man vloog toen als de wind naar het Himalayagebergte,
waar, op de top van de berg Kailasan, vier bijzonder goede
geneesmiddelen groeiden. Maar hoe Hanuman ook zocht,
hij kon ze niet vinden. Woedend trok hij de berg van zijn
voet, voerde hem mee door de lucht en toen hij Lanka be-
Links: Rawana in het heetst van de strijd.
Rechts: Koembakarna, de reuzenslaper, wordt gewekt door met paarden zijn buik te bestormen (links), hem met takken te porren (o.a. in zijn
neus), hem met schelp-horens in zijn oren te toeteren, en hem met olifanten aan de haren te trekken (rechts).
16